Wat was het leven toen nog makkelijk. Spelen, taal en rekenen, spelen, knutselen en tekenen, en vooral spelen: de basisschool. Al moet ik bekennen dat ik toen al in paniek raakte over de kleinste dingen (‘Mama, ik moet morgen een indianenpak hebben en die heb ik niet en iedereen heeft die wel en en en!’).
Op de basisschool vond ik bijna iedereen wel aardig. Ruzie? Ik wist niet wat dat was. Ik speelde spelletjes zoals vader en moedertje, tien tellen in de rimboe en verstoppertje. Mijn beste vriendin en ik hadden vriendschapkettingen. Zij het ene stuk van het hartje, ik het andere.
Op de basisschool vond ik mensen van twintig héél oud, nu ben ik zelf twintig. We zongen liedjes in de klas, gingen scoubidouen (kennen jullie dat nog?) en elke maand was er wel een nieuw soort speelgoed wat je móest hebben (Furby, Pokémonkaartjes, een step) .
Op de basisschool bestond de grote, boze wereld nog niet.
Soms zou ik willen dat ik er weer op zat.