Je jas of je leven?

Afgelopen zaterdag was ik op het Lezersfeest in de bibliotheek van Rotterdam. Daar waren allerlei dingen georganiseerd, zoals lezingen (door Paulien Cornelisse!), signeersessies en optredens. Manon en ik wilden net op de foto gaan, toen er opeens een snerpend geluid klonk: het brandalarm.

Dit is wat je zou verwachten dat er gebeurde: iedereen kijkt paniekerig om zich heen, laat wat ze dan ook in hun handen hebben (jus d’orange, boeken, baby’s) vallen en rennen als gekken naar de deur, waarbij een aantal mensen onder de voet wordt gelopen. Er klinkt geschreeuw, gehuil en gevloek. Mensen proberen zo snel mogelijk naar beneden en naar buiten te komen en denken maar aan één ding: hun eigen leven redden.

Dit is wat er gebeurde: verbaasd kijkt iedereen om zich heen. Huh, waarom gaat het brandalarm nou af? Hmm nee, niets te ruiken of te zien. Zullen we naar beneden gaan of niet? Tja, andere mensen gaan ook niet naar beneden. Nou ja, weet je wat, laten we gewoon gaan. Op hun dooie gemakje lopen mensen naar beneden, na eerst getwijfeld te hebben of ze het boek waarmee ze in hun handen stonden toch hadden moeten kopen. Beneden is het dringen bij de garderobe, iedereen wil zijn of haar jas hebben, want tja, is toch koud buiten, zo zonder jas. Ze hebben absoluut geen haast om zich naar de uitgang te begeven, terwijl het loeiharde alarm ondertussen nog steeds afgaat.
‘Brrr koud.’ zeggen de mensen die zonder jas buiten staan. ‘Ik had toch beter mijn jas kunnen halen.’

Toegegeven, ik dacht ook: wat moet ik nou doen? En keek naar de anderen om te zien wat zij deden. Maar ik snap niet waarom mensen eerst hun jas gingen halen. Ik weet niet hoor (ook al zie of ruik je niets, toch kan er iets aan de hand zijn en misschien was er wel beneden brand), ik vind persoonlijk mijn leven belangrijker dan mijn jas, maar dat kan ook aan mij liggen.

Het belangrijkste is natuurlijk dat we allemaal nog leven en dat er geen brand of iets dergelijks was. Maar ik blijf het raar vinden.

Rotterdam is er weer een stukje onveiliger op geworden

Robin vond het stoepkrijten zo leuk dat hij spontaan flauwviel. 


Geniet nooit met mate – Loesje.
Met je maten mag wel! – Robin.


Durf jij het?

Vrijdag de dertiende. Normaal is dat een voorbode voor ramp, onheil en tegenspoed, maar zo niet deze keer. Want Rosalie, Robin en ik gingen namelijk Rotterdam onveilig maken.

Nu zul je misschien zeggen: ‘Is Rotterdam niet onveilig genoeg dan?’ Wij vonden van niet. Daar moest wat aan gedaan worden. Dus gingen we stoepkrijten.

Eigenlijk zou iedere zichzelf respecterende volwassene (en kinderen vanzelfsprekend ook) stoepkrijt moeten bezitten. Zeg nou zelf, dat ziet er toch hartstikke leuk uit, vrolijke kleurtjes op grijze tegels? Rosalie en ik hadden een paar mooie citaten gezocht en die gebruikten we. Nu moet u wel weten, stoepkrijt is niet alleen maar pret:
1. Stoepkrijt gaat verrassend snel op.
2. Stoepkrijt kan deels wegwaaien.
3. Stoepkrijt blijft aan je handen zitten en en probeer dan maar eens niet aan je kleding te zitten.
4. Het kan regenen.
Maar, ondanks vrijdag de dertiende, regende het niet.

Het grappigste waren de reacties van de mensen. Vooral toen we bezig waren, bleven veel mensen kijken om te lezen wat er nou precies stond. Op een gegeven moment hadden we in een winkelstraat een tekst van de Beatles geschreven: ‘The sun is up, the sky is blue. It’s beautiful and so are you.’
Eén meneer bleef heel lang kijken.
‘Vindt u het leuk?’ vroeg ik.
‘Nee, nee, helemaal niet.’ zei hij hoofdschuddend en keek naar de lucht. ‘De lucht is helemaal niet blauw!’
Tja.
Gelukkig waren er ook mensen die er blij van werden. En daar gaat het om!

Van stoepkrijten krijg je honger. Dus gingen we naar de Eazie om te genieten van gewokt eten en een artikel uit de Cosmogirl (Namelijk de horoscoop van Robin, die vertelde dat hij wat vaker mascara op moest doen. Daar ben ik het overigens helemaal mee eens.).
Dachten we.
Want Rosalie moest naar gitaarles en we hadden het eten nog niet half op of we moesten al naar de trein rennen.

Toen Robin en ik terugkwamen, was het eten al foetsie. Heeft vrijdag de dertiende toch nog zijn reputatie eer aangedaan…

Hand in hand, de kameraden

Dit is een foto van één van de weinige keren dat ik ziek ben geweest in mijn leven (de laatste keer dat ik griep had, was op de basisschool). Tenminste, dat neem ik aan, want je gaat niet zomaar met je dekbed op de bank liggen met een Feyenoordpet op, toch?

Goed, die Feyenoordpet, daar ga ik het over hebben. Vind ervan wat je wil, maar bij mij thuis zijn ze voor Feyenoord. Dat gebeurt nogal snel als je ouders uit Rotterdam komen en je er vlakbij woont (‘Ja, maar dan kun je ook nog voor Sparta of Excelsior zijn.’ ‘Nou en.’).
Nu moeten jullie weten dat mijn gezin uit de volgende mensen bestaat: vader, moeder, broer, broertje en ik. Mijn broer en broertje houden van voetbal en Feyenoord, dus dat zou genoeg moeten zijn voor mijn vader, toch?
Nee, want in de tijd dat ik ziek op de bank lag, was mijn broertje nog niet groot genoeg om naar de Kuip (het stadion) te gaan. En ik wel.

Dus daar ging ik, hand in hand met mijn vader en mijn broer naast me. De enige keer dat ik me kan herinneren (maar er moeten meerdere keren geweest zijn) was met de open dag voor Feyenoordfans (voor kinderen vooral). De auto werd bij ikweetnietwaar geparkeerd en zo liepen we naar het stadion toe. Ik denk dat dat nog het leukste gedeelte was. Al die fans die gezamenlijk die route liepen, Feyenoord-liedjes zingen. Ik kan me nog het benzinestation herinneren met ballonnen waar we langs liepen en we moesten onder een tunneltje door.

Helaas gebeurde er iets wat veel kindertjes overkomt: ik viel. Resultaat: een schaafwond op mijn knie. Gelukkig was er ehbo en kreeg ik een pleister. Ik overleefde het ternauwernood.

Sindsdien ben ik waarschijnlijk niet meer in de Kuip geweest. De enige Feyenoord-speler wiens naam ik weet, is Guidetti. Maar wanneer iemand me vraagt voor welke club ik ben, is dit nog steeds mijn antwoord: Feyenoord.
(oké, dat is omdat ik anders een klap voor mijn kop krijg, maar toch)

En, zijn jullie ook geïndoctrineerd?

Subtiel

‘You are Clare.’

Dat wist ik 48 uur van tevoren al, maar wat Clare nu precies ging doen? Geen idee.
‘Laura, wat is er in hemelsnaam aan de hand? Ben je in de war?’ Nee joh, lieve lezer, het gaat prima. Natuurlijk weet ik dat Clare niet ben, maar ik was haar wel voor een half uur.
‘Ik begrijp het nog steeds niet.’
Ik ging een subtlemob doen, lieve lezer.

Je kent waarschijnlijk de flashmob wel en zoals je misschien wel kunt raden: de subtlemob is ook zoiets, maar dan subtiel. 48 uur van tevoren krijg je een mp3 opgestuurd (je moet je inschrijven op een website). Donderdag om zes uur moest ik bij het Centraal Station in Rotterdam staan en de mp3 beluisteren. Het is alsof je in een film zit en jij bent de acteur (actrice in mijn geval). Je krijgt aanwijzingen zoals: ‘Look at your shoes.’

En je bent niet de enige die hieraan mee doet. Ik moet zeggen dat ik ook nog nooit van een subtlemob had gehoord, maar Jaap nodigde me uit om eraan mee te doen. Er waren vier personages (twee mannelijk, twee vrouwelijk) en die kregen allemaal andere opdrachten.

In het begin is het heel raar, maar je raakt eraan gewend. Je kijkt om je heen of je mensen ziet die het ook doen en op een gegeven moment had ik het door: de mannen met een boek of een paraplu in hun hand hoorden er ook bij. Later kreeg ik de opdracht om iets in een notitieboekje te schrijven en terwijl ik dat deed, zaten er twee meisjes naast me die dat ook deden.

Het is echt leuk om een keer mee te maken, om in het complot te zitten. Het grappige is natuurlijk dat de meeste mensen op het station niet wisten dat dit aan de gang was (het was subtiel) en dat je niet weet wie er allemaal mee doen.

Na de subtlemob (het duurde een half uur en dat is echt zo voorbij!) gingen Jaap en ik nog naar de subtlemob-meeting. Ik maakte daar nog de gruwelijke fout om te zeggen dat ik Kate heette in plaats van Clare (in de war met de serie Lost?) en nou ja: het was een nogal saai feestje, dus wij, Liam (Jaap) en Cate (ik dus) zijn maar snel weggegaan.

Het was in ieder geval erg leuk om een keer gedaan te hebben!

Ik ben lid

Sinds een half jaar ben ik lid. Nee, niet van een studentenvereniging of de regionale boerengolfclub, maar van de Rotterdamse bibliotheek.

Vroeger ging ik vaak naar de bibliotheek in mijn dorp. Dit, lieve mensen, is echter niet te vergelijken met de bibliotheek van Rotterdam. Volgens mij zijn het zes verdiepingen en op elke verdieping staan op zijn minst duizend boeken. Trappen zijn voor losers: hier doen ze aan éénpersoonsroltrappen. Inhalen is er niet bij.

Ik vind het een fijne plaats om naar toe te komen. Natuurlijk omdat het een bibliotheek is (boeken!), maar ook de hele sfeer (jeej, lotgenoten!) en alles eromheen. Zo is in de hal elke keer weer een andere tentoonstelling (bijvoorbeeld over wasknijpers, geniaal.). Maar in de hal staat ook een groot schaakspel met hele rare schaakstukken. Wat wel jammer is: hij ziet er helaas niet zo mooi uit als de bibliotheek in Dublin en dergelijke. Maar dat vergeef ik de bieb wel.

De bibliotheek is ideaal voor een arme student en al helemaal voor een studente Literatuurwetenschap. Dus woon je in de omgeving Rotterdam: lid worden is zeker aan te raden :)

Ben jij lid van een bibliotheek?

Nobody knows what you know

Laatst was ik bij de Poetry International Festival in Rotterdam. Ik heb daar twee masterclasses gevolgd, waaronder één van Robert Hass. Hij was jarenlang de poet laureate (dichter des vaderlands) van de Verenigde Staten én heeft de Pulitzer Prize gewonnen. Het was een inspirerende masterclass, waaruit ik verschillende inzichten heb kunnen halen. Over één daarvan wil ik het nu gaan hebben.

Meneer Hass, een vrolijke, oude man met een rode neus, zei op een gegeven moment: ‘Nobody knows what you know, unless you write it down.’
Dus niemand weet wat jij weet (of denkt of ziet), tenzij je het vertelt. Natuurlijk, er valt veel te raden. Door non verbale communicatie bijvoorbeeld. Maar hoe weet je eigenlijk zeker of datgene wat jij denkt (voorbeeld: je denkt dat je beste vriend(in) verdrietig is) ook echt zo is? Misschien is die vriend of vriendin wel diep van binnen kwaad, ook al staat het gezicht droevig. En die ene klasgenoot, die altijd zo vrolijk is: dat zou ook een masker kunnen zijn. Dat weet je niet. Je kunt raden, je kunt gokken, maar totdat diegene zegt: ‘Ik ben verdrietig.’, weet je het niet honderd procent zeker.

En dat is lastig. Want soms durf je het niet te vertellen en wil je eigenlijk dat mensen het gewoon aan je kunnen zien dat je ergens mee zit. Maar de waarheid is vaak: ze zien het niet. Dus als je hulp nodig hebt, moet je er gewoon om vragen.
En aan de andere kant is het ook moeilijk, bijvoorbeeld als je met iemand aan het daten (sorry, ik vind het eigenlijk een verschrikkelijk woord, maar ik weet er geen ander woord voor) bent. Vindt hij/zij me leuk of is het alleen vriendschappelijk?
‘Ja, maar als iemand je kust, dan vindt diegene je toch leuk?’ zal je misschien zeggen. Nee, ben ik niet met je eens. Sowieso heb je mensen die met jan en alleman zoenen en het kan ook pure lust zijn, in plaats van liefde. Dus dan moeten woorden van de ander je verlossen van de twijfels.

Je hebt ook mensen, je kent ze vast wel (waarschijnlijk ben jij ook zo af en toe), die honderd procent zeker weten dat iemand zus en zo in elkaar zit.
‘Ja, dat meisje is zo zeker van zichzelf, moet je die arrogante blik zien.’
Maar zoals ik al zei, is dat alleen non verbale communicatie. En om zekerheid te hebben, moet er ook verbale communicatie zijn. Natuurlijk is het de vraag of taal als medium überhaupt niet tekort schiet, maar dat is weer een ander verhaal.

Lastig zijn ze toch. Mensen.

Wanneer heb jij iemand verkeerd ingeschat of begreep iemand jou niet?

De baard van Nico

Het vriendje en ik liepen door Rotterdam. Dat doen we wel vaker, daar is niets geks aan. We liepen een boekenwinkel in, Van Gennep om precies te zijn. Ook dat is niet gek, want daar studeer je literatuurwetenschap voor. We zeiden gedag tegen de eigenaresse en stonden nog wat te praten, totdat: The Voice. Te herkennen uit duizenden. Het een beetje nasale stemgeluid van Nico Dijkshoorn klonk in onze oren. We haastten ons de trap op en hoorden een aantal verhaaltjes aan die te maken hadden met gehaktballetjes van de Ikea en draadjesvlees (had Nico Dijkshoorn honger?). Daarna ontstond een rij voor het signeren. Wij haastten ons naar beneden om een boek van Nico te kopen (nee, we zijn echt je grootste fans, maar we waren vergeten dat je een nieuw boek had geschreven, ja, echt!) en toen weer naar boven om in de rij te staan. Door de lange mensen (of ik ben gewoon klein) kon ik hem niet zien, maar af en toe hoorde ik The Voice wel. Minuten gingen voorbij. De mensen voor mij gaven hem een groen t-shirt met ‘Ich liebe Rotterdam’ erop. Ze vroegen wat hij ging doen.
‘Naar huis, naar mijn vrouw,’ zei Nico.
Wij waren aan de beurt.
Ik ging zitten, gaf hem een hand en toen viel het me op: de baard van Nico. Nu moet je weten, dat is niet zomaar een baardje van drie dagen. Nee, deze baard heeft weken kweken gekost. Deze baard heeft waarschijnlijk Valentijnsdag meegemaakt, misschien zelfs nog de sneeuw in Nederland. Dit was duidelijk een serieuze baard.
Ik heb niets tegen baarden, laat dat even duidelijk zijn. Maar terwijl Nico een Klaasje opschreef in mijn pasgekochte boek, kon ik alleen maar naar dat grijze bedeksel rond zijn kin kijken.

Tekst in boek: Laura, zo jong en dan al precies de goede boeken kopen. Jaloers, ik.
Klaas reed in sloten. Bleef hij liggen, in wielerkleding tot wij hem vonden. En dan maar schelden. Uniek in die tijd!

Ik dacht aan zijn vrouw, die hij straks zou zien. Hij zou haar een kus op de mond geven. Ik hoor haar zuchten.
‘Wanneer ga je je weer scheren, schat?’
Ik heb niets tegen baarden. Maar baarden prikken. Ze zorgen voor rode uitslag rond de mond bij het kussen. Baarden zijn als de doornen van een roos. Ze beletten je om de roos te plukken.
Zoenen is fijn, het is goed voor je relatie. In baarden blijven restjes Zweedse gehaktballen en draadjesvlees hangen. Beste Nico, doe je vrouw een plezier. Alsjeblieft.

Ik liep de boekenwinkel uit en gaf het baardloze vriendje een zoen.
‘Stond hem wel goed hè, die baard?’ zei hij.
Kleine Dingen kwam hard aan. Toch handig dat ik dat boek van Nico Dijkshoorn heb gekocht.