Een kaartje uit Rotterdam (jaar onbekend): Waarde Ouders zusje en Broeders


U kunt zelfs nog klikken om het groter te maken.

Waarde Ouders zusje en Broeders

Wij hebben u kaart in den beste welstand ontvangen. Ik ga goed vooruit bij deze dokter, dus hoop ik dat ik nu wel op zal knappen. Ik heb het erg druk, ik heb niets gehoord van Tante Rien sinds verleden week, met Stien haar vrijerij is het uit en Jan heb weer een ander meisje, jullie zijn weer vlug aan de reis, u schrijf zeker wel als jullie aankomen, meer nieuws weet ik op t ogenblik niet. Ontvang alle de hartelijke groete van ons *onleesbaar* u

Liefste (?) Zoen u Dochters
Arie (?) en Margretha.
dag zus, dag, jongens.

Geweldig. Een kaartje die begint met ‘Waarde …’. Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar zo begin ik mijn kaarten, brieven en e-mails meestal niet. Misschien toch maar doen.

Wat me opvalt, is dat ‘ouders’ en ‘broeders’ wel met een hoofdletter zijn geschreven, maar ‘zusje’ niet. Geen goede band met het zusje? Of is het, omdat ze jonger is?

Helaas is de kaartenschrijver/schrijfster ziek, want anders zou ze (ik houd het even op zij, ik weet niet, ik heb zo’n gevoel) niet naar de dokter gaan. Blijkbaar is er een goede verstandhouding met tante Rien, want een week niets horen van haar is schijnbaar heel lang. Verder worden er nog een paar roddels wetenswaardigheden uitgewisseld. De vrijerij (zullen we het voortaan zo noemen als we een relatie hebben?) van Stien is uit en Jan is de pimp van de familie/buurt, want die heeft al een ander. Dat wisten jullie nog niet he?

De familie is aan het reizen en dat is ook aan het adres te zien. Misschien op bezoek bij familie, dat de vader Frans is, want de achternaam is wel Frans.

Sommige dingen kan ik niet lezen, maar misschien kunnen jullie me helpen. Ik ergerde me trouwens wel een beetje aan het ontbreken van hoofd- en andere letters :P

Het ‘dag zus, dag, jongens’ vind ik lief :)

Wat denken jullie?

Een kaartje uit Rotterdam (1931): Lieve Truus

2 april 1931

Lieve Truus,
hartelijk door Juffr. Faber en mij geluk gewenscht met je 16e verjaring.  We wenschen je een prettigen dag en een goed en gezegend jaar. Ook allen geluk gewenscht. Ik ben een week in R. (?) geweest. Van 21-28 Maart, gevoel me wel beter, maar toch nog slap. We hopen het jullie allen goed gaat.
Met onze vriendelijke groeten aan allen, je je toegenegene C. J. de Haan.

Ik weet dat het alweer een tijdje geleden was, maar ik had even geen zin om de kaarten die ik nog had te ontcijferen (is best lastig namelijk). Zondag heb ik echter op de boekenmarkt in Dordrecht weer kaarten gekocht én mijn vader kwam met het ingenieuze idee om een loep te gebruiken!

Goed, voor de mensen die het concept nog niet kennen: ik heb (inmiddels) veertien oude kaartjes uit Rotterdam. En achter elk kaartje zit een verhaal. Maar welke? Dat ga ik (hopelijk) samen met jullie verzinnen!

Hierboven kunnen jullie lezen wat er op dit kaartje stond. Wat me daarnaast opviel, was de stempel met: Tegen de tuberculose! Emma Bloem-collecte in april. Ik heb het even opgezocht en in 1931 werd van 13 t/m 26 april de Emma bloem-collecte gedaan in Den Haag en Amsterdam. Dat was een jaarlijkse inzamelingslactie waaraan koningin Emma haar naam aan verbond. Tuberculose was in die tijd namelijk volksziekte nummer één.

Grappig vind ik dat bij het adres ‘Jonge Juffrouw T. de Groot’ staat. De leeftijd van Truus wordt nog eens benadrukt dus!

Dan de inhoud. Truus is jarig en de afzender is waarschijnlijk familie of een familievriend(in). De afzender is ergens wat hij/zij R. noemt (het ziekenhuis?) geweest, een week en was blijkbaar ziek, maar voelt zich nu wel bezig. Niet alleen Truus wordt geluk gewenscht, maar ook allen en ‘allen’ is onderstreept. Oh wacht, ik heb hem door! Truus woont in Amsterdam en C.J. de Haan ook, dus dan slaat R. op Rotterdam (het kaartje komt uit Rotterdam). Hmm, ik vraag me af wat de afzender dan deed in Rotterdam.

Wat denken jullie ervan? Wat valt jullie op?

Een kaartje uit Rotterdam (1969): Lieve mevrouw Bernadette

Je kunt erop klikken om het groter te maken.

Ik heb tien oude kaartjes uit Rotterdam. En achter elk kaartje zit een verhaal. Maar welke? Dat ga ik (hopelijk) samen met jullie verzinnen!

Hier de vertaling van de tekst op het kaartje (tenminste, wat ik kon ontrafelen):

Lieve Mvr Bernadette,

Van harte nog een *kaniknietlezen*. Vanmiddag ben ik nog bij mevr. Deutekom geweest. Ze slaat zich er toch nog dapper door. Zij kan zelf nog niet schrijven. Zij wil zoo graag nog eens ’n briefje van U?

Veel gr. Mevr. Roberto.

Oké, we gaan het kaartje wat beter bekijken. Mevrouw Roberto (ik dacht dat het Roberts was, maar mijn broertje zegt dat het Roberto is, als hij geen gelijk heeft, krijgt hij een pak slaag!) maakt buitensporig veel gebruik van afkortingen. Zo ook bij wat er na ‘Van harte nog een’ komt. Ik weet alleen niet wat er precies staat, weten jullie dat misschien?
Wat we weten, is dit: er is iets aan de hand met mevrouw Deutekom, iets ernstigs (ze slaat zich er toch nog dapper door), waardoor ze niet kan schrijven. Daarom schrijft mevrouw Roberto (het doet me denken aan die kapper uit Samson en Gert, heette die ook niet Roberto? Haha.) het kaartje voor haar. Mevrouw Deutekom wil namelijk heel graag een kaartje terug van mevrouw Bernadette.

Wanneer we naar het adres kijken zien we dat het kaartje gericht is aan ‘Eerw. Mevr. Bernadette’ in het klooster St. Lucia. Eerw. staat voor eerwaarde, wat een aanspreektitel voor een geestelijke is. Mevrouw Bernadette is dus een geestelijke in het klooster St. Lucia in Haarlem. Wat ik me af vraag, is waar mevrouw Deutekom haar van kent. Waren ze vroeger buurmeisjes? Hebben ze op dezelfde school gezeten? Of zat mevrouw Deutekom zelf ook in het klooster, maar is ze eruit gegaan en verloopt de band daarom zo stroef? Ik bedoel, het gaat slecht met haar, misschien ligt ze wel op sterven en denkt ze terug aan de mensen in haar leven en wil ze daarom zo graag een kaartje van mevrouw Bernadette.

Want wat is er met mevrouw Deutekom? Is ze ziek? Het is in ieder geval dusdanig ernstig dat ze niet zelf kan schrijven. Maar aangezien mevrouw Roberto schrijft dat ze zich er dapper door heen slaat, lijkt het toch niet dat ze op sterven ligt. Maar waarom wil ze dan zo graag een kaartje van mevrouw Bernadette? En waar kennen mevrouw Roberto en mevrouw Deutekom elkaar eigenlijk van en kent mevrouw Bernadette mevrouw Roberto dan ook (ze zegt wel ‘Lieve mvr. Bernadette’)?

Jongens, ik word hier enorm nieuwsgierig van. Wat denken jullie ervan?

Een kaartje uit Rotterdam (1964): beste Tante Nel

Je kunt erop klikken om het groter te maken.

Ik heb tien oude kaartjes uit Rotterdam. En achter elk kaartje zit een verhaal. Maar welke? Dat ga ik (hopelijk) samen met jullie verzinnen!

Hier is weer een nieuw kaartje, ik heb de bijbehorende spelfouten erin gelaten! (ja, dat deed pijn)

Beste tante Nel,

Nog bedankt voor Uw kaarten en hoop dat het met uw rheuma iets beter gaat. Ik wil U ook wel eens komen opzoeken als het U schikt. Leen heb al enige weken *onleesbaar*, nu gaat het wel weer. Uit Schiebroek hooren we niets, was er ’t laatst met Noor haar verjaardag. Nu tante Nel me kaart is haast vol. Het beste en hartelijke groeten van Leen en mij, Loes.

De situatie is als volgt: Loes stuurt een kaart naar tante Nel. Hun relatie is dus niet slecht (anders stuurt ze geen kaartje toch?), maar wel een beetje afstandelijk: ze zegt U tegen haar tante (met een hoofdletter nog wel). De tante heeft reuma. Loes wil haar wel op zoeken, maar het klinkt niet heel erg enthousiast. Leen (de man van Loes?) heeft iets, maar wat is de vraag? Ik kan het woord niet lezen, weten jullie het misschien? Len-nogwat. In Schiebroek woont familie, waaronder Noor. Maar echt hartelijk is die band niet (waarom niet?), want ze horen er niks van. Is er een familieruzie? En waarom stuurt Loes haar tante een kaart als ze beiden in Rotterdam wonen? Kan ze niet gewoon langs gaan of bellen?

Ik denk dat de band tussen Loes en tante Nel niet heel erg goed is, dat het meer een verplichting voor Loes is. Wat denken jullie? Ga erop los, zou ik zeggen!

Een kaartje uit Rotterdam (1963): lieve Oma en Opa

Ik was een beetje in dubio hoe ik deze erop moest zetten, aangezien de tekst er weer anders op staat, zeg maar, maar dit is het mooiste. Dus draai je hoofd maar om het te lezen of vertrouw er gewoon op dat ik het goed ontcijferd heb :P (en ja, inclusief spelfouten, dus ga me niet verbeteren, ik weet ook wel dat het fout is, maar dan is het niet meer de originele tekst). Je kunt trouwens op de foto’s klikken om het groter te maken. Oh en wat ik wel grappig vond, is dat bij het adres ‘Huize de Wezel’ staat.

Misschien, voor de mensen die mijn blog al tachtig jaar volgen, kunnen jullie je mijn Een kaartje uit Rotterdam-project nog wel herinneren. Zo niet, even een uitleg: ik heb tijdens de boekenmarkt in Dordrecht (Aanrader! Is er volgende zomer weer.) tien oude kaarten uit Rotterdam gekocht. Het idee was dat ik bij elk kaartje een verhaal zou schrijven. Juist, dat is dus hierbij mislukt.

1. Het is bij sommige kaarten echt heel erg moeilijk om te lezen wat er nou precies staat.
2. Geen inspiratie en geen tijd/zin.

Maar dat is natuurlijk wel zonde. Want ik weet dat sommige mensen het leuk vonden om te lezen/zien en bovendien zijn die kaartjes ook heel leuk. Dus daarom nu wat anders. Ik ga geen verhaal meer bij het kaartje schrijven, maar wel speculeren over wat er allemaal achter kan zitten samen met jullie. Dus hierbij ook een uitdaging voor jullie om erover na te denken!

Lieve Oma en Opa.

Fijn dat jullie nog een weekje blijven. De zon schijnt wel niet hier, maar het is tenminste droog en niet zo koud. Was het een Zaterdag een verrassing dat het stelletje kwam? Dat zal best wel. Hier gaat alles prima. Marijke is lief en ze loopt nu heel de kamer in de ronte, die boef. We gaan straks naar buiten wat boodschappen doen. Als u nog wat nodig heeft, schrijf je het dan nog? Bellen mag ook. Nog veel plezier en mooi weer. De groeten van Bert Ellij en en een kusje van Marijke.

Oké, de situatie zit dus zo: opa en oma blijven nog een weekje in Rotterdam. Hun kleinzoon schrijft naar hen en heeft een dochter, die net heeft leren lopen. Dan is er nog een stelletje. Wat wordt er bedoeld met stelletje? Een stelletje mensen (misschien wel de kleinzoon met zijn kind en nog meer mensen) of daadwerkelijk een stelletje, in de zin van een koppeltje/paartje/hoejehetookwilnoemen. En wat is daar zo verrassend aan? Wat doen oma en opa (Waarom schrijft hij ‘oma en opa’ en niet ‘opa en oma’, wat fijner in het oor ligt? Vindt hij oma liever?) eigenlijk in Rotterdam? En waarom zet hij op een kaartje dat ze het moeten laten weten als ze nog boodschappen nodig hebben, kan ze niet beter bellen? Hij gooit het kaartje niet meteen in de bus, want er zit een postzegel op.

Weten jullie het antwoord op mijn vragen? Of zit ik helemaal in de verkeerde richting en is er iets dramatisch aan de hand wat ik over het hoofd heb gezien? Ik ben benieuwd wat jullie denken!

Een kaartje uit Rotterdam (1989): Het gezelschap ‘De Trekvogels’

Voor de nieuwe lezers: elke week een verhaaltje achter een oude ansichtkaart.
Ik weet trouwens niet zeker of het kaartje uit 1989 komt, maar laten we het daar maar op houden. En sommige woorden waren onleesbaar, maar die heb ik eruit gehaald. (voor de mensen die het willen proberen: het woord na Rita en voor 74 en de twee woorden na kop op, als je op het plaatje klikt, wordt hij groter).

***

‘Vader, het is een kaartje voor u.’
Met trillende handen pakte hij het kaartje van zijn dochter aan.
‘Dankjewel, Eva. Ga jij maar thee drinken.’
De deur ging geruisloos achter haar dicht. Jacob ging rechtop zitten in bed, maar dat ging niet zonder een scheut van pijn. Bij het lezen van het kaartje verscheen er kortstondig een glimlach op zijn gezicht.

Geachte Heer,

Wij wensen U spoedig beterschap toe. Wij hebben mooie herinneringen aan Middelharnis. Wij hebben in de jaren ’40 nog gewerkt met het gezelschap ‘De Trekvogels’, het 3 daagse feest van het zangkoor. Waar blijft de tijd, ook ik ben 82 jaar, mijn vrouw Rita, 74. Wij zingen nog samen, maar in de keuken. Beste Opdorp, sterkte, kop op.

Rita en Kees.

Ach ja, de Trekvogels. Hij herinnerde het zich nog als de dag van gisteren. Natuurlijk, het was oorlog en er gebeurden rare dingen. Maar toch, die drie dagen leek het wel vrede. Maanden hadden ze ervoor geoefend, totdat hun stemmen alle liedjes synchroon konden zingen. Even had het erop geleken dat het niet goed zou komen, vooral toen vijf vrouwen tegelijk opeens niet meer op kwamen dagen. Maar al die problemen waren ze tijdens het feest vergeten. Zelfs de bezetters kwamen luisteren naar de samenklank van hun stemmen. Er was volop eten en drinken. Ze wisten toen nog niet dat sommige mensen het met veel minder moesten doen.

Ja, mooie tijd was dat. Jacob wilde zijn dochter roepen om haar te vertellen over het zangkoor, maar zijn stem stokte in zijn keel. Hij probeerde te ademhalen, maar merkte dat dat niet lukte. In paniek schoten zijn ogen heen en weer, hij greep de bedspijlen beet, maar voor hij op kon staan, viel hij al neer op het bed.
Zijn dochter vond hem een half uur later met het kaartje nog in zijn hand.

Een kaartje uit Rotterdam (1956): Lieve Gerard

Voor de nieuwe lezers: elke week een verhaaltje achter een oude ansichtkaart. Vandaag dus ‘Lieve Gerard’.

***

Rotterdam 12-10-56

Lieve Gerard.

Nu hier ben ik dan weer. Wat was het ’s morgens toch mistig he. Als het nog langer mistig was gebleven dan had ik nog naar de boot toegekomen. Hoe laat ben je weg uit Rotterdam? Hoe gaat het met je? Ben je al weer gewend. Ja het is wel erg stil hoor nu je weg bent. Nu Gerard hou je goed hoor en tot ziens, veel liefs van mij. Daaaaag.

Tilly.

Nog even hield ze het kaartje in haar hand, drukte er een kus op en stopte hem toen in de brievenbus. Hoewel ze wist dat het meestal minimaal twee weken duurde, voordat hij er eentje terugschreef, keek ze iedere dag toch hoopvol in de brievenbus.
‘Gerard…’
Zijn naam klonk zo mooi, vooral als ze het fluisterde in zijn oor. Hij gaf haar dan een kus op het stukje huid waar het zo gevoelig was, net onder haar oor en fluisterde terug: ‘Tilly…’
Zo fluisterden ze dan minutenlang de naam van de ander in elkaars oren, tot het moment kwam dat hij op zijn horloge keek en verschrikt opmerkte dat hij bijna te laat was voor zijn afspraak.
‘Ik ben over twee uur terug.’ zei hij dan.
Maar twee uur werd vier. Soms wel zes uur. Terwijl ze wachtte, breide ze. Maar hoe langer het duurde, hoe slordiger haar steken werden. Af en toe stond ze op om aan de trui – die was hij vergeten mee te nemen –  op haar bed te ruiken. Als ze zijn geur dan rook, was het bijna alsof hij weer bij haar was. Bijna.
Ze zuchtte. Als hij dan na zes uur weer naar haar kwam, zei ze er niets van. Ze was als een puppy, uitgelaten van enthousiasme om het baasje weer te zien. Ze wist dat ze blij moest zijn met elke minuut en die wilde ze niet verpesten door onnozel geruzie.
Eén keer had ze het gevraagd. Het kwam uit haar mond, voordat ze er erg in had.
‘Houd je van mij?’
Hij had nagedacht, met zijn hoofd schuin en een peizende blik in zijn ogen.
‘Ja, ik houd van je.’ antwoordde hij, na een paar minuten.
‘Maar niet zoveel als van haar.’ had Tilly in haar gedachten afgemaakt.
Want één ding was onvermijdelijk: het afscheid. Meestal begon ze al te snikken als hij op zijn horloge keek.
‘Toe, blijf nog even.’ smeekte ze.
Hij kuste haar voorhoofd.
‘Sorry lief, ik moet de boot halen.’
De laatste kus was het ergste. Want misschien was het wel de allerlaatste. Ze wist nooit of hij wel weer terug zou komen.
‘Ik stuur je nog een kaartje!’ had ze geroepen, maar toen was hij de straat al uit.

Nu zou hij al thuis zijn. Zijn jongens zouden hem in de armen springen en met die lippen, die mond waarmee hij haar uren geleden nog mee had gekust, zou hij een kus drukken op de wang van zijn vrouw. En zij zou glimlachen. Het perfecte gezin.
‘Hoe was het met je oude buurmeisje, Tilly heette ze toch?’ zou ze vragen.
‘Goed hoor.’ zou hij dan antwoorden. ‘Nog steeds een beetje labiel. Het arme kind.’
En terwijl zij het perfecte gezin vormden, lag Tilly op haar bed te snikken met spijt dat ze het kaartje had verstuurd.

Een kaartje uit Rotterdam (1922): Lieve Maarti

Afgelopen zondag stuitte ik samen met het vriendje op een kraampje met allerlei kaartjes tijdens de boekenmarkt in Dordrecht. En toen ging het lampje boven het hoofd aan (net zoals in een tekenfilm) en kwam daar een idee: want wat is het verhaal achter deze kaartjes? Wie heeft dit geschreven en waarom? We hebben vijftien kaartjes gekocht, sommige komen uit 1970, andere uit 1918. Hoe bijzonder is het dat ik nu in mijn handen een kaartje van bijna honderd jaar oud heb? Welke reis heeft dit kaartje ondernomen? Bijna honderd jaar geleden heeft iemand dit geschreven en in de brievenbus gedaan. En dan die mooie handschriften van toen. Hoe bijzonder is dat!
De verhalen zijn waarschijnlijk niet meer te achterhalen en daarom verzin ik ze zelf. Dus vanaf nu een nieuwe serie op lauradenkt.nl, vijftien weken lang elke week een verhaal bij een kaartje: een kaartje uit Rotterdam.

***
‘Kom, we gaan een kaartje schrijven aan je neef Maarten!’ zei Lena tegen het kind, dat haar aankeek met grote ogen.
Een uur geleden hadden ze de kaart uitgezocht. Lena had lang getreuzeld, want ze wilde graag de mooiste uitzoeken. Uiteindelijk kocht ze het kaartje met een tekening van de Schiedamscheweg. Dat zou haar broer vast mooi vinden.
Het puntje van haar tong stak uit haar mond, terwijl ze zo netjes mogelijk probeerde te schrijven.
‘Wat zal ik eens vertellen, Wimmetje?’
Ze keek naar het kind, dat onafscheidelijk was met zijn beker. Wat leek hij toch op zijn vader. Ze dacht dat ze nooit meer verliefd zou zijn, maar dat had ze mis. De verliefdheidsgevoelens voor haar man waren al jaren verdwenen, maar als ze naar Wim keek, kreeg ze vlinders in haar buik. Ze aaide hem even over zijn hoofdje en schreef toen verder.
Nog een week en dan zouden de kinderen met elkaar kunnen kennis maken. Maarten was natuurlijk een jaar ouder dan zijn neefje, maar ze wist zeker dat het goed zou komen. En ze kon niet wachten om met haar schoonzus alle verhalen te delen. Aan haar man kon ze het niet kwijt, die was druk bezig met zijn werk.

Lieve Maarti.

Zie je die brug wel? Daar loopt onze Opa elke dag over. Leuk hè! Ik heb van Opa en Oma een bekertje gehad en kan nu al goed er uit drinken. Ook speel ik graag met mijn bekertje. Het glimt zoo mooi en dat van jou? Van tante Dit van Vliet heb ik een mooi eendje gehad, waar ik veel van houd. Tante Dit is lief, vindt je niet? Zeg Pappa, Mamma, Dina gedag van mij en van mijn Papa en Mama.

Je neef Wim Dijkshoorn

‘Kom, dan gaan we samen met opa wandelen over de brug.’
Er scheen een heldere lentezon. De oude man droeg het kind in zijn armen en wierp er steeds een bezorgde blik op.
‘Heeft hij wel genoeg gegeten vandaag?’
‘Ja, pa.’ zuchtte Lena. Dat was al de derde keer dat hij het vroeg.
Ze stonden op de brug. In de verte lagen de bootjes te schitteren in de zon. Ze keken er stilzwijgend naar.
‘Kom, we moeten verder.’ zei ze na tien minuten.
Het gebeurde, voordat ze er erg in had. Een steen op de weg, gestruikel, haar vader op de grond, een schreeuw, een plons, opspattend water. Toen ze naar beneden keek, zag ze iets donkers steeds verder naar de bodem zakken.

Een week later ontving Maarten het kaartje van zijn neef.