‘Wat heb je in je tas?’ ‘ALLES!’


Deze foto is een jaar geleden genomen en toch nog representatief voor de chaos van vandaag. 

Er is een meisje bij de toneelvereniging dat elke week een ieniemieniepetietieklein tasje meeneemt. Zo’n uitgaanstasje, maar dan nog kleiner. Er past ongeveer één lipgloss in.
‘Oh mijn god!’ zeg ik elke week weer. ‘Hoe kan je nou zo’n klein tasje meenemen? Daar past toch niet alles in?’
‘Nee joh,’ zegt een ander. ‘Ze heeft nog een tas bij zich.’
Maar nee hoor, dat heeft ze niet.
‘Er past meer in dan je denkt,’ zegt het meisje.
Twee lipglossjes denk ik.

Dan gaat het gesprek over op mijn tas (zie hierboven). De mannen schreeuwen het uit bij het zien van mijn tas.
‘Wat heb je allemaal in godsnaam in je tas?’ zeggen ze niet-begrijpend.
‘ALLES!’ gil ik dan, in blinde paniek.

Want het is ook zo. Alles zit in mijn tas. Handcrème. Neusdruppels (ik ben niet verkouden). Batterijen. Bonnetje van zakken chocoladekruidnootjes van de Kruidvat van weken geleden (ik was in september al begonnen). Knipperende fietslampjes. Een opengescheurd zakje pepermuntjes. Het kost me minstens een uur om mijn fietssleutels in die chaos te vinden.

Goed, ik zal mijn tas opruimen. Paraplu. Hmm ja, toch handig als het regent. Maar je hebt een capuchon, Laura. Ja, maaaaaar je broek wordt ook nat. En ik heb niet altijd die jas aan. Nou oké. Markeerstift. Ja, altijd handig. Bonnetje van vier weken geleden van een zak chocoladekruidnootjes van de Kruidvat. Hmmmmm chocoladekruidnootjes. Chocoladekruidnootjes. Chocoladekruidnootjes. Chocoladekruitnootjes. Ik ga even chocoladekruitnootjes halen.

En dat is waarom mijn tas nog steeds niet opgeruimd is.

Wat de mensen van de Kruidvat in Oegstgeest over mij denken

Sarah stootte haar collega Marieke aan.
‘Oh mijn god, ze is er weer.’
Allebei keken ze naar de deur waar net een klein roodharig meisje verscheen. Ze keek zenuwachtig om zich heen, alsof ze op zoek was naar iets en dat heel dringend nodig was. Haar handen trilden en haar gezicht was rood.
‘Zou ze er ooit genoeg van krijgen?’ vroeg Marieke.
Sarah lachte.
‘Eind december zal ze wel moeten. Dan liggen ze wel voor minstens drie maanden niet in de winkel, moet ze afkicken.’
Nu lachten beiden. Mooi niet dat het afkicken ging lukken. Het meisje zou vast op 5 december flink inslaan voor die paar maanden, zodat ze niet tekort kwam.
‘Ik hoor dat ze er ook heel veel over blogt. Minstens één keer in de week.’
Vol ongeloof keek Sarah Marieke aan.
‘Wat?! Lees jij haar blog?’
Marieke schudde hevig haar hoofd, maar er verschenen wel rode blosjes op haar wangen.
‘Nee, natuurlijk niet. Blogs zijn stom. Zeker die van haar.’
Ondertussen keek het meisje nog steeds zoekend om zich heen. Ze keek bij de make-up, bij het speelgoed, het snoep, maar ze kon het niet vinden.
‘Ik heb het verplaatst, net zoals vorige keer.’ legde Sarah uit. ‘Maar ze vindt het telkens weer.’
Er klonk gejuich achterin de winkel, bij de haarspullen. De klanten die eerst nog rustig naar tandenborstels of iets dergelijks aan het kijken waren, vluchtten met hordes de winkel uit.
‘Oh, niet weer he?’
Snel rende Sarah naar het achterste gedeelte van de winkel. Op de grond zat het meisje, haar mond vol chocoladekruidnoten.
‘Ik bewtbaal hbet zbo.’ zei ze.
Sarah zuchtte. Was het maar 6 december.

Fictief interview met chocoladekruidnootjes


Foto: Ariska.

‘Oh en ik heb nog wat voor je.’ zei mijn moeder, vlak voordat ze weer naar mijn ouderlijk huis zou rijden.
Ik hield mijn hart vast, want ik had al een voorgevoel en jawel, het klopte: chocoladekruidnootjes.
Shit, dacht ik.
‘Dankje!’ zei ik.
Ze ging weg en toen begon het.

Ze lagen op mijn bureau.
‘Maak het zakje open!’ riepen ze naar me.
Ik schudde mijn hoofd.
‘Nee joh, ik heb geen trek en het is zonde om jullie nu al op te eten en ik heb vandaag helemaal niet gesnoept, dus dat moet ik volhouden en…’
Wist je dat chocoladekruidnootjes ook puppy-oogjes op kunnen zetten? Nou, ik weet dat nu in ieder geval wel.
‘He jongens,’ zei ik geïrriteerd. ‘Laat me met rust! Ik heb jullie broertjes en zusjes vorige week ook al opgegeten en-‘
‘Maar we zijn zo lekker!’ riepen ze. ‘Een combinatie van kruidnootjes én chocolade, het is ongekend!’
Sterk blijven, Laura, sterk blijven. Ik facebookte een beetje, zette muziek aan, schreef een blogje, maar steeds weer hoorde ik die stemmetjes piepen.
‘Eet ons, Laura, eet ons!’
Nee, dit ging hem niet worden. Misschien moest ik juist wel het gesprek aangaan met hen.
‘Waarom willen jullie dat eigenlijk zo graag?’
Ze glimlachten.
‘Dat is ons doel in het leven, om door jou opgegeten te worden. Je bent zo lief, Laura en zo goed voor deze wereld. Wij zijn gemaakt voor jou. Jij en wij zijn voorbestemd.’
Mijn wangen begonnen te blozen. Wat lief zeg, dat had nog nooit een pepernoot of een ijsje tegen me gezegd. Voorbestemd. Zou dit dan ware liefde zijn?
‘Menen jullie dat nou?’
Ze knikten allemaal tegelijk.
‘Jij en wij zijn ntb, Laura. Forevah. Zonder jou kunnen we niet.’
De gedachte dat het juist andersom was, kwam even in me op, maar ik duwde hem weg en staarde dromerig voor me uit. Een toekomst vol chocoladekruidnootjes. Dat leek me wel wat.
‘Eet ons, Laura!’ riepen ze weer met hun lieve stemmetjes.
Ik scheurde het zakje open en stopte één voor één de chocoladekruidnootjes in mijn mond. Hmmm, wat is liefde toch heerlijk. Nog een chocoladekruidnootje. Nog één. Wacht, waar was ik in godsnaam mee bezig? Dit was geen echte, ware, heuse, sprookjesliefde. Deze liefde maakte me misselijk. En dik. En verdrietig.
Ik keek het ene overgebleven chocoladekruidnootje boos aan. Hij begon te huilen.
‘Alsjeblieft, Laura, eet me op, alsjeblieft. Ik wil niet alleen blijven.’
Ik zette mijn meest dramatische stem op.
‘Het is over tussen jou en mij.’
Hij sprong weg en ik heb hem niet meer kunnen vinden, maar ik denk dat hij zelfmoord heeft gepleegd…