Laura’s liefdesletteren: gaten in het plafond

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Er zitten gaten in het plafond van de tandarts. Ik weet niet waarom. Terwijl de tandarts mijn mond controleert en er af en toe een metalen voorwerp in steekt, stelt hij de gebruikelijke vragen.
“Hoe gaat het met je studie?”
Ik denk niet dat hij weet wat ik studeer.
“Woon je al op kamers?”
Nee.
“Hoe gaat het met je vriend?”
Die vraag is nieuw. Ik doe mijn mond dicht. Hij kijkt me verbaasd aan. Dan zie ik het besef in zijn ogen. Ik doe mijn mond weer open.

“Heb je een bijbaantje?”
Wanneer ik met mijn hoofd schud, raakt hij met een tangetje mijn tandvlees aan. Het bloedt.
“Niet met je hoofd bewegen”, zegt hij.
“Geen vragen stellen als je met gevaarlijke voorwerpen in mijn mond zit”, wil ik zeggen, maar de tandartsassistente blaast mijn slijm weg, dus dat gaat niet.
“Geen gaatjes.”
Hij schudt mijn hand en ik schud mijn hoofd. Tandartsen zijn ongevoelig.

Laura’s liefdesletteren: Douwe Egbertsfabriek

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

De geur van koffie, terwijl ik fiets tegen de brug op. Niet naar rechts kijken, niet naar rechts. Daar ligt tussen het puin het verdriet van een ander. Een verleden waartoe ik niet behoor, waarbij ik in de supermarkt langs hem liep, niet wetende dat hij het was. Hét was. Die ene. Nu ligt er slechts een rotonde tussen de liefde, een vicieuze cirkel.

De verschillende bruggen in de verte, elk een ander leven. Schimmige mannen in auto’s met alleen het razende water als achtergrondmuziek. Geen problemen met de fiets krijgen. Blijven praten tegen de telefoon. Negeren en niet omkijken.

Mijn benen worden zwaarder en zwaarder door de pedalen en de blik van mijn moeder. Afkeuring brengt ze omlaag, maar ik moet omhoog, naar de andere kant waar het beter is, waar het beter wordt. De toekomst bevindt zich slechts 100 meter verderop.

De wind maakt het zwaar. De regen maakt het ondragelijk. De zon maakt het niet om uit te houden.

De geur van koffie vervaagt in de wind en neemt elke keer een stukje van mij mee tot ik verbrokkel in het niets. Ik besta niet meer. Ik besta niet. Ik bestond niet.

Een reizen

Eindeloze ritten. Altijd rechts achterin, kijkend uit het raam. Als je ’s avonds je ogen een beetje dichtknijpt, lijken de lantaarnpalen op de snelweg zachter. De dj op de radio kondigt een nieuw liedje aan en de auto zweeft over het asfalt. Ik zak langzaam weg en word wakker in mijn eigen bed.

Elke dag dezelfde route. Langs de dijk, het parkje, de wijk in. Een cd van Marco Borsato op repeat, de andere ouders langs de weg en de lipstickafdruk op mijn wang. Op de terugweg altijd dezelfde vraag: ‘Hoe was het op school?’

Mijn broertje en ik tellen de vogelnesten in de bomen. In december zoeken we de kerstbomen in de ramen. Soms is er ruzie.

Met zijn vieren op de achterbank. De stoelen zijn net iets te klein, wij zijn net iets te groot. Heup tegen heup. Op de borden staan woorden die ik niet begrijp. Ik lees een eindeloze stapel boeken, we zingen mee met Shaffy Cantate ‘Lalala lala la’, we zingen ‘Ze komen niet, ze komen wel’ en zeggen ‘Ik zie, ik zie wat jij niet ziet’. Bij de wegrestaurants is het druk en de auto’s rijden zo snel dat het slechts kleuren zijn. Onze benen zijn opgelucht door het strekken. Het huis voelt raar bij thuiskomst. Vertrouwd en toch anders. Stil. Niet geleefd. Stapeltjes post op de piano wachten geduldig om geopend te worden.

Zijn hand in de mijne als het verkeerslicht op rood staat. Ik geef de mensen op straat een stem, maar ze horen het niet. De carwash voelt als een achtbaan. De metalige geur blijft achter op mijn lichaam.

De terugreis duurt altijd korter dan de heenreis.

Laura’s liefdesletteren: uniek

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Mijn rode jas. De manier waarop ik loop. De lijn van mijn schouders naar mijn onderrug. Soms houdt hij minutenlang mijn handen vast, zich verwonderend over de grootte ervan. Hij heeft nog nooit zo iemand ontmoet.
‘Ik zou jou altijd herkennen in een menigte,’ zegt hij.
Zijn admiratie over de foto’s die ik van mezelf maak, is grenzeloos. Soms betrap ik hem op zijn blik als ik met een deken om me heen op de bank zit, als ik zit te schrijven, als ik niets doe. In elk gebaar van mij zit verborgen schoonheid. Hij kijkt naar niemand zoals hij naar mij kijkt.

Ik durf hem niet te vertellen dat ik eigenlijk maar een heel gewone jongen ben.

Alles gaat door

We leven in een wereld van maskers, misnoegen en macht. Ik leef bij de gratie dat jij me niet aanraakt. Ons schreeuwen is een moordwapen. Dit hadden ze niet kunnen schrijven in de boeken over de toekomst.

Het went snel. Eerst schrik je van elke hand die je wordt toegereikt, maar daarna schrik je alleen van een omhelzing in een film. Alarmsignalen, DAT MAG NIET, schok, besef. Ontspannen bestaat niet meer.

We selecteren de mensen om ons heen zorgvuldig en altijd met een onzichtbare bubbel die ons van hen scheidt. Slechts die in het huis wonen, mogen dichtbij komen, maar ze komen te dichtbij. We verlangen naar andere handen.

Het is wij tegen zij. Wij, de ongenaakbaren, de onaanraakbaren. Wij strelen slechts onszelf. Contact is als een ziekte, is de ziekte, maar wij staan aan de goede kant. Zij, de aangetasten, de tastenden. Opgepakt, bij elkaar opgehoopt op het grote grasveld, op televisieschermen, maar toch zo eng dichtbij.

We rekken het op met de centimeter, met de ‘als’, met de ‘ja, maar’. Alleen de beschaving staat tussen ons in, maar het glas wordt steeds dunner. De ander zien we scherper, maar het einde niet. 

Toch leven wij nu. Toch gaat alles door. Het gaat altijd maar door. 

Laura’s liefdesletteren: ik ben niet verliefd

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Mensen leken vriendelijker, de natuur stralender en zelfs de hond van de buren kwispelde als hij haar zag.
‘Ik ben niet verliefd,’ zei ze in zichzelf.
Ze was trots op haar zelfstandigheid. Zij had niet iemand nodig die voor haar kookte, bijna elke avond sprak ze met een andere vriendin af en haar spaarpot zat vol.
‘Ik ben niet verliefd.’
Jongens zijn leuk, maar ook niet meer dan dat.
‘Ik ben niet verliefd.’
Ook niet als ze steeds vaker blijven slapen, ontbijtjes voor je maken, weekendjes met je weg gaan.
‘Ik ben niet verliefd.’
Of als ze blijven. Om niet meer weg te gaan.
‘Ik ben niet verliefd.’

Laura’s liefdesletteren: onverbiddelijk

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Boven het dekbed lagen zijn vertrouwde handen vol rimpels en pigmentvlekken. Zijn mond stond een stukje open, af en toe ronkte hij. Ze wist dat hij over precies 21 minuten wakker zou worden, mompelend zijn sloffen zou aantrekken, de eerste sigaret van de dag en dan de krant. In de middag gingen ze naar het bos met de kleinkinderen, die dezelfde grijze ogen hadden als hij.

Ze had gehoopt dat het zou wennen en toegegeven, soms vergat ze het. Als ze gevangen was in de routine van alledag, maar genoeg avondjes met vriendinnen plande of alles eruit sloeg bij tennis. Dan was het alsof het zo hoorde. In dit huis. Met deze man. Met een man.

Maar altijd kwam de nacht, onverbiddelijk, en daarmee de gedachten. Wat was zij op dit moment aan het doen? Lag ze ook naast een man die dichtbij, maar toch zo ver weg was? Of lag ze alleen, vol verlangens en spijt? Soms hield ze het niet vol en liep ze stilletjes naar beneden, het tweede laatje van haar bureau, de foto. Gewoon een vriendin van vroeger, had ze tegen haar man gezegd. Ja, helaas contact verloren. Dat soort dingen gebeuren. In haar hoofd gebeurde het alleen elke dag opnieuw.

Laura’s liefdesletteren: echte mannen zijn niet zenuwachtig

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Echte mannen zijn niet zenuwachtig, zei opa altijd. Toch voelde Tim klamme handen, zweet op zijn voorhoofd en het gebonk van zijn hart. De laatste jaren had niemand hem wat kunnen doen. Vervelende klanten? Kom maar op. De buren aanspreken op hun harde muziek? Eitje. Maar zij? Zij.

Elke dinsdag, stipt om twaalf uur, kwam ze de zaak binnen. Een croissantje en een latte macchiato. Soms was zijn collega er sneller bij. De glimlach die zij aan een ander schonk, kon hij niet verdragen. Zij hoorde bij hem. Ze wist het alleen nog niet.

Haar oorbellen waren altijd opvallend. Zijn lievelings waren die in de vorm van katten. Kattenmensen zijn leuke mensen, wist hij. Gegarandeerd.

Een keer was hij haar achterna gegaan. Ze stapte op haar blauwe fiets richting de buitenwijken, koptelefoon op, sjaal om. Ze had niet achterom gekeken, maar dat was alleen, omdat ze niet wist dat hij daar stond.

Soms ging ze naar de wc en liet dan haar laptop onbeheerd achter. Toevallig moest hij dan net altijd in die hoek zijn. Grafisch vormgever zag hij nu staan, en een naam.

Als je echt wil, kun je iedereen vinden. Hij dankte de KvK dat alles op het internet stond. In de bloemenwinkel twijfelde hij over de kleur. Zou ze gele rozen mooier vinden dan rode? Hij nam ze allebei.

Echte mannen zijn niet zenuwachtig, galmde in zijn hoofd, terwijl hij op de bel drukte.

Laura’s liefdesletteren: nieuwbouw

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Op de grond ligt een verloren luchtbedje. Het raam is beplakt met vuilniszakken die er midden in de nacht vanaf vallen. Overdag is er het geluid van boren, geschuif en gedoe. De woorden weerkaatsen tegen de muren en blijven maar terugkomen. Kastjes wachten om gevuld te worden en zuchten vervolgens onder het gewicht van alle borden. Het bed staat in delen tegen de verfloze muur. Alleen het licht van de lantaarnpaal zet hem in de schijnwerpers.

In dit huis zijn geen mensen weggegaan, series bekeken, de liefde bedreven. De vloer heeft nog niet getrild van de stampende ruzies. Alles wat hier gebeurt, gebeurt voor het eerst.

Laura’s liefdesletteren: slingers

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Zorgvuldig had ze de slingers opgehangen. Niet te laag en met het ene uiteinde boven de boekenkast, het andere uiteinde aan het keukenkastje. Even had ze in de winkel getwijfeld over de ballonnen met confetti, maar waarom ook niet? Je wordt maar één keer veertig.

Normaal ging ze nooit naar de traiteur. Veel te duur en in je eentje eten is niet gezellig. Maar nu kon ze eindelijk naar binnen lopen in plaats van er langs.
‘Vanavond heb ik een feestje,’ had ze tegen de buren gezegd. ‘Alvast excuses voor eventueel geluidsoverlast.’
Ze had dit keer zelfs boven de vitrinekast gestoft, ook al kon niemand dat zien. Nou ja, misschien Peter wel, die was lang.

Niemand komt ooit op tijd op een feestje, dat wist ze wel. Maar om elf uur hoorde ze nog steeds alleen het tikken van de klok. De speciaal samengestelde Spotifylijst had ze even afgezet, is zonde om die nu al te draaien. De waxinelichtjes doofden een voor een hun licht. De prik uit de cola verdween. Maar zij bleef wachten.