Vrijwilligerswerk

Eén ding had mijn tijd bij het bejaardentehuis en Truus wel opgeleverd: ik ontdekte dat ik het leuk vond om met ouderen te werken en wilde vrijwilligerswerk doen.
Dat bleek nog niet zo makkelijk te zijn. Er zijn in mijn dorp twee bejaardentehuizen. De ene reageerde niet. De andere was het bejaardentehuis waar ik zelf gewerkt had. Ik wilde bij ouderen langs gaan en leuke dingen met ze doen.
‘Je mag niet met ze buiten het pand gaan.’ was het antwoord.
Waarom niet? Omdat er dan wel eens iets zou kunnen gebeuren. Sneu. Heel sneu dat die mensen daarom niet meer buiten komen.
‘En waar ga je het dan met ze over hebben?’
Eh ja. Sorry. Ik heb mijn onderwerpenlijstje nog niet samengesteld.
Conclusie: ‘Je bent te jong.’ (ik was achttien jaar).
Oké. Sommige bejaardentehuizen staan te springen om vrijwilligers, maar als jullie zo moeilijk doen, dan hoeft het van mij ook niet.

Uiteindelijk kwam ik terecht bij een appartementencomplex voor verstandelijk gehandicapten. Elke week bracht ik Annette naar streetdance, en terwijl zij aan het dansen was, deed ik spelletjes met de andere bewoners.
Annette was een vrouw met het syndroom van Down en ze bevestigde het stereotype beeld van een vrolijke Down-patiënt niet. Ze had nooit zin om naar streetdance te gaan en sloot zich dan huilend op in de wc (als ze er was, vond het ze het wel leuk hoor).
Het is lastig om daar mee om te gaan, maar ik moet zeggen dat ik er veel van heb geleerd. Uiteindelijk ben ik ermee gestopt vanwege mijn eindexamens.

Laatst kreeg ik een boekje van de ASVZ (een organisatie voor zorg- en dienstverlening aan mensen met een verstandelijke handicap) om de vrijwilligers te bedanken. Er stonden inspirerende teksten in, die ik ook in het appartementencomplex had zien hangen:

Zorgen moet je doen, niet maken.

Als het tegenslagen regent, gebruik dan je glimlach als regenscherm.

Jij hebt de dingen niet nodig om te kunnen zien. De dingen hebben jou nodig om gezien te worden.

Het is aardig om belangrijk te zijn, maar het is belangrijker om aardig te zijn.

Na de zomervakantie wil ik weer vrijwilligerswerk gaan doen, met vluchtelingen. Je wordt dan gekoppeld aan een vluchteling en probeert hem/haar te helpen met Nederlands leren.
Ik kan iedereen aanraden om vrijwilligerswerk te gaan doen. Sommige mensen denken dat het veel tijd kost, maar vaak is het maar een uurtje per week. Het levert veel op voor de ander, maar ook voor jezelf. Bovendien is 2011 het Europees jaar voor vrijwilligerswerk, nog een reden om het te doen!

Heb jij wel eens vrijwilligerswerk gedaan?

Truus, net zo erg als de eindbaas van Wario

Het is inmiddels drie zomers geleden. Mijn eerste vakantiebaantje. Ik was zestien (going on seventeen), verlegen en onbekend in de werkende wereld.

Het was in een bejaardentehuis. De eerste twee weken moest ik schoonmaken. ‘He bah, wc’s onder de poep, zeurende bejaarden en stofwolken in de lucht.’ denk je misschien. Dat viel wel mee. Nee, dat was niet het ergste. Het vervelendste vond ik mijn collega’s.

Om maar even te generaliseren: vrouwen van in de veertig met kort haar, die alleen maar kunnen zeuren. Als je vriendelijk gedag zegt, kwam er nog net een chagrijnige ‘Hallo’ uit. Bovendien zijn ze niet bepaald aardig voor de oudjes. Een opmerking: niet alle bejaarden zijn doof. Je hoeft dus niet altijd te schreeuwen. En je kan ook gewoon op een áárdige toon vragen of ze op willen staan.

Maar mijn collega’s waren nog niet het ergste. Nee. Mijn baas. Truus. Ja, dat is haar echte naam. Truus was zeg maar de eindbaas in Wario. Had je net een pauze volgehouden met gezeur over kinderen en de was (waar je erachter komt dat er serieus mensen zijn die ‘hullie’ zeggen), loop je de Osama Bin Laden van het bejaardentehuis tegemoet.

Voorbeeld 1: Ik had samen met een ander meisje een kamer schoongemaakt. We deden er alleen wel lang over, want die vrouw had een kat: overal haren. Wie kreeg de schuld? Ik.
Truus: ‘Ja en nu moeten alle schoonmaaksters veel harder werken om het af te krijgen, blablablabla.’
Was het zo? Nee. Op vrijdag was zoals gewoonlijk niks meer te doen, waardoor we onzinnige dingen zoals leuningen en liften moesten schoonmaken.

Voorbeeld 2: Laatste dag. Ik moest de schoonmaakkar terugbrengen. Truus keek ernaar. Truus boorde me de grond in. Waarom? Ik had de kar niet goed schoongemaakt. Jawel mensen, je moet ook de bakjes schoonmaken en de producten zelf. Want anders vergaat de wereld. (overigens heeft Truus ook een keer tegen een schoonmaakster gezeurd dat ze de deurbel niet had schoongemaakt, zo erg is ze dus).
Wat ik had willen doen:
1. Keihard huilen.
2. Truus in haar gezicht slaan.
Ik heb het niet gedaan. Ik heb geknikt alsof ik het heel erg logisch vond. Nadat Truus me de huid had vol gescholden, had ze nog een laatste opmerking: ‘Kom je volgend jaar weer hier werken?’

Hell no!

Heb jij wel eens een (vervelend) vakantiebaantje gehad?