Mijn eerste keer nablijven

Ik was, en ben nog steeds (al verschillen daar de meningen over) een heel lief en braaf meisje. Op de basisschool deed ik altijd netjes mijn huiswerk, stak mijn hand op als ik iets wilde vragen en haalde voldoendes. Maar één keer, tja, toen ging ik toch wel over de schreef.

Ik durf het bijna niet te zeggen. Het is te asociaal voor woorden. Ik snap nog steeds niet dat ik niet uit huis ben geplaatst en naar een jeugdinrichting ben gebracht.

Nou, goed dan. Ik las stiekem de Donald Duck onder tafel. Terwijl de pauze net was afgelopen en de juf al was begonnen met lesgeven.

Daar moet je uiteraard voor boeten. De broer van mijn beste vriendin had al gezegd wat voor vreselijk mens de juf wel niet was, dus ik zat te trillen als een rietje.
‘Nablijven!’ riep ze.
Ik viel bijna flauw van de angst. Nablijven, ik, het braafste meisje van de klas. Hoe kon ik nu ooit nog mijn ouders onder ogen komen?

Gelukkig zag de juf dat ik bijna doodging van angst en nou ja, dat zou niet zo’n goed teken zijn met haar functioneringsgesprek in het vooruitzicht, dus hoefde ik toch maar niet na te blijven.

Ik vond haar meteen een stuk aardiger.

De overblijvers en de thuisgangers

Elke middag op de basisschool waren er twee keuzes: bleef je over of ging je naar huis? Zelf had je daar niets over te zeggen, want toen waren je ouders nog de baas.

Je had de thuisgangers. Ze werden opgehaald door vader, moeder, opa, oma, oppas en soms zelfs door een geïrriteerde broer of zus die al op de middelbare school zat (de middelbare school, wow!!!). Zij mochten kiezen: hagelslag of pindakaas? Linda mee of toch ook een keer Ella? Pokémon of Zappelin? Of gewoon lekker nestelen op de bank met een boek zo spannend dat je vergeet je brood op te eten.

Nee, dan de overblijvers. Die waren toch maar sneu. Die naam alleen al. Niets geen keuze, gewoon eten wat mama op je brood had gesmeerd (altijd iets gezond, nooit chocoladepasta). Gedwongen aan tafel zitten met die chagrijnige overblijfmoeder en die suffe jongen uit je klas. Je mocht weer niet met Fleur mee naar je huis, want die had Linda gekozen. Verdomme, zou je gedacht hebben als je dat woord toen al kende.

Combinaties waren ook mogelijk. Door het overblijven waardeerde je het thuis zijn tussen de middag des te meer. Daar zat ook wel wat in.

En nu? Nu zijn we allemaal overblijvers.

Het ware verhaal waarom ik bijna geen make-up draag

Zoals vele kinderen heb ik verschrikkelijke jeugdtrauma’s, waar ik nog steeds last van heb. Ik moest peer op brood eten van de oppas, coltruien aan van mijn moeder en zo heb ik er nog wel een stuk of tachtigduizend. Vandaag licht ik er weer eentje uit.

Mijn moeder is niet zo’n slons die in haar joggingsbroek met vlekken haar kinderen naar school bracht. Nee, ze draagt mascara, oogschaduw, blush en… lippenstift. Van die roze weet je wel. Nu heb ik op zich geen problemen met lippenstift (behalve dat het zo vies voelt op je lippen, je altijd een afdruk achterlaat op glazen, het er na een paar uur vanaf is, maar wel op je tanden is blijven zitten etc.), maar door mijn moeder heb ik een trauma opgelopen. Ja, jullie gaan er nu achter komen waarom ik (bijna) geen make-up draag.

Na voor de duizendste keer Marco Borsato te hebben geluisterd in de auto zet mijn moeder me af bij de basisschool (dit verhaal speelt zich zo’n twaalf jaar eerder af, niet denken dat ik nu nog naar de basisschool ga hoor, al snap ik wel dat het geloofwaardig is met mijn uiterlijk). Met het refrein van ‘Binnen’ nog in mijn hoofd stap ik de auto uit en zeg: ‘Nou doei he!’
Maar mijn moeder laat het niet daarbij.
‘Kus!’ beveelt ze.
Ik probeer nog te zeggen dat ik bijna te laat ben, maar ze houdt me al in de wurggreep en drukt twee dikke zoenen op mijn wangen.
‘Dag lieverd, veel plezier!’ roept ze me vrolijk na, terwijl ik de pijn in mijn nek weg wrijf. Snel kijk ik om me heen: heeft iemand het gezien? Pff, gelukkig niet.
Uitgelaten van blijdschap ren ik het schoolplein op, naar mijn bffs.
‘Yoooo bitsjes!’
Ze kijken me raar aan. Heb ik de verkeerde kleding aan? Ben ik mijn Pokémonkaarten vergeten?
‘Eh, wat heb je op je wang?’ vragen ze.
Ik ren als een gek naar de spiegel en begin dan onbedaarlijk te huilen.

Op mijn wangen zitten twee grote, roze vlekken. Het is de lippenstift van mijn moeder. Daar ging mijn reputatie. Om nooit meer terug te komen…

Het bange aapje

IMG_20131214_114953

De basisschool bestond iets van tachtigduizend jaar. Dat moest gevierd worden, in een circustent. Elk jaar deed iets leuks. Wij, groep één, moesten als aapjes. Groep zes, de klas van mijn broer, gingen als indianen.

Ik weet nog hoe ik me voelde. Stom, kriebelend apenpak. Ik stond compleet voor lul (ik had toen alleen nog niet de juiste bewoordingen daarvoor). Bovendien was ik een enorm verlegen meisje: bij het idee dat ik iemand moest aankijken, brak het zweet me al uit, laat staan de hele school. Helaas heb je als vierjarige niet zoveel te zeggen.

Als aapjes moesten we allerlei capriolen uithalen. Van de glijbaan af. Koprollen maken. Bij het oefenen ging het nog wel. Maar toen kwam de show. For real. In de circustent stond de hele school en de daarbij behorende ouders: toch wel zo’n tachtigduizend mensen bij elkaar. De glijbaan stond klaar. De mat ook. Ik voelde een duwtje in mijn rug en keek zo pal in het felle licht. Ik werd opzij geduwd door een klasgenootje die op de glijbaan wilde. Als van steen stond ik erbij en keek erna (‘Huh, maar je was toch een aap, geen beer?’). Het geklap gonste in mijn oren, ik voelde weer een hand op mijn rug en het was voorbij.

Het was voorbij. Thank God. Maar daar had ik toen nog niet de bewoordingen voor.

(Kun je je voorstellen dat dat kind vorig jaar een bitch heeft gespeeld, gespeeld ja, in een toneelstuk, voor mensen, vrijwillig?)

Een feestje

Een aantal van de uitnodigingen die ik vroeger heb gekregen.

De basisschooltijd: je speelt veel, je leert lezen en schrijven, dat soort dingen. Maar het is ook de tijd van de kinderfeestjes! En dat zorgt voor herinneringen.

Allereerst de kwestie: wie ging je uitnodigen? Je beste vriendin natuurlijk, maar dat ene kind? Heeft zij jou eigenlijk wel uitgenodigd op haar verjaardag vorig jaar? En van je moeder moet dat ene meisje ook komen, dat nooit wordt uitgenodigd, want anders is het zo zielig.
Goed, dat hebben we geregeld en dan nu de grote vraag: wat gaan we doen?

Heel veel kan ik me niet herinneren, maar twee kinderfeestjes (van mezelf) nog wel. Als eerste het kinderboekenmuseum in Den Haag waar we een speurtocht gingen doen. Door het doen van opdrachten moesten we letters verzamelen en die vormden samen een woord. Als we dat vonden, kregen we iets leuks (geen idee meer wat).

Het andere feestje was een aflevering van Oppassen! bijwonen. Ik weet niet of jullie die serie nog kennen, maar het kwam altijd op zaterdagavond op tv, voor Kopspijkers. Erg leuk (en origineel, weer wat anders dan naar de bioscoop) en bovendien mochten we na de uitzending op de set kijken en handtekeningen vragen aan de acteurs (Ja, toen heb ik me er dus wél schuldig aan gemaakt. Mijn excuus is dat ik jong en naïef was.)

Wat er nog meer hoort bij kinderfeestjes? De zakjes snoep na afloop (tegenwoordig schijnt dat een goody bag te heten). Bij het ene feestje stelde dat net wat meer voor dan bij de andere.

Eigenlijk maar saai hoe ik mijn verjaardag tegenwoordig vier (geen goody bags). Volgende keer gaan we wel discozwemmen of naar de nieuwe kinderboekenverfilming. Dus: wie komt er op mijn kinderfeestje? Jullie zijn allemaal uitgenodigd!

Laura’s liederenanalyse: in de maneschijn

Wat zijn eigenlijk de beste schooljaren? Ik weet het wel: groep één en twee op de basisschool. Spelen, kleuren, knutselen, dat was eigenlijk het enige wat je moest doen. Geen toetsen, spreekbeurten of nog meer van dat serieuze gedoe. En natuurlijk ook een heel belangrijk element: liedjes zingen.

Maar eerlijk is eerlijk: waar slaan die kinderliedjes eigenlijk op? Als kind let je daar niet op, net zo min als dat je denkt dat het toch wel erg raar is dat Sinterklaas met een paard op de daken kan.
Maar nu we volwassen zijn (soort van dan), wordt het ons allemaal duidelijk: het is dikke onzin.

Neem nu het liedje ‘In de maneschijn’. Sorry hoor, maar welke flapdrol heeft dat bedacht? Niet dat ik een carrière als liedjesschrijver ambieer, maar dat kan ik toch wel tien keer beter.

♫ In de maneschijn, in de maneschijn
klom ik op een trapje door het raamkozijn ♫

De grote vraag hierbij is: waarom in hemelsnaam? Dat is hartstikke gevaarlijk! Echt, ik ben er op tegen dat wij onze kindjes zulk soort liedjes leren, zeker als ze in de wijapenallesna-fase zitten.

♫ Maar je raadt het niet, nee, je raadt het niet ♫

Nee, dat klopt. Wat valt er te raden dan? Waarom je door het raamkozijn klimt? Dat vertel je geeneens, hoe stom is dat!

♫ Zo doet een vogel, zo doet een vis
En zo doet een duizendpoot, die schoenenpoetser is ♫

Wat hebben een vogel, een vis en een duizendpoot met de maneschijn, het raamkozijn en klimmen te maken? It doesn’t make sense! En het kan me helemaal niet interesseren hoe een duizendpoot doet die schoenenpoetser is, want die bestaan geeneens!

♫ En dat is één en dat is twee ♫

Eén wat? Twee wat?

♫ En dat is dikke, dikke, dikke tante Kee ♫

Ten eerste: het is niet lief dat je tante Kee dik noemt, dat heet volslank hoor! Ten tweede: tante Kee? Wat is dat nou weer voor naam?

♫ En dat is recht en dat is krom ♫

WAT IN GODSNAAM?

♫ En zo draaien we het wieleke nog eens om, rom-bom! ♫

Welk ‘wieleke’? En wat voor bom? Dat is gevaarlijk hoor!

Echt, ik vind het werkelijk waar verschrikkelijk dat de basisschoolkindjes dit soort liedjes leren. Dat WIJ dit soort liedjes hebben geleerd. Nee, we zijn niet agressief geworden door computerspelletjes, maar door dit soort liedjes. En dat zou afgelopen moeten zijn.

Het wordt maar weer eens pijnlijk duidelijk: deze wereld is hard. Bikkelhard.

(Binnenkort komt mijn boek: ‘Laura’s analyse van Nederlandse kinderliedjes en de verschrikkelijke conclusie’ uit, bestel hem nu!)

Je bent een paardenmeisje of je bent het niet

Je bent een paardenmeisje of je bent het niet. Drie keer raden wat ik ben.

Onder mijn vriendinnen op de basisschool bevonden zich ook een aantal paardenmeisjes. Eén keer (twee keer?) in de week togen zij naar de manege met van die strakke leggings aan (die waren toen nog niet in hoor) en natuurlijk de welbekende laarzen. En het zweepje niet te vergeten.
Ik weet niet hoe het bij jullie zit, maar vroeger ging ik wel eens mee naar de hobby’s van mijn vriendinnetjes. Een proefles streetdance (mijn dans-skills lieten te wensen over) en dus ook de manege (waar ben in hemelsnaam terecht gekomen?).

Het begint, natuurlijk, al bij de stallen. Een penetrante stank dringt je neusgaten binnen en verlaat die ook niet meer. De grond is bezaaid met uitwerpselen en je probeert angstvallig uit de buurt van de paarden te blijven, omdat je verteld is dat ze schoppen wanneer je achter ze gaat staan. Je vriendinnetje neemt het paard Sunny (of een andere debiele naam) mee en jij mag uit de stallen (opgelucht haal je adem) en naar de kantine om het paardrijden te bekijken.

Nou, ik kan u vertellen, dames en heren, ik vind zelfs snooker nog spannender om te kijken. Talloze rondjes maken, soms wat sneller en af en toe een sprongetje. That’s it. Het is een wonder dat ik niet in slaap ben gevallen.

Na een uur op je horloge gekeken te hebben, mag jij dan eindelijk op dat paard. Alleen: het lukt niet. Na tien keer proberen geeft de paardenjuf je een zetje en dan zit je er eindelijk op. Lopen maar. Het paard is nog niet in draf, of je ingewanden zijn al door elkaar gehutst.

Dit was duidelijk niets voor mij. Sindsdien heb ik nooit meer op een paard gezeten.

Ben jij een paardenmeisje? (of jongen ;))

Op de basisschool

Wat was het leven toen nog makkelijk. Spelen, taal en rekenen, spelen, knutselen en tekenen, en vooral spelen: de basisschool. Al moet ik bekennen dat ik toen al in paniek raakte over de kleinste dingen (‘Mama, ik moet morgen een indianenpak hebben en die heb ik niet en iedereen heeft die wel en en en!’).

Op de basisschool vond ik bijna iedereen wel aardig. Ruzie? Ik wist niet wat dat was. Ik speelde spelletjes zoals vader en moedertje, tien tellen in de rimboe en verstoppertje. Mijn beste vriendin en ik hadden vriendschapkettingen. Zij het ene stuk van het hartje, ik het andere.

Op de basisschool vond ik mensen van twintig héél oud, nu ben ik zelf twintig. We zongen liedjes in de klas, gingen scoubidouen (kennen jullie dat nog?) en elke maand was er wel een nieuw soort speelgoed wat je móest hebben (Furby, Pokémonkaartjes, een step) .

Op de basisschool bestond de grote, boze wereld nog niet.

Soms zou ik willen dat ik er weer op zat.