Mollekebolleke


Laatste selfies met Molly.

Molly was heel angstig toen mijn ex en ik haar kozen. Of toen ik haar koos. Haar zusje was veel speelser en ik dacht: dat komt wel goed, ik kies voor Molly, die heeft ons nodig. In het begin vond ze alles eng: geaaid worden, het geluid van een filmpje op de laptop. Eigenlijk elke vorm van beweging en geluid. Maar ik ontdekte al snel de weg naar haar hart: spelen. Hoe vaak heb ik gespeeld met de hengel met de veer? Eindeloze keren. En zo maakte ze steeds stapjes, ook letterlijk. Kopjes geven. Miauwen. Spinnen. Eén voor één. We noemden haar Molly, maar vaak zei ik ook Mollebolleke of het minder eerbiedige Snolly. Of lieve, kleine Molly.

Van een bange kat naar een aanhankelijke kat. Altijd over je heen lopen als je op de bank zat, je begroeten als je thuiskwam en als ze aandacht wilde terwijl ik achter mijn bureau zat, tikte ze met een zacht pootje op mijn been. Dat laatste is het allerliefste wat een kat ooit heeft gedaan, vind ik.

En nu, nu ben ik een blog aan het schrijven over mijn lieve kat die hier niet meer is. Als ik wakker word en de slaapkamerdeur open doe, komt ze niet op bed. Ik hoef haar geen eten te geven. Het huis wordt minder snel vies. Ze kijkt niet meer uit het raam. Elke keer als ik vanuit de lift naar mijn voordeur loop, vergeet ik het even. Dan denk ik: Molly ligt op me te wachten. Maar Molly is in een ander huis.

Veel mensen snappen het niet. Is er geen manier waarop het toch kan? Weet je het zeker? Of ze zeggen dat ze dat zelf nooit over hun hart zouden verdragen, hun kat aan een ander geven. Maar dan ben je geen goed kattenbaasje: het welzijn van de kat gaat altijd voorop, ook al betekent dat heel veel verdriet voor jou. Ik had egoïstisch kunnen zijn, haar bij me houden, zodat ik minder alleen ben en altijd een warm lijfje op mijn schoot, iets dat op me wacht. Maar hoe zou ik dat kunnen doen wetende dat ik haar vacht niet goed kan bijhouden in mijn eentje en dat ze meer, veel meer aandacht nodig heeft dan ik kan geven? Met een schuldgevoel elke keer als ik lang van huis ben. En als er één ding is waar ik aan vast kan houden, is het wel dat ik altijd heel goed weet wat ik wil in mijn leven. En in dit geval is dat het allerbeste voor Molly.

En als je eenmaal beseft dat dit niet het allerbeste is, is het heel moeilijk. Er loopt een beestje rond in huis en je weet dat die niet kan blijven. Het beestje neemt jouw spanning over. “Ze krabt nooit,” zeg je tegen haar nieuwe baasjes en nog geen vijf minuten krabt ze je. Want je bent bezig de allerliefste kat van de wereld voor te stellen aan haar nieuwe baasjes, iets wat je nooit gedacht had te hoeven doen. En het is zo moeilijk. En dat voelt ze.

Ik heb de beste baasjes gevonden die ze maar kon krijgen en voor minder had ik het zeker niet gedaan. Het zijn mensen die net zoveel verstand hebben van katten als ik en met veel liefde en geduld. Ik heb nog nooit zo hard gehuild bij vreemden als toen zij Molly op kwamen halen. Alle laatste keren: laatste keer op schoot, laatste keer spelen, laatste keer eten geven. Ik was er heel bewust mee bezig. Ik heb overal filmpjes van gemaakt zoals mijn etensritueel met haar: eerst een paar brokjes één voor één op de gang gooien (ze rende al, voordat ik ze gooide, want ze wist dat dat eraan kwam) en dan de rest in het bakje doen. Haar lieve, zachte buikje. Hoe hoog ze kon springen. Ik heb zoveel foto’s, maar Molly heb ik niet meer.

Molly is nu in een groot huis met alle ruimte. Ze is voor het eerst van haar leven een trap opgegaan en ze krijgt een tuin waarin ze van alles kan ontdekken. Ze heeft veel mensen die haar aandacht geven, zoveel meer dan ik ooit in mijn eentje had kunnen doen. En ze doet het zo goed. Al het vertrouwen, het geduld en de liefde die ik haar de afgelopen jaren heb gegeven, hebben hun vruchten afgeworpen. Ik ben zo trots op haar. En ik mis haar zo.