Posts tagged ‘terug naar oegstgeest’

juni 5th, 2013

Terug naar Oegstgeest: er is niets mis met licht geven

bijnanooit

Ik postte een brief en dacht: wat is het toch heerlijk weer. In een opwelling besloot ik om mijn zomerjurkje aan te trekken, jawel, zonder iets bedekkends over mijn benen. Nu moet u weten, mijn benen hadden al een jaar geen licht gezien. Wel licht gegeven. Maar toen dacht ik: lekker boeiend, zoveel mensen ken ik toch niet in Oegstgeest.

Dus ik ging wandelen. In mijn zomerjurkje. Met blote, heel erg witte benen.

Ik zag de mooiste bloemen. Ik ontdekte dat er tijdens de Tweede Wereldoorlog een vliegtuigje in Oegstgeest is neergestort. Ik aaide poezen, maakte per ongeluk een paar eendjes aan het schrikken. Ik kwam twee mannen tegen die me aankeken van: ‘Waarom heb je zo’n koud en weinig bedekkend zomerjurkje aan, dat bovendien nog opwaait in de wind ook?’ En ik keek terug van: ‘Ja, maar meneren, mijn benen mogen wel wat minder wit en ik vind dit jurkje zo leuk.’ Ik werd er weer aan herinnerd hoe leuk schommelen was en terwijl ik zwaaide met mijn benen kon het me niet schelen wie me zag, want ik kende ze toch allemaal niet.

Maar bovenal: ik maakte mijn hoofd leeg. Alle zorgen, angsten, verdrietjes smolten even door de zonnenstralen.

En dat was wat ik nodig had.

(ik weet alleen niet zeker of mijn benen er bruiner op zijn geworden)

mei 16th, 2013

Terug naar Oegstgeest: de forens

dezemanheefthaast

Het was twee uur ’s nachts. Ik zat achterop de fiets van een vriendin richting haar kamer in Oegstgeest. De hele weg niemand gezien, want rond die tijd is Oegstgeest diep, diep in slaap.

Dacht ik.

We reden naar het nieuwe centrum toen ik vanuit de verte een man zag staan. Hij had een regenjas aan en zag eruit alsof hij haast had. Ik schrok me dood. Waren er dan toch mensen wakker in Oegstgeest op dit tijdstip? We kwamen dichterbij en ik kroop wat dichter tegen mijn vriendin aan, hopend dat ze sneller zou fietsen. Wat een enge man. We kwamen steeds dichterbij en dichterbij, totdat… ik zag dat het een standbeeld was.

Hoewel ik inmiddels weet dat bovenstaande man niet echt is, is het me nog meerdere malen ’s nachts overkomen dat ik een fractie van seconde dacht dat daar een levende man stond.

Deze man van brons wordt ook wel De Forens genoemd, omdat Oegstgeest een echte forenzendorp is. Hij is altijd ergens naar toe, heeft haast en: je schrikt je kapot als je hem ’s nachts tegen komt.

mei 6th, 2013

Terug naar Oegstgeest: een update

20130506_161027

Een update uit Oegstgeest. Dit is er onder andere gebeurd:

– Minimaal drie lamellen zijn onherstelbaar afgebroken. Nu kan heel de flat me door mijn kamer heen zien dansen.
– Ik ben erachter gekomen dat Oegstgeest twee kastelen heeft en tijdens mijn dwaalfietstochten (a.k.a. het is lekker weer, dus ik neem een keer een andere afslag, waardoor ik verdwaald raak en totaal de verkeerde kant op fiets) ontdekte ik één daarvan. Ik weet al waar ik in de toekomst ga wonen.
– De huur was blijkbaar niet hoog genoeg, dus ze hebben er wat meer van gemaakt.
– Er groeide een paardenbloem in de plantenbak van mijn balkon. Ik wist niet dat er iets kon bloeien daar.
– Ik ben erachter gekomen dat Oegstgeest zowel een schrijvers- als een forenzendorp is.
– Er zijn hier mensen die hun katten (Perzen) uitlaten.
– Zelfs Oegstgeest heeft een kermis. Er komen zelfs mensen op af.
– Er is iemand overleden door koolstofmonoxidevergiftiging en dat is best wel heel erg eng.
– Ik kan mijn fietstochten van en naar Leiden alleen maar met drie woorden beschrijven: wind, wind, wind.
– Mijn balkon is nog kleiner dan ik al dacht.
– Ik heb het gepresteerd dat een deel van mijn sleutelbos tussen de deur kwam, waardoor ik mijn deur niet meer open kon doen, één sleutel is afgebroken en ik moest hulp inschakelen van de studentbeheerder (don’t ask).
– De brandblusser is weggehaald door de woonstichting.
– Hoe noem je iemand uit Oegstgeest? Een Oegstgeestenaar? Een Oestgeestenees? Een Oestgeester?
– Heel veel mensen weten niet hoe ze Oegstgeest moeten uitspreken.
– Ik heb tips nodig om de fietsroute minder saai te maken.
– Ik heb ‘Terug naar Oegstgeest’ van Jan Wolkers nog steeds niet gelezen.

april 14th, 2013

Terug naar Oegstgeest: het fietsprobleem

fietsenfietsenfietsen

Twee jaar geleden woonde ik nog niet in Leiden, maar moest ik wel steeds van het station naar mijn faculteit lopen en dat vond ik irritant. Dus kocht ik een fiets. En een extra slot. Want Leiden is niet het kleine, schattige dorpje van mijn ouders.

Na twee weken werd hij gestolen.

Goed, goed, kan gebeuren. Nieuwe oude fiets. Nieuw extra slot. Binnen twee minuten bij de faculteit zijn en ‘Muwhahaha’ doen naar de mensen die moeten lopen is fijn.

Na twee weken werd hij gestolen.

Oké, dan maar weer lopen. Ik liep en ik liep en ik liep en toen ging ik in Oegstgeest wonen. Oegstgeest mag dan wel het bijzettafeltje van Leiden zijn, maar dat wil niet zeggen dat het te lopen is naar het centrum. Dus moest ik wel een fiets.
Mijn fiets parkeren in Leiden kost me minimaal tien minuten (wat ik allemaal wel niet had kunnen doen in die tijd, een tweede studie volgen, een kind opvoeden, het aidsprobleem oplossen!). Dit zijn de werkzaamheden:
– Een rek zoeken, want fiets fout = fiets weg (als de dieven je fiets niet stelen, dan is het de gemeente Leiden wel).
– Mijn fiets in het rek proppen (lang leve mensen met fietsmandjes en bakfietsen en dat soort ongein).
– Mijn voor- en achterlicht uitknippen.
– Mijn sleutels uit het slot halen.
– Mijn extra slot van mijn snelbinders halen en om mijn fiets doen.
– Uithijgen door dit zware werk.

Afgelopen weekend was ik bij mijn ouders en had ik afgesproken met vrienden. Ik fietste er naar toe (geen rode verkeerslichten om doorheen te fietsen, geen mensen die dingen als ‘OPLETTEN, TRUT!’ naar me schreeuwen, geen irritante slome fietsers voor me) en het was heerlijk. Ik parkeerde mijn fiets, niet in een rek, want die was er niet en dat maakt de gemeente helemaal niets uit. Ik zette mijn fiets op slot en: ik was klaar. Ik genoot.

De volgende dag kwam ik weer terug in Oegstgeest en zag dat mijn fiets voor de tachtigduizendste keer was omgevallen. Welkom thuis, Laura.

december 19th, 2012

Terug naar Oegstgeest: de buurtjes

20121217_142809

Ik woon nu meer dan drie maanden in Oegstgeest. Dit is geen vrijstaande villa (wat je waarschijnlijk zou verwachten), maar een studentenwoning die ik deel met één huisgenootje. Dit betekent vanzelfsprekend ook dat ik buren heb.

Ze zeggen wel eens: beter een goede buur dan een verre vriend. Ik heb geen idee hoe mijn buurtjes heten, maar toch zal ik ze even aan jullie voorstellen (hieronder reken ik ook de buurtjes van de buurtjes en daar weer de buren van).

– De plantjesburen (zie foto).
Groen is cool. Dat weten deze buren ook wel. Bij gebrek aan een tuin (ja, we hebben allemaal een balkon dat we moeten delen met onze buren van de ene kant, maar daar past krap één stoel op, dus dat mag de naam balkon niet eens krijgen) gebruiken ze de galerij. Want ja, die plantjes zijn toch wel erg leuk. Je eigen bieslook kunnen knippen enzo. Ik heb er dan ook geen bezwaar tegen (behalve als het gewaaid heeft en ik mijn lenigheid moet gebruiken om ze te ontwijken). Ik vind het wel handig. Als ik munt nodig heb, kan ik dat gewoon pakken (dat is een grapje, want ik gebruik nooit munt). Handig, zulke buren!

– De luie buren.
Deze buren hebben een probleem. Ze hebben namelijk geen kracht in hun armpjes. Ze kunnen nog net de energie opbrengen om de vuilniszak op de galerij neer te zetten, maar om dan heeeeeelemaal de trap af te gaan met zo’n zak, nee, dat is echt veel te zwaar. Gelukkig staat dat wel mooi, vijf van die stinkende vuilniszakken op een rij.

– De rookburen.
Roken is zó gele zwemslip, dat weet iedereen, behalve mijn buurtjes. Soms kom ik ze tegen, terwijl ze gezellig staan te blauwbekken in de kou. Een plastic bekertje vol afgebrande peuken staat ter uitnodiging voor de deur. Als ik ze groet, krijg ik een schorre ‘Goedemorgen.’ terug. Hoestend weet ik nog net de trap te bereiken. De volgende keer ga ik de andere kant op (dat kan namelijk ook, zo functioneel, die flat van mij).

– De ik groet je altijd chagrijnig terug, behalve als ik mijn pakketje bij je af moet halen-buren.
De meneer van Post NL heeft mij gevonden. Eén keer vroeg hij mij of ik een pakketje in ontvangst kon nemen voor de buren en ik, engel dat ik ben, zei ja. Sindsdien komt hij elke dag langs met minimaal tien pakketjes. Die pakketjes zijn altijd voor meneer de chagrijn. Wanneer ik hem tegenkom en groet (ik groet mijn buurtjes altijd, beter een goede buur…), kan hij er nog net met moeite een ‘Hallo’ uitpersen. Maar als ik een pakketje van hem in bezit heb en hij aanbelt, straalt hij als een mooie zondagmorgen. Ik vind het verdacht.

– De toneelburen.
Technisch gezien niet mijn buren, aangezien ze op een andere verdieping wonen, maar who cares? Iedereen in de flat is mijn lieve buur! Dit zijn de beste buren, want ze roken niet, groeten vriendelijk, ik kan hun vuilniszakken toch niet ruiken en ze zitten bij de leukste toneelvereniging van Leiden.

U merkt het al: we zijn één grote familie. De gezelligste familie van Nederland (oh nee wacht…).

december 3rd, 2012

Terug naar Oegstgeest: thuis en thuis

‘Ik ben het vergeten.’
‘Ja, waar ligt het dan?’
‘Thuis.’
‘Eh ja, in Oegstgeest of *dorpwaarmijnouderswonen*?’
Zomaar een gesprek dat je kan hebben als je op kamers woont.

Er zijn mensen zonder thuis, maar ik heb er maar liefst twee. 20 jaar lang woonde ik in een lieflijk, pittoresk, schattig, awwpoetiepoetiepoetie dorp in het schilderachtige landschap van de Hoeksche Waard. Door TMF ook een keer benoemd als het leukste dorp van Nederland en als TMF het zegt, dan is het zo. Wat, TMF bestaat niet meer? Nou en.
Goed, dat dorp dus. Langs het tuinpad van mijn vader zag ik de hoge bomen staan. Ik was een kind en wist niet beter dan dat het nooit voorbij zou gaan (mensen die de intertekstualiteit begrijpen: +1) Nee, er stonden geen hoge bomen langs het tuinpad van mijn vader. Maar het ging wel voorbij. Ook ik ben (figuurlijk) groot geworden.

Want dan zit je opeens in de universiteit en toevallig heeft dat lieflijk dorpje geen universiteit, laat staan de studie Literatuurwetenschap, dus ga je maar naar Leiden. Je wordt wijs en volwassen en besluit om op kamers te gaan. Voor het eerst in je leven verhuis je, naar Oegstgeest (ook zo’n lieflijk, pittoresk, schattig awwpoetiepoetiepoetie dorp) en heb je opeens twee thuis-en (is geen woord). En dat voelt raar.

Het is vrijdag, ik heb net bijles gegeven en ga naar mijn ouders. Eerst wacht ik tachtigduizend uur op de bus, omdat die in Oegstgeest nooit op tijd komt (in het dorp waar mijn ouders komen wel), daarna sleep ik mijn koffer de bus in, sleur mijn koffer de bus uit, sleur mijn koffer de trein in (natuurlijk in de spits, dus fijn een half uur staan en proberen een boek te lezen), sleur mijn koffer de trein uit, sleur mijn koffer de metro in, sleur mijn koffer de metro uit, sleur mijn koffer de bus in, sleur mijn koffer de bus uit en he he, ik ben bij mijn ouders. Ondertussen trillen mijn armspieren als een gek, dus niet raar kijken als je me een tijdje niet gezien hebt en ik opeens een bodybuildster ben geworden.
Goed, ik ben dus bij mijn ouders. Mijn kamer daar past drie keer in mijn Oegstgeest-kamer, dus dat is altijd weer wennen plus dat ik opeens weer in een eenpersoonsbed moet slapen. Die eerste dag staat sowieso in het teken van wennen. Het voelt heel raar. Het is 20 jaar je huis geweest, maar nu is het niet meer echt je huis, maar ook weer wel en het is gewoon raar. En dan plotseling is het zondagmiddag en ben je net gewend en ga ik natuurlijk net weer terug.

Maar dat maakt niet uit, dat ik steeds moet wennen. Want sommigen hebben er geen, maar ik heb twee thuis-en. En daar ben ik blij mee!

november 5th, 2012

Terug naar Oegstgeest: de complicaties van het op kamers wonen

Inmiddels woon ik meer dan twee maanden op kamers in Oegstgeest en ik heb gemerkt dat dat ook wel eens problemen oplevert. Een overzicht (en er zijn er waarschijnlijk nog meer die ik vergeet):

– Ik  heb oneindig veel kledingproblemen. Binnen heb ik het koud, buiten ook, totdat ik op de fiets stap, dan krijg ik het ontiegelijk warm. Tot een paar weken geleden droeg ik nog mijn zomerjas (nu mijn tussenjas, ik snap mensen niet die geen tussenjas hebben, een winterjas is nu toch te warm? En bovendien is tussenjas een leuk woord, dus dat lijkt me wel reden genoeg.) en op de fiets deed ik die niet dicht en dan kijken mensen je raar aan. Zeker als je dan nog wel een sjaal draagt, omdat je verkouden was (nee, ík ben niet degene die raar is). Daarnaast heb je nog het welkekledingmoetikmeenemennaarmijnoudersenwelkeweerterugnemenprobleem. Dit probleem is vooral groot als ik op zaterdag uitga, omdat al mijn leuke kleding natuurlijk in Oegstgeest ligt. En natuurlijk het altijd terugkerende probleem van watmoetikvandaagweeraan. Zucht. Het leven van een oppervlakkig meisje is zo zwaar.
– Ik heb een douche die uit zichzelf wisseldouches geeft. Zo. Ontzettend. Fijn.
– Dat je uit het raam kijkt en dan je halfnaakte overbuurman ziet. Ik zal je zeggen: dit was niet de manier waarop ik mijn overbuurman graag had willen leren kennen.
– Wat moet ik vanavond nou weer gaan eten?
– Er is niemand die mijn zooi opruimt. Zo flauw.
– Een koffer en het openbaar vervoer gaan niet goed samen. En er is ook niet één galante jongeman geweest die mijn koffer de trap af heeft gedragen (wat ik ook niet zou accepteren, omdat ik bang ben dat hij met mijn koffer ervandoor gaat, maar het gaat om het idee, mensen).
– Fietsen in de regen en dat je dan geen paraplu kunt gebruiken, omdat het te hard waait daarvoor en dat je dan haast hebt en mensen die supersloom fietsen en stoplichten die zodra ze jou zien op rood gaan enzo. Of nog erger: dat je hardop wil zingen, maar dat er net iemand achter je fietst! (en nee, ik ga de ochtend van die mensen niet verpest met mijn valse stem, zo gemeen ben ik nou ook weer niet)
– Dat ze zomaar geld van je rekening afhalen onder het mom van ‘De huur moet ook betaald worden’. Nou ja zeg. Het gore lef!
– Altijd teveel dan wel te weinig rijst koken.
– Dat er een houdbaarheidsdatum op eten zit en dat die natuurlijk altijd te vroeg is.
– Om twee uur ’s nachts je deur proberen open te maken zonder je huisgenootje wakker te maken (dus zonder het licht in de keuken aan te doen, dit is praktisch onmogelijk).  Natuurlijk stoot je dan net weer tegen het één en ander aan en valt er van alles om.

Maar ondanks al deze supergrote problemen is het gelukkig toch wel leuk!

september 19th, 2012

Terug naar Oegstgeest: this is my crib, roomraiders, wanna come in?

Nou, daar is die dan: de langverwachte roomtour. Ik kan jullie alvast vertellen dat ik niet voor jullie heb opgeruimd. Sorry.

Ik heb jullie wel in de maling genomen met bovenstaande foto he? ‘Huh, is dat vreselijke geval Laura’s kamer?’ Nee, thank god niet. Voordat ik over ga naar de after-foto’s (dit was dus duidelijk een before-foto’s) een aantal weetjes omtrent mij en mijn kamer:

1. Ik houd niet van biggetjesroze.
2. Mijn kamer was eerst biggetjesroze.
3. Het is lastiger dan je denkt om over biggetjesroze te verven met wit.
4. De vorige bewoonster had nog nooit van schoonmaken gehoord.
5. Ja, ik wel. Soort van.
6. Mijn kamer is 21 vierkante meter.
7. Ik heb een balkonnetje dat ik moet delen met de buurvrouw. Ik heb hem niet op de foto gezet, want hij is zo klein dat je hem niet kunt zien. Nee oké, dat is niet waar. Er past een stoel op. Maar daar is alles ook mee gezegd.
8. Ik heb zilvervisjes, een dode spin en een enkele vlieg als huisdieren gehad, maar die zijn nu verdwenen.
9. Genoeg feitjes, op naar de foto’s!

Wat u hierop kan zien: mijn kledingrek (ja, hij is scheef, maar dat is artistiek en heeft niks met mijn twee wel heel erg linkerhanden te maken), een bescheiden schoenencollectie voor een meisje, een twijfelaar, een poster van Flow Magazine en jawel: een BLAUWE muur. Weg met biggetjesroze, blauw is de kleur! Of nou ja, de Gamma noemde de kleur ‘Tibet’, maar ik vind het gewoon blauw hoor.


Wat u hierop kan zien: mijn ladekast, waar mijn modieuze outfits opgeborgen liggen. Mijn spiegel, die nog opgehangen moet worden aan de deur. En voor de rest: troep, heel veel troep (dingen zoals een fietspomp, een schaar, glitterzonnebrandcrème, twee muntstukken van vijftig cent en natuurlijk één of ander draadje voor mijn mobiel). Zoals ik al zei: ik heb niet voor jullie opgeruimd.


Wat u hierop kunt zien: mijn nog wel erg lege boekenkast Billy (geloof ik of een andere Zweedse naam), mijn bureau en mijn ikbendebaasbureaustoel.


Wat u hierop kunt zien: de kapstok, mijn wereldberoemde trenchcoat en mijn tasje Gerrit.


Wat u hierop ziet: Tibet! Mijn uitschuifbare eettafel met mijn niet-officiële eetstoelen (die moeten nog gekocht worden), een poster die verdomme de hele tijd valt en voor de rest trrrrrrroep.


Wat u hierop ziet: een tafeltje, een (slaap)bank, mijn van Gogh (oké oké, hij is niet echt) en vanzelfsprekend: troep.

Goed, dat was mijn kamer. En nu mijn huis uit!

september 5th, 2012

Terug naar Oegstgeest: de eerste 24 uur


Ja, hij is schuin, maar dat is artistiek ofzo. Of luiheid. Nee, nee, dat vast niet.

Maandagavond. Mijn Mutti en ik slepen mijn spullen naar boven (lang leve wonen op driehoog). En wanneer mijn moeder vertrokken is, is het echt zo ver: ik woon op mezelf.

De eerste nacht heb ik overleefd en dat wil heel wat zeggen. Ik heb namelijk een kledingrek naast mijn bed (zie foto) en die is ’s nachts maar liefst twee keer in elkaar gestort, half bovenop mij. Maar dat overleefde ik dus. Je zult de rest van het verslag moeten lezen om erachter te komen of ik de rest van de dag ook overleefd heb, want geloof me: dat zou een wonder zijn.

Ik fixte internet (erg belangrijk voor een dagelijkse blogger) en de dag erna werd ik wakker (‘Serieus?’). Ik ontbeet en daarna kwam alweer de volgende uitdaging: fietsen naar Leiden voor een interview voor studenten.net. Nu moet u weten dat ik in Oegstgeest woon en dat het vijf kilometer is. Dat is echter niet het probleem. Het probleem is de weg vinden. Maar ik kan u blijde mededelen dat het me gelukt is zonder te verdwalen, maar dat is alleen omdat ik de busroute gevolgd heb en niet de korte en snellere route die ik dus niet weet.

Na een dag niet op mijn kamer geweest te zijn kwam ik er rond een uur of vijf weer aan (wederom zonder te verdwalen). Wat moet je dan doen? Juist. Boodschappen.

Ik had het gevoel alsof heel de supermarkt door had dat ik voor het eerst boodschappen voor mezelf deed. Zelfs de caissière keek me aan van: ‘Nou Laura, jij bent duidelijk nieuw hier.’ Maar ook dit is gelukt (schouderklopje voor mezelf).

Daarna ging het mis. Er kwam een vriendin eten. Ben ik bij mijn ouders een kookplaat gewend, heb ik hier een fornuis. Met hulp van die vriendin ging dat nog goed. Maar toen…

Ik ging paprika snijden. Ik had er nog amper in gesneden toen ik een pijnscheut voelde. In mijn duim. Of eerder gezegd, in wat ooit mijn duim was. Ik keek naar beneden en daar lag mijn voormalige duim dan. Bij het zien van al het bloed viel ik flauw. Of ik wakker ben geworden? Dat is voor jou een vraag en voor mij een weet…