Het kattenvrouwtje van Oegstgeest

IMG-20130923-WA0001 (1)
Als u dit kattenvrouwtje ziet, wilt u dan onmiddellijk de politie van Oegstgeest bellen. Alvast hartelijk bedankt.

Er loopt een meisje rond in Oegstgeest. Klein, schattig en zenuwachtig om zich heen kijkend. Ze zoekt recht, ze zoekt links, onder, boven en gaat zelfs op haar hoofd staan.

Dit meisje is op zoek naar een kat.

Nee, niet omdat ze haar huisdier verloren is. Die heeft ze niet. En dat breekt haar hart. Eigenlijk is het een verslaving; als ze haar dagelijkse dosis katten niet heeft gehad, dan gaat ze trillen en soms valt ze zelfs flauw. Dus maakt ze Oegstgeest onveilig. Ze klakt met haar tong tegen haar gehemelte, roept ‘Poesje!’, denkt er zelfs over om kattensnoepjes te kopen.

Oh en als ze er dan één heeft gevonden, nou, dat wil je niet meemaken. Als een gek rent ze op het arme beest af, steekt haar hand uit, aait en begint als een malle te brabbelen: ‘Wie is er een lief poesje? Ja, jij bent een lief poesje. Ik ga je meenemen en dan blijf je voor altijd bij mij.’ Ze blijft maar aaien, uren achter elkaar, totdat de kat het zat is (vind je het gek?) en ervan door gaat. Nou, dat is nog wel het ergste moment. Het meisje gilt dan heel Oegstgeest bij elkaar, wat de katten alleen maar wegjaagt, en huilt onbedaarlijk. Kinderen liggen er wakker van, bejaarden horen de tv niet en scholieren komen niet meer aan leren toe.

Dus kwam er een plan. Heel Oegstgeest, behalve het kattenvrouwtje, verzamelde zich.
‘Misschien moeten we haar gewoon een kat geven,’ opperde de één.
‘Nee joh,’ zei de ander. ‘Dan wil ze er alleen maar meer. Het houdt niet op. Dat mens moet in rehab.’
Maar er is geen kattenvrouwtjesrehab in Oegstgeest. Gelukkig kwam een andere inwoner op een heel goed plan.
‘We schoppen haar gewoon eruit. Ze is feitelijk een crimineel, dus dat mag wel. Weg met het kattenvrouwtje!’
Heel het dorp schreeuwde mee, ‘Weg met het kattenvrouwtje!’, zodat het zelfs in Leiden te horen was.

Maar het kattenvrouwtje hoorde het niet. Die was bezig om een kat te aaien en daarbij wat te kirren. Ze had geen idee wat haar allemaal nog te wachten stond…

I speak very good English

Ik kan een aardig woordje Engels spreken en zelfs met een heus Brits accent. Ik heb namelijk na mijn eindexamen een paar weken een taalcursus in Bournemouth gedaan, waarbij ik C2 haalde (het hoogste niveau voor een not-native speaker). Niet arrogant bedoeld, maar ik spreek het beter dan de gemiddelde Nederlander (nu is dat niet zo moeilijk, maar toch).

Soms word ik aangesproken op straat. ‘Do you know where random place is?’ Dat weet ik. Ik weet het heel goed. Ik kan dat ook heel goed verwoorden. Maar niet op dat moment.
‘Ehhh yes, no, yes, no, yes. It is det wee, joe hef toe eh toe eh, yes, no, ai doont knoow.’
Ik klink als de gemiddelde Nederlander die denkt dat hij heel goed Engels kan spreken, maar niet eens weet hoe je het woord ’think’  uitspreekt (’tink’ denkt hij).

En dat is frustrerend. Want ik kan het heus wel. Ik heb alleen last van opstartproblemen. Ik kan heel goed Engels spreken. Behalve als het moet.

Een onmogelijke opgave

Vanuit Oegstgeest fiets ik naar station Leiden CS, wat al een gevaarlijke onderneming is met mijn rijstijl. Daar aangekomen, hijgend en al, want ik vertrek net iets te laat, ga ik op zoek naar een plek op mijn fiets te parkeren.

Een onmogelijke opgave.

U moet weten, Leiden dacht: jeetje, je fiets parkeren is zo moeilijk, laten we het nóg moeilijker maken! Dit heet het fiets fout, fiets weg-beleid. Je MOET je fiets in een rek zetten, anders halen de vervelende meneren van de fietsdienst hem weg en mag je hem ophalen van een industrieterrein in Friesland ofzo voor vijfentwintig euro. Daarnaast heb je natuurlijk ook de kans dat je fiets gestolen of in de gracht gegooid wordt.

Nou, zul je zeggen, dan zorgt de gemeente Leiden wel voor genoeg van die rekken. Nou nee hoor. Het is eigenlijk een soort van puzzeltocht: zoek het rek waar je fiets in past. Want dat is zo makkelijk niet. Er is geen plaats. En als er wel plaats is, dan heeft zo’n verdomde bakfiets of fiets met tassen TWEE rekken ingenomen. Uiteindelijk prop je hem er toch maar in, ook al gaat hij niet helemaal in het rek en dan is het maar hopen.

Elke maandag en dinsdag (dan heb ik namelijk college in Amsterdam) moet ik minimaal twee uur ervoor uittrekken om mijn fiets te parkeren bij het station. Dit is van de zotte.

Gelukkig heb ik de rest van de week om ervan bij te komen.

Zotte en zalige zoektermen (17)

laura ik ga je opvreten

Nou, als je echt honger hebt, kun je beter iemand anders opeten.

lief blauw verf

Blauwe verf is altijd lief.

ik hou van jou in alle talen

Oh… Ik houd alleen maar van jou in het Duits.

is smurfenijs gevaarlijk

Ja, als je er te veel van eet, word je zelf een smurf.

wintersnachten en meisjes gedachten

OH MIJN GOD, WAT IS HET KOUD.

herinner je oegstgeest

Oegstgeest? Nog nooit van gehoord.

vergeet mij niet notitieboek

Ik zal je niet vergeten, notitieboek.

hoevaak huilen vrouwen

Elke maand.

ik doe even een zwaai

Ok.

shoplog h&m juli 2013

Shit, die ben ik vergeten online te zetten.

lach om eigen grappen laura

Oké, dat zal ik in het vervolg doen.

Van denker tot denker: Denker des Vaderlands René Gude

Gude, René door Sarah Wong4 (2012)
Fotografe: Sarah Wong

Op een dag dacht ik: goh, ik ga eens De Wereld Draait Door terugkijken. Dat was een verstandige keuze, want daar was deze keer Denker des Vaderlands René Gude te gast. Hij vertelde zo interessant en bevlogen dat ik dacht: deze man moet ik interviewen. En dat interview was zo leuk dat ik dacht: weet je wat, ik maak een interviewserie met filosofen. En dat is hoe deze serie ‘Van denker tot denker’ tot stand is gekomen.

Denker des Vaderlands

Na een tocht met het pontje in Amsterdam, wat voelde als vakantie, en enig zoekwerk (ruimtelijk inzicht, wat is dat?) kwam ik terecht bij de woonboot van meneer Gude. We nestelden ons op het terras en met kwetterende vogeltjes als achtergrondmuziek begon René te vertellen. In mei volgde hij filosoof Hans Achterhuis op als Denker des Vaderlands. In veel interviews heeft René het erover wat hij anders doet dan zijn voorganger, maar ik vroeg wat hij juist zou blijven doen:
René: ‘Wat ik van Hans Achterhuis heel goed vind, is dat hij een onvoorstelbare kennis heeft van de politieke filosofie. Daarnaast heeft hij ook een heel praktische bewogenheid en spant zich in om de theorie werkelijk dienstbaar te maken aan de politieke praktijk van nu. Dat wil ik ook doen. Niet alleen maar aan de zijlijn blijven staan om na te denken, maar het resultaat van het nadenken weer terugploegen in de samenleving.’
Eén van de maatschappelijke kwesties waar onze Denker des Vaderlands zich momenteel mee bezig houdt, is de bezuinigingen op het leger. Wat hij daaraan interessant vindt, is dat er in deze tijd geen helder idee is over wat we met het leger moeten.
‘Tot en met de Koude Oorlog had het leger een heel heldere taak, dat was namelijk om de vijand – en dat was dan Rusland – tegen te houden op het moment dat die met honderden tanks deze kant op zou kunnen rijden en die moesten wij toch met staal op staal terug kunnen dringen. Maar inmiddels is die dreiging helemaal weggevallen. We hebben al vanaf 1945 geen oorlog meer op ons grondgebied gehad. Dat is een absurd lange tijd. En daarom zijn er in de tussentijd heel veel generaties gekomen die nog nooit oorlog op eigen grondgebied hebben meegemaakt en ook niet weten wat dat betekent. We hebben zelfs geen redenen om aan te nemen dat het voorlopig gaat optreden en hebben dus geen idee wat je met een leger moet. En als je geen helder idee hebt, kun je doorgaan met bezuinigen, bezuinigen, bezuinigen, allemaal ten gunste van onderwijs en zorg, waar ik ook erg voor ben, maar voor je het weet, is ons hele leger ontmanteld.’
De vraag is volgens René dan: passen we het leger aan aan nieuwe taken, die we dan eerst wel goed moeten verzinnen, of bezuinigen we het langzaam maar zeker helemaal weg? René ziet het als zijn taak om als Denker des Vaderlands te zorgen dat we het ene en het andere niet doen, voordat we er goed hebben over nagedacht, op een manier die leidt tot praktische, uitvoerbare opties voor zowel het Nederlandse leger als de politiek en de burger.

Denken

Een groot voorbeeld voor René is de – gelijknamige – filosoof René Descartes. Waar Descartes hem, en nu ons, op wees, is dat we gewend zijn om onszelf als fysieke personen in een fysieke wereld te zien. Maar het denken zelf verdient ook aandacht, omdat het niet alleen materiële dingen zijn die ons beïnvloeden en waar we indrukken van krijgen, maar ook bijvoorbeeld de namen van materiële dingen.
René: ‘Dus jij zegt dat jij uit Oegstgeest komt, dan denk ik meteen Terug naar Oegstgeest, Jan Wolkers en voor je het weet, hebben wij hier een gesprek over Jan Wolkers die inmiddels al overleden is. Ik heb het boek lang geleden gelezen, het staat nog in de kast, maar het ligt in ieder geval niet hier op tafel. Jij hebt dat boek misschien wel of niet gelezen, maar toch weet je waar ik het over heb. En dat is toch fantastisch? Dus Jan Wolkers is hier niet materiaal aanwezig, het boek is hier niet materieel aanwezig en Oegstgeest ook niet, maar wij weten door een paar woorden tegen elkaar te roepen meteen waar het over gaat.’
In ons leven maken we ongelooflijk veel gebruik van het vermogen om hele werelden te creëren naast de concrete wereld waar we ons in bevinden. Volgens René heeft filosofie als opdracht om te zorgen dat je in die gedachtewereld de draad niet kwijtraakt. Dat doe je door naar gemeenschappelijke vertrekpunten te zoeken, dat je van de ene stap naar de andere gaat en daarbij zodanig beargumenteerd ook de weg nog terug te vinden. Hij noemt dat, gepaard met een lach, het Klein Duimpje-effect. Maar hoe zit het dan met piekeren?
‘Er is een mooi citaat van de stoïcus Epictetus en dat zegt: ‘Het zijn nooit de dingen die ons in verwarring brengen, het zijn altijd onze voorstellingen van de dingen.’ En dat is een hele sterke, want als je de zin inziet van die uitspraak, dan betekent het meteen dat je op het spoor komt. Je moet eerst de dingen met rust laten en je voorstellingen van de dingen proberen in de klem te krijgen. En als je dat doet, dan ben je al halverwege met een oplossing te vinden voor gepieker. Want gepieker is per definitie gedachten die volkomen losgeraakt zijn van de dingen waar ze over zouden kunnen zijn. Van het ene naar het andere springen, zonder gedachten die je vervolgens ook om kunt zetten in handelingen.’

Filosofie

Zelf is René filosofie gaan studeren, omdat hij juist niet goed kon nadenken. Het heeft een tijdje geduurd, maar op zijn 56e studeerde hij af en in 1990 begon hij bij Filosofie Magazine. Daar merkte hij dat er gek tegen filosofie werd aangekeken en dat er daarin twee groepen waren:
‘Eén club dacht: dat is veel te ingewikkeld, die lui doen veel te moeilijk en zitten zwaar in allerlei diepere gronden te zoeken. En de andere club zei: het is veel te oppervlakkig, het is een soort van geitenwollensokkenspiritualiteitgeëmmer. Maar in beide gevallen heb je het niet nodig. Het interessante is natuurlijk dat filosofie niet allebei kan zijn. Het is óf diepgravend naar gronden zoeken óf het is oppervlakkig en flierefluitig. Maar inmiddels is filosofie geen malle term meer.’
Dat is duidelijk te merken. Filosofie krijgt een plaats op festivals (bijvoorbeeld Brandstof op Lowlands), er worden steeds meer lezingen gegeven en ook De Wereld Draait Door besteedt er meer aandacht aan: sinds het nieuwe seizoen is René Gude huisfilosoof geworden. Dat vind ik een goede en leuke keuze, want het was zeer interessant om René te interviewen. Hij weet vol passie te vertellen over filosofie, maar wel op zo’n manier dat zelfs een leek het nog begrijpt. In het gesprek zaten zoveel interessante elementen dat het moeilijk was om te kiezen. Eén gedachte die ik al had is in ieder geval door hem bevestigd: filosofie is niet flierefluiterig, filosofie is interessant!

Dit ga je niet geloven, maar het is echt waar

Ik ga een bekentenis doen en die is eigenlijk heel erg. Oké. Adem in, adem uit. Ik kan dit. Ik heb wel vaker gekke dingen gezegd. Oké, hier komt hij dan:

Ik doe aan hardlopen.

Ja, ik. Laura de sporthater die ging skeeleren, nou vooruit, skeeleren, dat kan nog, maar hardlopen? Ik die blogs over hardlopen verafschuwde (en ongeveer elke blog gaat erover, kun je nagaan), die haar vriendje gek aankijkt als hij weer eens aan hardloopwedstrijden van tien kilometer meedoet, ik die een intense, intense haat had aan de piepjestest, de veldloop en rennen voor de trein. Ja, ik.

Hoe komt dat dan opeens? Nou, ik was al gaan skeeleren met het idee van: een beetje beweging kan een mens geen kwaad. En zeker mij niet, want ik ben eigenlijk een man van zestig die driehonderd kilo weegt ik heb een slechte conditie. Maar het allerbeste wat je kan doen om je conditie te verbeteren (en het makkelijkste, want weinig voor nodig), is hardlopen. Dus ik downloadde de podcast van Evy (ja ja, die ken je vast wel) en ging aan de slag.

Ik vertelde het mijn vriendje, mijn moeder, een paar vriendinnen. Maar jullie, mijn besties, nog niet. Waarom niet? Ik wilde het niet na één les zeggen en dat ik vervolgens misschien wel zou opgeven. Maar nu, na net les 11 te hebben voltooid, durf ik er vooruit te komen. Dan gaan we nu door naar het vragenuurtje.

Is het leuk? Leuk, leuk, nah. Het hardlopen an sich niet, maar wat wel leuk is: heel veel poesjes tegenkomen, sowieso buiten zijn, bij mensen naar binnen kijken, merken dat je conditie verbetert, Oegstgeest ontdekken, meer chocolade kunnen eten.
Heb je wel goede schoenen van 250 euro? Nee, want ik doe het nog maar net, dus daar ga ik mijn geld niet aan uitgeven.
Heb je wel goede sportkleding of loop je in je relaxbroek? Ja en natuurlijk loop ik niet in mijn relaxbroek, want hardlopen is niet relax.
Ben je al flauwgevallen? Nee.
Wat is het ergste? De pijn/kramp in mijn zij en in mijn kuiten.
Haat je Evy al? Nog niet. Ze is nog steeds erg fier op mij.
Ga je nu de marathon van New York lopen? Hahahahaha.
Je gaat er toch niet elke week over bloggen? Ik was het niet van plan, alleen als ik er iets origineels van kan maken, maar dat is moeilijk met tienduizenden hardloopblogs.
Ik heb het gevoel dat je bent veranderd… Ach, houd je mond joh.

Dus kom maar op met de jebenthypocriet-reacties! (je mag me uiteraard ook gewoon aanmoedigen en complimenteren)

Studeren in Leiden of Amsterdam: de verschillen

Leiden:
– Een kleine stad, maar toch kan ik er verdwalen.
– Ik kom bekenden, kennis en half-bekenden (die je alleen maar van gezicht kent weet je wel) tegen.
– Reistijd: twintig minuten op de fiets.
–  Gemiddeld aantal bijna-ongelukken tijdens het reizen: drie.
– Duur van de colleges: twee uur (maar het begint een kwartier later en een kwartiertje pauze).
– Inschrijven universiteit: dikke prima.
– Aantal studiegenoten: een stuk of 15.
– Reactie op studie: ‘En wat kun je daar dan mee worden?’

Amsterdam:
– Een grote stad, ik verdwaal meer dan dat ik goed loop.
– Ik zie alleen maar toeristen. Waar zijn de Amsterdammers?
– Reistijd: een kwartier op de fiets, een kwartier een plaats voor mijn fiets zoeken, half uur trein, vijf minuten tram, tien minuten het gebouw zoeken, tien minuten het lokaal zoeken.
– Gemiddeld aantal bijna-ongelukken tijdens het reizen: tachtigduizend (in Amsterdam geldt het credo ‘Ik heb altijd voorrang’ heel zwaar).
– Duur van de colleges: drie uur, huilen dus (maar het eindigt een kwartier eerder en een kwartiertje pauze).
– Inschrijven universiteit: ik kreeg een paar dagen geleden dat ik ingeschreven was bij de universiteit en ik volg al twee weken college (en ja, ik had me al tachtig weken daarvoor ingeschreven).
– Aantal studiegenoten: een stuk of 15.
– Reactie op studie: ‘En wat kun je daar dan mee worden?’

Ik moet bekennen dat ik tot nu toe de voorkeur aan Leiden geef, al is het maar omdat mijn overlevingskans daar hoger is, maar hé, ik studeer dan ook pas twee weken in Amsterdam.

Detective Laura en het telefoontje

Ik zat bij mijn ouders op mijn bank, toen mijn broertje naar beneden kwam.
‘Je werd gebeld.’
Verbaasd keek ik op.
‘Maar ik word nooit gebeld.’
‘Nee, omdat je geen vrienden hebt.’ zei mijn lieve broertje.
Dat is niet waar, maar mijn vrienden houden niet van bellen. Daar zoek ik ze op uit, want ik houd er ook niet van. Dus wie kon het in godsnaam zijn? Ik rende als een gek naar boven en zag een nummer dat ik niet kende. Huh? Snel belde ik terug, maar: in gesprek.

Geduld is niet mijn sterkste kant.

Na tien minuten belde ik dus weer en hij ging over, maar die persoon nam niet op. Hier kon ik dus niet tegen he. Maar toen kreeg ik een slim idee zoals alleen ik die kan hebben, want ik ben niet voor niets een genie. Ik sloeg het nummer bij mijn contacten op onder de naam ‘Iemand’ en keek op Whatsapp. Ja hoor, hij/zij had Whatsapp (is het toch nog ergens goed voor). Er stond een foto bij, van een kindje.
Ik ken niemand met zo’n kindje.
Toch maar wachten dan en ja hoor, na een paar minuten werd ik gebeld. Boem boem-muziek op de achtergrond.
‘Met Laura.’
‘Met WIE?’
‘Ik denk dat je een verkeerd nummer hebt.’
‘Ja.’
‘Doei.’
‘Piep piep piep.’

Eén minuut later.

Mijn Spongebob ringtone ging af. Hij was het weer.
‘Ja, je hebt weer het verkeerde nummer.’
‘Oh. Sorry.’
Weer die boem boem-muziek, nu nog harder.
‘Ken jij toevallig Japie?’
‘Eh nee.’
‘Oké doei.’

Gedesillusioneerd bleef ik achter. Maar wel met één grote vraag: wie is Japie?

Wat er allemaal gebeurt als je klein en schattig bent

1. Mensen leunen op je. Niet oké (‘Oh, normaal leunen mensen altijd op mij, nu kan ik eens op iemand leunen!’)

2. Mensen zeggen: ‘Ooooooh wat ben je toch schattig!’ en knijpen soms zelfs in je wang (au).

3. Op random momenten tillen mensen je op.

4. Als er meerdere mensen in de auto zitten, moet  jij op de achterbank in het midden gaan zitten of op iemands schoot.

5. Even lief glimlachen, je schattigste gezicht opzetten en mensen doen opeens heel veel voor je.

6. Als je een t-shirt draagt (Hello Kitty hoeft er niet eens op te staan), word je nóg jonger geschat (12 in plaats van 16 en je echte leeftijd is dus 22).

7. Mensen doen alsof ze je over het hoofd zien. Of ze zien je gewoon echt over het hoofd.

8. Als je een jas of vest van iemand anders leent, dan lijkt het net een jurkje waar je drie keer in past.

9. Mensen schrikken als je een bitcherige opmerking maakt, want dat verwachten ze niet.

10. Het maakt niet uit wat je aantrekt, je blijft schattig. Zelfs in een vuilniszak. (oké, ik weet niet of dat echt waar is, want ik heb nog nooit een vuilniszak aangehad)

Laura’s liefdesletteren: de brief

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Een sok in het midden van de kamer. Een chipszak verfrommeld in de hoek van de bank. En dan die volle vuilniszak. Ze had het bijgehouden: al drie hele dagen stond die daar. Ze kon de geur in de keuken niet meer verdragen. Nu was het genoeg.
‘Gerard.’
Niks.
‘Gerard!’
Zijn hoofd verscheen om het hoekje. Een frons boven zijn wenkbrauwen.
‘Wat?’
‘Je hebt de vuilniszak nog steeds niet naar buiten gebracht.’
Hij krabde wat aan zijn haar, het haar dat ze vroeger zo mooi vond, maar dat nu kale plekken begon te vertonen.
‘Ik doe het straks wel.’
Die woede. Het borrelde eerst langzaam op en kwam dan als een vuurpijl omhoog.
‘Nee, Gerard, nee. Dit is al de zoveelste keer. Ik moet ook alles zelf doen!’
De vuilniszak knalde overal tegenaan op de weg naar buiten. Terwijl ze hem in de container deed, iets agressiever dan gebruikelijk, scheurde hij en vielen er wat bierblikjes uit. Woedend gooide ze die er weer in.
Ze stampte de trap op, plantte de hakken van haar schoenen zo hard mogelijk in de vloer toen ze langs zijn computerkamer liep. Eenmaal aangekomen in de slaapkamer, ze zag zijn kleding van de vorige dag op de vloer liggen, blies ze langzaam in en uit.
De brief.
Ze deed de deur van de kledingkast open en ging op haar knieën zitten. Eerst de schoenendoos van laarzen die ze al jaren had. Daarin een tasje en dan uiteindelijk, in vele lagen bubbeltjespapier, de brief.
Met jou is het leven mooier. Ik hou van je. Liefs, Peter.
De woorden gebrand in haar hoofd. Soms meende ze een vlaag van zijn parfum te ruiken. Nog twee dagen en dan was het weer weekend. Dan was ze weer bij hem.
Bubbeltjespapier na bubbeltjespapier. Eerst legde ze die nog rustig op een stapeltje naast haar, maar het stapeltje werd steeds hoger en toen keek ze weer in het tasje.
Het was leeg.
Het duurde enkele seconden voordat het besef kwam.