Een klap voor je kanis

https://www.instagram.com/p/Bs_jFnVgGdA/

Na een leuk feestje fiets je terug naar huis. De lichten in de huizen branden niet meer, alleen je voorlamp schijnt nog door de nacht. Je hoort dat er iemand achter je fietst, maar je durft niet achterom te kijken. Je begint steeds harder te trappen en kijkt of er iemand op dit tijdstip nog op straat loopt, iemand die er betrouwbaar uitziet. Maar er is niemand. Wat als er nu iets gebeurt?

Ik denk dat elke vrouw dit wel herkent. De angst als je ’s avonds alleen op straat loopt. De sleutels in je handen, voor het geval dat. De snelle passen. Je voelt je machteloos in dat soort situaties, het voelt alsof er niets is wat je ertegen kunt doen. Ik wilde van dat gevoel af, dus ben ik een cursus zelfverdediging (voor vrouwen) gaan doen.

Natuurlijk is het te debiel voor woorden dat je zoiets moet doen. Wij zijn niet probleem. Maar toch liever dat dan dat ik niet weet wat te doen. Al eerder had ik Krav Maga geprobeerd, maar dat vond ik behoorlijk heftig. Ook naar deze cursus ging ik met tegenzin. We werkten met stootkussens, waardoor het geen pijn doet als iemand je slaat, maar je voelt de impact wel. De laatste les deden we examen: we moesten oefenen op een man (in beschermend pak en met een helm op) die gewoon door zou gaan met op je aflopen of je optillen als je niet hard genoeg sloeg of trapte. Dat was heftig, want voorheen oefenden we op elkaar, maar wanneer krijg je nou de kans om dit te oefenen? Als het gebeurt, gebeurt het echt.

Het is fijn om te weten dat je niet per se sterk of groot hoeft te zijn om toch iets te kunnen doen. Zo heb ik geleerd dat je niet eerst een knietje moet geven (daarvoor moet iemand echt dichtbij je staan), maar moet slaan (palm strike heet dat). Als je je handen tegen iemands heupbotten zet, dan kunnen ze je niet meer optillen. Je kan harder slaan en schoppen dan je denkt.

Ik ben blij dat ik het gedaan heb en ik kan het iedereen aanraden. Maar laten we hopen dat er een tijd komt waarin we het niet meer hoeven te gebruiken.

‘Kom je uit Rotterdam?’ ‘Ken je dat niet horen dan?’

https://www.instagram.com/p/BsqrUp9g_fB/

Drie jaar heb ik in Rotterdam gewoond. Roffa, 010, Maasstad, hoe je het noemen wil. Ik moet het eerlijk toegeven: het waren niet de beste jaren uit mijn leven. Liefdesverdriet, een buurman die me bedreigde en de drukke stad. Ik dacht dat ik opgelucht zou zijn als ik eenmaal in Utrecht zou wonen.

Maar nu wil de ironie van mijn leven dat ik een baan vond in Rotterdam, terwijl ik net naar Uutje verhuisd was.
‘Ga je weer terug?’ vraagt iedereen.
Mijn antwoord is dan altijd: ‘No way.’
Rotterdam is te groot, onveilig en ik houd van oude stadjes.

Maar nu ben ik er toch steeds weer te vinden. Met de tram ga ik langs plekken waar ik eerst fietste, gewoon, zonder na te denken, richting bestemming. Elke keer als ik op Rotterdam Centraal ben, heb ik de neiging om naar huis te lopen. Maar dat huis is er niet meer. Er woont iemand anders.

En dan de Rotterdamse taal en mentaliteit. De natte T. Het niet lullen, maar poetsen. Alle leuke plekken (de filmhuizen, de Leeszaal, Koekela, Witte de With, Museumpark, Blijdorp en ik kan nog doorgaan) en leuke mensen (die weten zelf wel dat ze het zijn). Dichterbij familie zijn.

Maar nu woon ik in Utrecht (geen zorgen, 030, jij krijgt ook je eigen blog). En Utrecht heeft zo zijn eigen plekjes, mensen en taal. Plekjes en mensen waarbij ik me heel erg op me gemak voel. Alleen het accent heb ik nog niet door. Voorlopig houd ik dus toch maar bij de natte T. Maar dan wel in Utrecht.