Archive for april 6th, 2013

april 6th, 2013

Laura’s liefdesletteren: vlokken in bed

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Het zonlicht spiekt door de gordijnen, valt precies in zijn ogen waardoor ze nog blauwer lijken. Ik kruip dichter tegen hem aan. Als ik mijn hand op zijn borst leg, voel ik zijn hart. Bonk bonk op het ritme van een liedje waarvan ik de naam niet meer weet. Een kusje net naast zijn oor. Een kusje in zijn nek. Een kusje op het puntje van zijn neus dat hem wakker maakt. Hij glimlacht. Sluit zijn ogen, doet ze open, knijpt ze weer dicht tegen het zonlicht.
‘Wat wil je op brood?’ vraag ik.
Hij kust me zachtjes mijn wang, alsof ik breekbaar ben en gooit het dekbed van zich af.
‘Ik ben zo terug, lieverd.’
Op de grond liggen zijn kledingstukken verspreid. Broek naast de lamp. Shirt op de stoel. De ring op het nachtkastje, blinkt in de zon. Ik sluit mijn ogen en doe ze pas open als hij zijn hand op mijn haar legt.
‘Eet smakelijk.’
Versgeperste jus d’orange, croissantjes en, dat heeft hij goed onthouden, boterhammen met vlokken. Op mijn manier gesneden. De helft valt eruit als ik ze oppak, maar dat is juist de bedoeling. De lekkerste vlokken zijn die zijn overgebleven op het bord. Ik kruip tegen hem aan, mijn hoofd tegen zijn schouder. Hij heeft drie moedervlekjes op zijn linkerschouder, dat heb ik gisteren geteld. Straks ga ik de moedervlekjes op zijn rug tellen.
Ik wil het glas net naast me neerzetten, als het getring begint. Een standaarddeuntje van de Nokia. Wanneer verandert hij dat nou?
‘Hallo schat. Ja, ik heb op kantoor ontbeten. Hoe laat heb je je afspraak bij de verloskundige? Oké, ik kom eraan.’
Snel, sneller, snelst. Het kost hem drie seconden om in zijn broek te komen, dat is een record. Het boord van zijn overhemd zit omhoog, ik wil het goed doen, maar hij laat me niet. Een vlugge kus op de mond.
‘Ik bel jou wel.’
De wind uit het open raam speelt met de verloren kruimels op mijn bord. Als ik ga verzitten, voel ik de vlokken die in mijn bed liggen. Zijn lege plek naast me is nog warm.
Maar ik heb het koud.