It’s all about the money

Soms krijg ik mail (ja, echt).
‘Laura, je blog is fantastisch leuk (I know), dus zou jij over project x willen schrijven voor x eurootjes?’
Kijk, nu ben ik superduperrijk (oké, geen miljonair, maar door huurtoeslag en mijn werk heb ik opeens geld over in plaats van dat ik huilend een stukje droog beschimmeld brood naar binnen werk bij wijze van avondmaal), maar ten tijde van dat soort mails dus echt niet. Ik kon x eurootjes wel heel goed gebruiken. Maar ik deed het niet.

Ik blog niet voor het geld en het is ook niet iets waar ik mijn blog voor wil gebruiken (of misbruiken). Kijk, ik heb wel eens een boek gekregen om erover te schrijven of om weg te geven voor een winactie, maar daar kreeg ik geen geld voor en ik hoefde ook niet te zeggen dat ik het een geweldig boek vond. Bovendien passen boeken bij mijn blog, omdat ik Literatuurwetenschap heb gedaan. Maar kleding o.i.d.? Ik ben geen fashionblogger.

‘Waarom studeer je Literatuurwetenschap?’ vroegen mensen me vaak en nu vragen ze: ‘Waarom studeer je Wijsbegeerte? Wil je geen geld verdienen? Wat kun je daar later mee? Wat levert het op?’

Guess what. Er is meer dan geld. Ik ontleen mijn (of andermans) status er niet aan. Natuurlijk wil ik genoeg geld hebben om te kunnen leven en eten en leuke dingen te doen met vrienden, maar ik doe geen studie vanwege het geld. Het gaat me om een verrijking, een verdieping, iets waar ik oprecht heel blij van word. Als ik over maandverband zou bloggen, ben ik één seconde blij als ik het geld op mijn rekening zie staan, maar mijn imago is wel voor altijd naar de klote (ook al zou ik er waarschijnlijk wel over kunnen schrijven, want kom op, ik kan nog over duizenddingendoekjes leuk schrijven) (de arrogantie).

Mooi ideaal natuurlijk. Waarschijnlijk kom ik er nog op terug als ik een hypotheek, kind en andere vaste lasten heb…

Het is een vreemde wereld

De plaats waar ze een dresscode hebben (stijlvol en verzorgd) waar niemand zich aan houdt (sportschoenen, spijkerbroek, vaal t-shirt), behalve wij (in pak of een net jurkje). De plaats waar verslavingen zo lang mogelijk in stand moeten worden gehouden. De plaats waar tijd niet bestaat en geld alles is.

Ik heb het natuurlijk over het casino.

Afgelopen vrijdag ging ik daarheen voor de verjaardag van een vriend. We hadden ons allemaal netjes aangekleed, er was zelfs een vlinderdasje hier en daar, maar toen we binnenkwamen, bleek de dresscode ‘sloeber’ te zijn. Met ons try-out-pakketje gingen we aan de slag bij de roulettetafel. Af en toe durfde één van ons een fiche van 2,50 erop te zetten. De man en vrouw naast ons legden er echter een schatkist vol fiches op, alsof het om knikkers ging in plaats van om geld. Wij juichten als we wat wonnen (we raakten onze winst net zo snel weer kwijt), maar bij hun was het plezier uit de ogen gedoofd.

Bij de speelautomaten werd het er niet beter op. De gemiddelde leeftijd was daar 98 en al die grijze hoofden keken als poppen voor zich uit.

Wij hadden echter de tijd van ons leven. De croupier (die om elk kwartier werd gewisseld) legde ons onnozele zielen uit wat blackjack was, pakte al ons geld af, maar hé, we kregen gratis bier vanwege de jarige vriend en als je met vrienden bent, is het altijd goed.

Na een paar uur was het geld op (nou ja, ons try-out-pakket). Vrolijk liepen we het casino uit, alsof we duizenden euro’s hadden gewonnen, de grijze poppen en levenloze verslaafden achter ons latend. Het casino, voor een leuk avondje uit.

Het leven is raar: zwervers

Ik kom hem vaak tegen in de trein van Leiden naar Rotterdam. Hij heeft een trainingspak aan, zijn gezicht is ongeschoren en hij verspreidt een onaangename geur.

‘Dames en heren, ik heb vier euro nodig voor een bed om in te overnachten.’ zegt hij altijd.
Ik heb hem nog nooit iets gegeven.

Laatst was ik in Antwerpen met het vriendje. Er kwam een zwerver naar ons toe, of we geld hadden. Ik gaf hem een flesje water, maar hij scheen me er niet echt dankbaar voor te zijn. Daarom geef ik ook nooit geld aan zwervers: je weet niet wat ze er mee doen. Deze man wilde duidelijk geld voor andere zaken dan eten en drinken.

Laatst kwam er weer een zwerver in de trein, een andere deze keer. Hij hield hetzelfde verhaal, maar had een stapel ansichtkaarten in zijn hand. Die zou hij geven als dank. Niemand zei iets, iedereen negeerde hem. Ik kon het niet. Dus zei ik tegen hem dat ik wat te eten voor hem had (een pakje crackers, niet veel, maar toch) en gelukkig was deze zwerver er wel blij mee. Als dank kreeg ik een ansichtkaart. Een Boomerang (die zijn gratis), dat dan weer wel.

Het is een rare wereld, de wereld van zwervers. Hoe zijn ze zo geworden? Hoe groot is de kans dat ik een zwerver word? Hoeveel van de zwervers zijn drugs- of alcoholverslaafd? Hoe is het om geen eigen plek te hebben? Wat moet je de hele dag doen? Ik vind het moeilijk voor te stellen.

Ik zag een keer een documentaire op tv (helaas weet ik de naam ervan niet). Er werd een zwerver gevolgd. De makers van de documentaire knapten hem op. Hij ging naar de kapper, kreeg een huis en mocht zijn kind en (ex?)vrouw weer zien.

Helaas overkomt dat niet elke zwerver. Het blijft me fascineren hoe iemand zo geworden is. Hoe het zo ver kan komen. Raar is het leven en de wereld soms.

Bijles: Laura’s manier om de wereld een betere plek te maken

Al een aantal jaar maak ik de wereld een stukje beter door bijles te geven. Dit doe ik, omdat ik een goed mens ben en mijn steentje bij wil dragen (nee, dat ik er veel euro’tjes aan verdien heeft er natuurlijk níets mee te maken). Helaas wordt dit niet altijd gewaardeerd.

Het is begonnen op de middelbare school. Ik was daar bekend als moeder Theresa en werd daarom gevraagd om bijles te geven (ik kwam erachter dat je veel geld kon verdienen met bijles en ben het daarom gaan doen). Welwillend als ik ben, nam ik deze dankbare taak op me.
Bijles geven is vervelender dan je denkt. De bijleskindjes waren namelijk niet zo welwillend. Ik kreeg twee jongetjes uit 1-vmbo, aan wie ik Engels bijles moest geven. Aan de vele keren dat ze niet op kwamen dagen en het gebrek aan inzet was te merken dat ze hier overduidelijk niet zelf voor hadden gekozen. Wat ouders hun kroost allemaal niet aan doen, het is toch werkelijk verschrikkelijk.
Ook voor mij was het niet één van de makkelijkste klusjes. Geloof me, na tachtig keer vertellen dat ‘but’ ‘maar’ betekent, ben je het ook wel zat. Gelukkig kwam daar het einde van het jaar in zicht.

Ook in de zesde zette ik mijn taak als wereldverbeteraar voort (wel jammer dat de belastingdienst erachter kwam dat het zwart betaald werd en ik opeens drie euro minder ging verdienen per uur). De bijleskindjes van vorig jaar hadden het gebeuren niet overleefd. Sinds de zomervakantie heeft niemand (in ieder geval ik)  meer van hen vernomen. Ik kreeg een aantal nieuwe bijleskindjes. Eén van hen is nooit komen opdagen en ik ben nog altijd op zoek naar hem. Bel me, als je hem gevonden hebt.
De andere bijleskindjes begrepen gelukkig wel dat ‘but’ ‘maar’ betekent, ook al maakt dat niet uit, want ik gaf Duits en geschiedenis bijles. Geschiedenis? Zult u vragen. Ja. Bijles geven in geschiedenis is mogelijk. Ik ben daarvan het levende bewijs.
Het jaar sukkelde voort. Soms sneuvelde een bijleskindje, maar er kwam altijd weer eentje voor in de plaats. Toen ik de laatste punt had gezet op mijn Grieks examenblad, kwam de paniek.
Heeft mijn leven nog wel zin zonder bijles?

Ik vond mijn redding in één van de informatieblaadjes die ik tijdens de EL-CID (introductieweek in Leiden) gekregen had. Studentsplus. Studenten geven bijles aan scholieren.

Sindsdien huil ik mezelf niet meer in slaap. Ik ben gelukkig (mijn bankrekening ook).