De Nederlander op vakantie


Dit is het strand van Bournemouth in Groot-Brittannië, maar je doet maar lekker alsof het Zuid-Frankrijk is.

Je bent op vakantie in, laten we voor het gemak even wat noemen, Zuid-Frankrijk. Na een jaar hard gewerkt/gestudeerd te hebben, ben je hier echt wel aan toe. Twee weken luieren, zonnen en ijsjes eten. Heerlijk.

Of niet.

Want je komt ze tegen. Ook al ga je naar Paaseiland of Peru, ze zijn overal: de Nederlanders.

Voordat je ze ziet, hoor je hun lokgeroep al.
‘Máááááám!’ gillen de kinderen. ‘Ik moet plassen! Wanneer gaan we weg? Ik verveel me. Ik wil een ijsje! Het is echt supersaai hier. Ik heb het warm. Máááááááám!’
Gillend komen ze aanrennen met een Nintento DS (of zoiets moderns) in hun ene hand en de nieuwste iPhone (‘Maar ik wilde een witte! Ik krijg ook nooit iets…’) in de andere.
De moeder, veertig, ‘pittig’ kapsel, met vetrollen over haar korte broek (met de illusie dat ze het lichaam van een meisje van achttien heeft), sjokt achter haar kinderen aan.
‘Je krijgt straks een ijsje, Jordi!’ zucht ze.
Maar Jordi wil ‘Nuuuuuuuuuuuuuuuuu!’ een ijsje.
‘Houd godverredomme je mond dicht, Jordi!’ brult de vader.
Ook hij komt aanwaggelen. Hij heeft dezelfde korte broek als zijn vrouw aan, witte sokken in sandalen, petje op en het boek ‘Met het gezin naar Zuid-Frankrijk’ in zijn hand.
‘Bonsjoer, ooievaar!’ verkondigt hij luidruchtig.
Twintig jaar geleden heeft hij Frans gehad op de middelbare school, maar hij is trots dat hij het nog steeds zo goed weet.
‘Oh Jan, moet je kijken, wat een leuk jurkje!’
Wanneer de moeder een kledingwinkel ziet, blijkt ze toch nog een beetje energie in zich te hebben en ze schiet een winkel in.
‘He Gerda, moet dat nou!’ moppert Jan.
En dan zie je opeens een ander familielid: de norse puber.
‘Wanneer gaan we weg?’ vraagt hij aan zijn vader. ‘Ik wil naar huis.’
En dan zie je het gebeuren. Een ader klopt gevaarlijk in Jans nek. Zijn rood wordt opvallend rood (en hij was al zo verbrand) en hij balt zijn vuisten.
Voordat de boel escaleert, zet je het op een rennen. En terwijl je dat doet, neem je je één ding voor: absoluut NIEMAND hier mag weten dat ik een Nederlander ben.

Mijn leukste vakantie: Lovely Bournemouth

Een jaar geleden zat ik in Bournemouth, een plaatsje in het zuiden van de kust van Engeland.

‘Wat deed je daar dan?’
Nou, dat zal ik je even vertellen.

Ik weet niet meer precies hoe ik op het idee kwam, maar ik wilde graag een keer alleen op vakantie en mijn Engels verbeteren. Niet dat mijn Engels nou zo slecht is, maar verbeteren kan altijd toch? Ik ging zoeken op internet en uiteindelijk kwam ik terecht bij de organisatie EF (Education First). Deze organisatie verzorgt taalcursussen in het buitenland (niet alleen Engels). Via deze organisatie ben ik in Bournemouth terecht gekomen (omdat dat het goedkoopste was haha). Overigens heb je ook andere organisaties die minder prijzig zijn, maar ik wilde graag een betrouwbare.
Ik koos ervoor om twee weken de algemene cursus te volgen en mijn verblijf was in een gastgezin.

Iedereen aan wie ik het vertelde zei: ‘Vind je dat dan niet eng?’ Maar eigenlijk werd ik pas zenuwachtig toen ik met de taxi naar het huis van mijn gastgezin ging. Zouden ze wel aardig zijn? En kan ik wel goed genoeg Engels? Zou ik het wel kunnen om de hele tijd Engels te praten? Maar eenmaal daar aangekomen, bleken het twee hele aardige mensen te zijn. Ik maakte ook kennis met mijn roommate Natalia, een vrouw uit Rusland. Ook zij was gelukkig aardig. De tweede week had ik een roommate uit China en jawel; ook zij was aardig ;) En aan de hele tijd Engels praten wen je.

Ik moest bijna elke dag naar school, maar eigenlijk kregen we niet eens zo heel veel les. Het was vooral gericht op spreken. We kregen dan een onderwerp, bijvoorbeeld feestdagen (er waren natuurlijk mensen van allerlei nationaliteiten daar), en daar moest je dan in een groepje over praten. Op die manier leer je ook andere mensen kennen, met wie je dan buiten school ook afspreekt. Verder zorgde de school voor veel activiteiten, zoals reizen naar Londen, sportwedstrijden of feesten.

Het was echt mijn leukste vakantie tot nu toe. Iedereen die erover na zit te denken om dit te gaan doen: doen, echt waar! Het liefst was ik langer dan twee weken gegaan, maar helaas liet mijn portemonnee dat niet toe. Maar echt, het was ontzettend leuk. Niet alleen verbeterde ik mijn Engels (op het laatst krijg je ook een soort diploma en ik had C2, het hoogste niveau), maar ik leerde ook nieuwe mensen kennen uit landen met een andere cultuur. En ik kan het je sowieso aanraden om in een gastgezin te gaan, want dat is al helemaal goed voor je Engels.

Dus ja, echt een aanrader!

Heb jij wel eens zoiets gedaan of het overwogen te doen?

Jawel, het is weer vakantie

De herexamens zijn inmiddels nagekeken en ook de basisschoolkindertjes zijn al (of bijna) vrij. Jawel, mensen, het is vakantietijd.
In eerste instantie denk je dan natuurlijk aan een immense vrijheid (geen huiswerk, uitslapen!) of aan het lekkere weer, dat er echter nooit lijkt te zijn in Nederland (we vinden het altijd te warm of te koud). Maar nee, daar denk ik nu niet aan. Ik ga het hebben over vakantiebestemmingen.

Vroeger. Die goede oude tijd. Je beste vriendinnetje belt aan.
‘Kun je spelen?’
‘Nee.’ zeg je teleurgesteld, want je wilde je nieuwe springtouw uitproberen. ‘We gaan zo weg. Op vakantie.’
‘Waar ga je naar toe dan?’
‘Naar de Vuluwu ofzo.’
Je moeders stem klinkt vanuit de keuken: ‘De Veluwe!’
Je beste vriendinnetje wenst je vervolgens veel plezier en dat was dat.

Moet je tegenwoordig eens proberen: ‘Ik ga naar de Veluwe.’
Mensen trekken een vies gezicht of kijken verbaasd.
‘De Veluwe? Maar je bedoelt… gewoon in Nederland? Met een tentje?’
Je probeert nog enthousiast te vertellen over het mooie landschap en de leuke winkeltjes, maar je gesprekspartner kan zich er niets bij voorstellen. Je hoort het hem/haar bijna denken: dan kun je net zo goed niet op vakantie gaan.

Nee, tegenwoordig is het zelfs niet genoeg als je naar Frankrijk of Italië gaat. Hoe exotischer, hoe beter. Vertel jij aan je collega dat je naar Paaseiland vliegt, dan zegt hij dat hij naar Atlantis gaat. En als we dan weer thuis zijn (wanneer blijkt dat die exotische locatie toch minder leuk was dan gedacht), houden we het nog even in stand door de foto’s rond te laten gaan: ‘Kijk, dit ben ik op een hagelwit strand.’ ‘Kijk, dit ben ik met Obama, hij was onze buurman.’

Laten we er alsjeblieft mee stoppen. Wat maakt het nou uit of je naar Limburg of naar Verweggistan gaat? Wees blij dat je überhaupt op vakantie kunt gaan en geniet ervan!

Disclaimer: uiteraard is dit allemaal weer overdreven en met een knipoog geschreven. En Atlantis bestaat niet, evenmin als Verweggistan. Dus als je tickets daarvoor wil, moet je niet bij mij zijn.