Mijn favoriete duo

Wat nou Simon and Garfunkel, Acda en de Munnik of Sonny and Cher? Nee, ik heb een ander favoriet muzikaal duo: Molly en Mathijs.

Het zit zo: Mathijs (mijn lover) is componist. Hij werkt vooral samen als hij muziek maakt, want in zijn eentje vindt hij het moeilijk om liedjes af te maken (iets met perfectionisme). Dus heeft hij zichzelf als doel gesteld om dit jaar elke week een liedje te maken met elke maand een bepaald thema.

Deze keer was het thema collaboration, dus samenwerkingen met andere mensen. Maar goed, er was iets met een verhuizing en tijd en toen moest hij toch heel snel iets maken. Ik kwam met een geniaal idee: waarom neem je niet geluiden van Molly op die je verwerkt? Ook Mathijs zag in dat dit idee geniaal was en ging aan de slag.

Het resultaat is een heeeeel schattig liedje met Molly-geluidjes, de ster van het nummer (hierboven te horen). En ik weet al wat ik wil: een heel album met Molly-liedjes, van mijn favoriete duo: Molly en Mathijs.

Oog in Al: iedereen moet ergens zijn

https://www.instagram.com/p/Cc-QVnUI90R/

Het is elf uur en ik fiets naar huis. Van wat? Een café met vrienden, de bioscoop, een borrel op werk. Het begint met het gedicht van Ingmar Heytze: Iedereen moet ergens blijven,/overal behalve hier,/waar alles stroomt. Bij elke fietstocht lees ik weer een regel verder: In beweging ligt de stad/als leegte tussen hier en daar. Altijd eindigend met: Wat is het druk/in al die hoofden!/ Iedereen moet ergens zijn.

Hij heeft gelijk, maar nu is het rustig. Mijn fiets zweeft over het asfalt, ’s avonds fietst het altijd lekkerder dan overdag. Ik hoor de ganzen van Molen de Ster al in de verte. Ik kijk links naar de lichtjes in de grote huizen en ik kijk rechts naar de woonboten, verdwaalde mensen op bankjes langs het water.

Nu komt het Muntgebouw en één van de mooiste uitkijkjes van Utrecht. Over het water waar overdag mensen roeien en ’s zomers mensen zwemmen. Nu is er niemand, behalve de verlichte bruggetjes in de verte. Eerst langs Landhuis in de Stad, waar Mathijs heeft gewerkt en dat nooit verveelt, Park Oog in Al en de Cereolfabriek. Zo dichtbij de stad en toch voelt het buitenaf, een wereld op zich.

In de verte zie ik nu de Dafne Schippersbrug. Ik weet nog steeds niet of ik het erger vind om er van deze kant over te gaan of vanaf Leidsche Rijn. Eindeloos heb ik erover gelopen, alleen, met Mathijs, met vrienden. Zouden mijn voetstappen zichtbaar zijn?

Mijn straat verwelkomt me met bloesembomen, zacht bewegend in de wind. Over een paar dagen zijn ze weg. Overdag staan er rijen auto’s op wacht voor het verkeerslicht. Nu is er stilte.

En elke dag loop ik langs het kanaal. Eerst even een gelezen boek in de minibibliotheek zetten. Spelende kinderen. Jeu de boulebaan. Steeds dezelfde schepen. Langs Soia, langs het woonwagenkamp, het huis met de witte kat. Misschien loop ik nog een stukje verder, als het weer te mooi is om binnen te blijven.

Of ik ga in de tuin zitten, aan de blauwe picknicktafel. Moestuintjes van de Albert Heijn in de tuinbak. Vogeltjes. Straks komt Mathijs thuis en kookt hij voor mij. Misschien halen we een ijsje bij Burano. Of we klappen de bank open tot slaapbank, benen gestrekt, dekentje. Molly slapend in de vensterbank.

Maar eerst de kledingtas langs brengen bij een buurvrouw. Of wandelen met de vriendin die ik al bijna twintig jaar ken. Of fietsen over de Leidseweg, ’s avonds, met de lichtjes, muziek en het gedicht: iedereen moet ergens zijn.

Oh Oog in Al, je was zo, zo, zo fijn.