Trein/koffie/leesboek


Mijn koffieboek.

Ik studeer Literatuurwetenschap. Ja, dat heb ik pas honderd keer verteld, maar toch. Logischerwijs moet je voor je studie veel lezen en houd je dus ook van lezen (raar dat mensen dat dan alsnog vragen en het dan niet als retorische vraag bedoelen). Ik zal jullie een inzicht geven in mijn leesgewoonten.

Allereerst is het soort boeken dat ik lees veranderd sinds ik studeer. Ik merkte dat vooral op het boekenfestijn in Rotterdam en de boekenmarkt in Dordrecht (allebei aanraders!). Ik grijp eerder naar ‘echte’ literatuur (ligt eraan of je gelooft in het verschil tussen hoog en laag en dus tussen literatuur en Literatuur) dan ‘gewone’ romans. Ook een beetje omdat ik soms het gevoel heb dat ik bepaalde boeken gelezen moet hebben, maar vooral omdat het meer een uitdaging is. Niet dat ik zo’n boek helemaal ga analyseren, maar ik lees toch wel anders nu ik deze studie doe.

Goed, met één boek lezen red je het natuurlijk niet. Nee, gemiddeld lees ik drie boeken tegelijkertijd.
‘Ben je gek ofzo?’
Ja.

Allereerst een treinboek. Volgend collegejaar is dat natuurlijk een stuk minder, omdat ik in Oegstgeest woon, maar de afgelopen jaren moest ik twee uur heen en twee uur terug reizen voor college. Uit het raam staren word je ook wel zat en bovendien is lezen leuk. Dus lees ik in de trein (en in de metro en in de bus). Mijn treinboek is meestal een boek dat ik moet lezen voor mijn studie (literatuur bedoel ik dan, geen theoretisch boek). Qua concentratie gaat het eigenlijk uitstekend, ik kan me goed afsluiten van geluiden en dergelijke wanneer ik eenmaal in het boek zit.

Zoals jullie misschien weten, hebben wij een koffieritueel. Ik neem dan altijd mijn koffieboek mee (ook al drink ik thee). Een koffieboek is geen zware literatuur, maar iets luchtigs zoals een columnbundel. Kleine stukjes die snel gelezen kunnen worden. Momenteel is mijn koffieboek ‘Wij zijn ons brein’ van Dick Swaab, maar eigenlijk is dat geen goede, want zo luchtig is die niet.

Als laatste heb ik dan een heus leesboek. Meestal iets van literatuur. Eens in de zoveel tijd leen ik boeken bij de bibliotheek (ik ben een arme student, dus ik kan niet anders en bovendien is de bibliotheek een leuke plek) en dat is dus voor deze taak. Het leesboek lees ik achter mijn bureau of op bed.

Dus voortaan niet meer gek opkijken als iemand zegt een koffieboek of iets dergelijks te hebben. Ik heb het immers ook, dus het is heel normaal.

Waarom het niet erg is dat je Harry Potter al tachtigduizend keer gelezen hebt

Ik heb het al eerder gehad over de boeken die ik voor het vak Wereldliteratuur moest lezen. Eén van die boeken was ‘Rachels Rokje’ van Charlotte Mutsaers, een zogeheten postmodernistisch boek. Postmodernisme is een literaire stroming die vanaf de jaren tachtig in Nederland opkwam.

Eén van de gedachten hiervan was dit: elke lezing van een tekst is onderhevig aan de context. De context is veranderlijk. De betekenis van een tekst is dus altijd afhankelijk van de context.

Wat houdt dat nou precies in? Elke tekst heeft verschillende contexten. Zo kun je je bijvoorbeeld richten op het man-vrouwbeeld wat in de tekst naar voren komt, de historische situatie of juist meer op tekstniveau ernaar kijken en je op de vertelinstantie richten.

Maar buiten dat heeft het ook te maken met jezelf. Stel, je leest een boek nu. Over vijf jaar lees je hem weer. Maar jij bent dan niet meer dezelfde persoon (natuurlijk deels wel, maar ook deels niet). Misschien zit je nu in een verdrietige periode van je leven en ben je over vijf jaar juist heel gelukkig. Andere dingen zullen je dan opvallen in het boek. En sowieso, je leest hem voor de tweede keer, dus het verhaal weet je meestal nog wel. Waarschijnlijk kijk je nu meer naar de details.

En dat is wat lezen zo mooi maakt. Dat je een boek (bijvoorbeeld Harry Potter, geef maar toe dat jij die ook meer dan vijf keer hebt gelezen, alle boeken!) heel vaak kunt lezen en dat je het toch niet zat bent.

Dus sta op ga zitten en leest!

Het houdt nooit op

httpv://www.youtube.com/watch?v=bpYTFsnn4LE

Een begrip dat een grote rol speelt bij de studie literatuurwetenschap is intertekstualiteit. Er is intertekstualiteit in engere en in bredere zin. In engere zin wil zeggen dat er bijvoorbeeld een citaat in een boek staat wat verwijst naar een ander boek. Maar als je zelf verbanden legt tussen bepaalde literatuur of bijvoorbeeld films, wat niet voor iedereen hetzelfde hoeft te zijn, is het intertekstualiteit in bredere zin. Elke tekst heeft een enorm intertekstueel veld.

Goed, een voorbeeld. Dit liedje van Frank Sinatra, dat ik trouwens heel leuk vind. Op een gegeven moment wordt er dit gezongen:

Work like a soul inspired
Till the battle of the day is won
You may be sick and tired
But you’ll be a man, my son

Die laatste zin (but you’ll be a man, my son) doet me denken aan een gedicht en is misschien wel een directe verwijzing. Namelijk naar het gedicht ‘If’ van Rudyard Kipling, één van mijn lievelingsgedichten. In dat gedicht staan voorwaarden die je moet hebben om een Man te zijn (If you can keep your head when all about you/Are losing theirs and blaming it on you etc.). En wat zijn de laatste twee zinnen?

Yours is the Earth and everything that’s in it
And – which is more – you’ll be a Man, my son!

De zin uit het liedje komt dus overeen met dit gedeelte van het gedicht. Dit is dus intertekstualiteit in engere zin. Goed, laten we verder gaan.

Dit gedicht doet me denken aan the Jungle Book. Ja, want Rudyard Kipling is de schrijver daarvan. Het boek heb ik niet gelezen, maar de Disneyfilm heb ik uiteraard wel gezien (jeugdsentiment). Wanneer ik aan de film denk, moet ik meteen aan het leukste liedje daarin denken: de olifantenmars. Daar word je nog eens vrolijk van haha. En de olifanten(mars) doet me weer denken aan de olifantenverzameling van Annemijn.
Die laatsten zijn geen expliciete verwijzingen, dus intertekstualiteit in bredere zin (al is intertekstualiteit eigenlijk niet zo’n goed begrip, omdat het alleen ’tekst’ in zich heeft, maar het kan natuurlijk ook bij beeld en geluid). En zo kun je steeds doorgaan en doorgaan. Misschien doet Annemijn je denken aan je vroegere buurmeisje. Intertekstualiteit houdt nooit op.

Waar moest jij aan denken bij mijn voorbeelden?

‘En wat studeer je?’


Het leven van een student Literatuurwetenschap.

In het leven krijg je veel vragen. Zoals: ‘Hoe gaat het?’ en: ‘Lekker weertje he?’ Momenteel is er een andere vraag die ik vaak krijg. Je had het misschien al kunnen raden door de titel, maar voor de mensen die het niet door hadden, het is de vraag: ‘En wat studeer je?’

Logischerwijs krijg je deze vraag bij het ontmoeten van nieuwe mensen. Of van niet zo nieuwe mensen die je vaag van school kent en weer in de bus tegen komt.
‘Dus zo logisch is dat nou ook weer niet, Laura.’
‘Ach, houd je mond.’
Ik zal jullie vertellen wat ik altijd als antwoord geef. Dit keer is het wel logisch dat ik altijd dit antwoord geef, want het is nu eenmaal zo en ik ben niet van studie geswitcht.
Het antwoord is *trommelgeroffel*: Literatuurwetenschap.

Er zijn verschillende reacties hierop mogelijk. Zo zijn er mensen die zeggen: ‘Oh eh ja, leuk. Ofzo. Ik houd niet echt van lezen.’
Nee nou ja, ik wel dus.
Maar eigenlijk gaat het meestal zo:
‘En wat studeer je?’
‘Literatuurwetenschap.’
‘Oh wat knap/goed/leuk/interessant zeg!’
Zeer waarschijnlijk heeft mijn gesprekspartner nog nooit van mijn studie gehoord, laat staan dat ze het echt knap/goed/leuk/interessant vinden.
Maar het gesprek is nog niet afgelopen. Ik krijg nog een vraag. Een vraag die bijna alle studenten (behalve mensen die geneeskunde of zoiets studeren) krijgen.
‘En eh, wat kun je daar nou eigenlijk mee?’
Je zou bijna de neiging krijgen om keihard ‘NOU HELEMAAL NIKS!’ te roepen, maar dat doe ik niet, want ik houd niet van schreeuwen.
‘Eh ja, veel mensen gaan de uitgeverij in, maar ik wil journaliste worden.’
Dat is mijn antwoord en dan moet ik weer het hele journalistiek-gedoe gaan uitleggen (nee, ik wilde geen hbo doen, maar in mijn keuzeruimte kan ik dit kiezen en dan een master blabla).

En ik snap het. Want ik zal het zelf ook wel gevraagd hebben aan andere mensen met andere studies. Maar het is zooooooo irritant om de hele tijd hetzelfde verhaal te vertellen. Ik zou bijna een studieswitch maken, gewoon, zodat ik iets anders kan antwoorden.

Maar het kan ook anders. Eén keer is me dit overkomen:
‘En wat studeer je?’
‘Literatuurwetenschap.’
‘Natuurwetenschap? Interessant zeg!’
Tja. Ik denk dat ik voortaan maar beter moet ar-ti-cu-le-ren.

De nadelen van twee dagen college in de week

Keer op keer zijn mensen verbaasd en jaloers wanneer ik het vertel.
‘Ik? Oh, ik heb maar twee dagen college in de week. Ja, twee dagen. Acht uur in totaal.’
Hun mond valt open en ze kunnen het simpelweg niet geloven.
‘Twee dagen? Maar- is dat überhaupt mogelijk?’
Ja, mensen, dat is mogelijk. Wil jij het ook? Ga dan Literatuurwetenschap in Leiden studeren.

Maar hoewel het erg fijn kan zijn om maar twee dagen college te hebben (vooral als je er twee uur over doet om naar Leiden te komen), zijn er ook nadelen.
‘Niet!’
Oh jawel.

Twee dagen college betekent namelijk niet dat je niets hoeft te doen. Elke week moet ik een boek lezen en een film kijken (oké, er zijn ergere dingen in de wereld, maar het zijn helaas niet altijd de leukste boeken en films) en vooral veel, heel veel artikelen lezen. En nee, die zijn niet in Jip en Janneke-taal geschreven. Of in het Nederlands, op een paar uitzonderingen na. (‘In welke taal dan wel?’ ‘In het Perzisch. Wat denk je zelf?’) We hebben weinig opdrachten, maar je moet wel veel begrijpen en veel lezen. En dus: zelf-discipline hebben. Anders gaat het je niet lukken.

Dan nog iets: op vrijdag rond een uur of vijf is iedereen in extase. Het is weekend! Maar mijn weekend begint al om donderdag drie uur (vorig jaar zelfs op woensdagmiddag) en duurt tot en met maandag. Bovendien heb ik op woensdag vrij. Waarschijnlijk vinden jullie dat ik niet moet zeuren, maar: ik mis het weekendgevoel. Ik heb meer vrij dan college. En het ritme is moeilijk te vinden (tenzij je die zelf creëert, wat ik wel probeer, maar dat is nog best lastig).

Dus ja, ik moet heel blij zijn met twee dagen college, later zou ik willen dat ik terug kon et cetera, maar bedenk wel, lieve mensen: het is niet alleen maar leuk.

(haha oké, zo erg is het niet)

‘Ik ben gewoon mezelf.’

Het is net een bloemetje. Mooi he? (‘Eh… Ja. Apart.’)

Ik doe wel eens wat aan mijn studie. Ja, het is echt waar. Eigenlijk wel meer dan ‘wat’. Maar goed, als je dan zo aan je studie zit (Literatuurwetenschap in mijn geval), dan gebeurt er wel eens wat: je kan er zomaar opeens inspiratie uit halen.

Misschien kun je het al raden, maar dat is mij dus ook gebeurd. Het had te maken met meneer Fanon en Bhabha (ja, Bhabha is een aparte achternaam, maar hé, wie ben ik om dat te zeggen?). Dat zijn hele slimme mensen die over hun bevindingen hebben geschreven.  Ik weet trouwens eigenlijk niet wat meneer Bhabha ermee te maken heeft, want volgens mij heeft alleen meneer Fanon dit bedacht, maar goed. Het staat zo in mijn notitieboekje, dus dan moet ik mezelf maar geloven.

Oké, ik heb dus al eerder over identiteit gehad (was toevallig ook studiegerelateerd) en jawel, ik ga het weer doen (‘Nee, niet alwéér!’). Maar dan op een andere manier. Meneer Fanon bedacht namelijk de relationele identiteit. Ja ja, daar ga je misschien wel punten mee scoren in een gesprek met onbekenden. Of niet, natuurlijk.

Goed, relationele identiteit dus. Fanons idee is dat relaties met anderen bepalend zijn voor de eigen identiteit. Daar kunnen we het wel over eens zijn toch? Je ouders, vrienden, collega’s – noem maar op – hebben een effect op jou, of je dat nu wil of niet. Máár Fanon voegde er nog wat aan toe: dat betekent dat je nooit autonoom (zelfstandig) jezelf kunt zijn.

‘Huh?’ denk je nu. ‘Maar ik ben toch gewoon mezelf, hoe kan ik nou niet mezelf zijn?’
Wat Fanon bedoelt, is dat jouw identiteit dus bepaald wordt door anderen en dat er bovendien een constante herdefiniëring is van jou en de ander. En dat valt weer te koppelen aan het andere blogje over identiteit, namelijk dat je meerdere identiteiten hebt en dat die veranderen afhankelijk van met wie je bent.

De grote vraag is: zijn jij en ik het met hem eens? Wat mij betreft, ik ben het met hem eens dat de relaties met anderen bepalend zijn voor je eigen identiteit. Ik snap wat hij bedoelt met dat je nooit autonoom jezelf kunt zijn, maar ik zou daarvoor in de plaats willen stellen dat je jezelf wel kunt zijn, maar dat er meerderen zelven zijn. Ik kan mezelf zijn bij mijn ouders en ik kan mezelf zijn bij mijn vrienden, maar ik heb in beide gevallen niet dezelfde identiteit/hetzelfde zelf.

Ik weet niet of jullie dit wel interessant vinden of te ingewikkeld of misschien denken jullie: wat een gezeik, lekker boeiend. Maar ik wilde het er toch even over hebben (morgen komt er weer een ander soort blogje hoor).

Dus nu (je verwacht hem waarschijnlijk al), de vraag aan jou: ben jij het met Fanon eens? Of ben je het met mij eens? Of met ons allebei niet?

Tien wonderbaarlijke weetjes over studeren, studenten en Literatuurwetenschap

Studenten zijn een apart soort. Beetje studeren, beetje lanterfanten, veel feesten. Werken? Wat is dat? Ja, de weetjes die ik ga presenteren, zullen zelfs voor de echte studenten nog opzienbarend zijn (*ahum*). En er staan ook nog enkele bij over Literatuurwetenschap. Gewoon, omdat het kan.

1.  Het stopwoord van elke student? ‘Zeg maar.’ Ik geef het toe, ik ben ook schuldig. Uiteraard wel met de Leidse R. (Als je er over nadenkt, slaat het echt NERGENS op. Zeg maar. Zeg maar wat?)

2. Niet iedereen in Leiden is een kakker. Zeker bij de faculteit Geesteswetenschappen (de leukste faculteit vanzelfsprekend) zijn ze een zeldzaam doch nog niet door het WNF beschermd soort.

3. Het is bij Literatuurwetenschap mogelijk om je paper te schrijven over disneyfilms of over Grenzeloos Verliefd. Sterker nog, dat laatste ga ik doen! Wel op een wetenschappelijke (voor zover ik wetenschappelijk ben) manier natuurlijk. Jawel, ik zal de dappere zijn die deze taak op zich neemt. Wens me succes.

4. Niet alle studenten gaan elke week met tien verschillende mensen naar bed. Nee, echt niet. Ik weet dat dit als erg shocking wordt ervaren, maar je moet me geloven.

5. Zelfs studenten worden op een gegeven moment volwassen. Krijgen een baan, huisje, boompje, beestje etc. Ja, echt!

6. Adten is het in één keer leegdrinken van je glas bier (of één of ander raar gekleurd mixdrankje met een aparte naam, waarvan je niet eens wil weten wat erin zit). Studenten doen niets anders, die adten nog hun glas melk bij het ontbijt.

7. Niet elke student heet Floris-Jan en niet elke studente heet Annefleur.

8. In Leiden kun je de meest aparte studies doen. Talen en culturen van Mesopotamië en Anatolië, Godgeleerdheid of natuurlijk… Film- en Literatuurwetenschap.

9. Bij Literatuurwetenschap noem je de docenten bij hun voornaam (behalve ik dan, want ik vind het zo raar, terwijl dat dus niet zo is, maar toch). Je zit met maximaal twintig mensen in college (mijn middelbare schoolklas was nog groter). Iedereen is een beetje gek en bijna niemand weet wat ze ‘later’ willen doen.

10. Er zijn ook studentenverenigingen die niet aan ontgroeningen doen. Ze zijn schaars, maar ze bestaan.

Aanvullingen zijn altijd welkom!

Geen feut meer

Bron

Over ietsje minder dan een maand (lucky me dat ik zo lang vakantie heb!) beginnen mijn colleges weer. Zoals jullie (bijna) allemaal wel weten, studeer ik Literatuurwetenschap op de universiteit Leiden (de leukste studie die er is, ga hem ook doen ;)).

In mijn eerste jaar heb ik veel nieuwe mensen leren kennen, waaronder mijn lieve studiegenootjes! Dat is sowieso al één aspect wat leuk is van de universiteit. Daarnaast ben ik in dit jaar natuurlijk ook wijzer geworden op het gebied van literatuur. Ik heb geleerd hoe ik verhalen, gedichten, film en theater moet analyseren, heb mijn Britse accent verbeterd (nee, ik snap ook niet waarom we dit moesten doen) en natuurlijk heel veel gelezen!

In het eerste jaar had ik al een relaxt rooster, maar dit jaar al helemaal. Jawel mensen, ik hoef maar twee keer in de week naar college! Ik ben echter niet van plan om vijf dagen in de week thuis te zitten, daarom zoek ik een bijbaantje. Mochten jullie wat weten: parttime, doordeweeks, omgeving Rotterdam. Let me know!
Daarnaast ben ik  van plan om door te gaan  bloggen, net zoals nu. Ik heb een aantal nieuwe dingen in mijn hoofd zitten en natuurlijk mogen jullie straks eindelijk weten wat het ultrageheime project is ;)

Mijn conclusie na één jaar als student is: studeren is leuk (eindelijk iets doen wat je leuk vindt, leuke studiegenootjes, meer vrije tijd), behalve de tentamens natuurlijk ;) Op naar het tweede jaar!

Hebben jullie ook zin in het volgende schooljaar/studiejaar/werkperiode?

*Feut is studentenjargon voor eerstejaars.

Literatuurwetenschap

Zoals jullie misschien al weten (of niet natuurlijk), studeer ik Literatuurwetenschap in Leiden (vanaf september gaat het Film- en Literatuurwetenschap heten, maar ik hoor nog bij de oude garde zeg maar).

Als ik vertel dat ik deze studie doe, dan krijg ik altijd dezelfde vraag. Deze vraag krijgen bijna alle studenten, namelijk: ‘Wat kan je ermee?’ of anders gesteld: ‘Wat wil je ermee worden?’
Op de universiteit en bij sommige hbo-studies gaat het er namelijk niet om dat je er een beroep mee kunt leren, maar om academische vaardigheden. Zo ook bij mij. Nu schijnt bij Literatuurwetenschap de meerderheid de uitgeverij in te gaan, maar no way dat ik dat wil. Nee, het liefst zou ik journaliste willen worden.

Ik ben heel erg blij met mijn studie, omdat het veel van mijn interesses in zich heeft: literatuur (goh), maar ook geschiedenis en filosofie. Ja, ik moet veel lezen (één, soms twee boeken per week, heel veel artikelen), maar dat is natuurlijk geen straf ;). Bovendien heb je er ook wat aan als je zelf schrijft: je leert hoe bepaalde dingen in elkaar zitten, zoals de vrije indirecte rede of focalisatie (zoek dat maar op bij meneer Google).

Dus ja, het is een goede keuze geweest! En nu ben ik benieuwd naar jullie. Welke studie of beroep doe jij? En waarom?

Ik ben erg benieuwd!

Aanrader: Extremely Loud and Incredibly Close van Jonathan Safran Foer

Toen ik zag dat het boek ‘Extremely Loud and Incredibly Close’ (Extreem Luid en Ongelooflijk Dichtbij) van Jonathan Safran Foer op de boekenlijst stond bij één van mijn vakken dit jaar werd ik heel gelukkig. Waarom? Omdat dit een geweldig boek is.

Het gaat over het zeer intelligent negenjarig jongetje Oskar die samen met zijn ouders in New York woont. Zijn vader komt echter om bij de aanslagen van 9/11. Oskar vindt een sleutel in een envelop. Op de envelop staat Black geschreven. Hij besluit daarop om alle Blacks in New York op te zoeken om naar het slot van de sleutel te zoeken. Tegelijkertijd wordt in het boek het verhaal van Oskars grootouders verteld, die de aanval op Dresden in de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt.

Het is een geweldig boek. Geloof me maar. Er zitten foto’s in, die iets toevoegen aan het verhaal. Ook bevat het boek andere visuele elementen, zoals gekleurde letters.
Oskar verzint veel dingen als hij niet kan slapen en dat vind ik één van de leukste dingen uit het boek. Twee voorbeelden:

1. ‘We need much bigger pockets, I thought as I lay in bed, counting off the seven minutes that it takes a normal person to fall asleep. We need enormous pockets, pockets big enough for our families, and our friends, and even the people who aren’t on our lists, people we’ve never met, but still want to protect. We need pockets for boroughs and for cities, a pocket that could hold the universe.’

2.What if you trained Seeing Eye dogs to be bomb-sniffing dogs, so that they’d be Sniffing Eye Seeing Bomb dogs? That way, blind people could get paid for being led around, and could be contributing members of our society, and we’d all be safer too.

Echt, dit boek is een feest voor literatuurwetenschappers (ik heb er zelfs twee presentaties over gehouden). Maar wees gerust, ook voor niet-literatuurwetenschappers is het een geweldig boek. Het is niet moeilijk te lezen, ook niet in het Engels. Het is echt een aanrader. Dus koop het. Nu! (ja, dat is een bevel)