Dit verhaal zou zomaar echt gebeurd kunnen zijn

Klaasje zuchtte. Hij had echt geen zin om te werken. Weer een standaard maandag bij de bank gezeik aanhoren van zeurpieten. Hij was zijn handschoenen vergeten. En zijn vriendin had leverworst op zijn brood gedaan in plaats van kaas. Pfff, lag hij nog maar in bed. Terwijl Klaasje zo langzaam voort tufte (vooral niet te hard fietsen, je zal maar vijf minuten eerder zijn op je werk), hoorde hij een geluid dat steeds harder werd. Hij keek over zijn schouder en zag een klein meisje naderen. Haar wangen waren bijna net zo rood als haar jas. Wat een stomme jas zeg. Ze leek Roodkapje wel. En dan die handschoenen! Minnie Mouse-handschoenen*. Hoe kinderachtig.
Het meisje fietste steeds sneller en knoopte haar jas open. Jeetje, die is echt debiel. Het was vijf graden, was ze gek ofzo? Hmm, ze begon steeds harder te fietsen. No way dat Klaasje zich in liet halen door een meisje en dan ook nog door zo één. Maar voordat hij er de vaart in kon zetten, had ze hem al ingehaald. Ze begon te zingen, heel vals: ‘Like the sailor said, quote, ain’t that a hole in the boat?’. Nog slechte bejaardenmuziek ook. Kon ze haar mond niet houden? Nee, dat kon ze niet. ‘It’s like the fella once said, ain’t that a kick in the head?’
Het werd Klaasje teveel. Leverworst oké, maar dit?
‘KAPPEN MET DAT KATTENGEJANK!’ schreeuwde hij.
Het meisje keek om. Net leek ze nog wel schattig, maar jeetje, wat kon ze boos kijken. Oh shit nee, ze stapte van haar fiets af. Nee, ze zou toch niet…
Klaasje zag een vuist steeds dichterbij komen en toen werd het zwart voor zijn ogen.

Tien minuten later werd hij wakker. Zijn boterhammen met leverworst waren verdwenen. Naast hem lag een briefje.
‘Als je nog één keer zeurt over mijn gezang, schrijf ik een blog over je.’ stond erop, in een niet zo mooi handschrift. Klaasjes ogen werden groot van paniek. Ze zou toch niet…?

*Ik schreef dit blogje nog voor het tragische verlies van mijn rechter Minnie Mouse-handschoen.

Mijn gedachten tijdens het fietsen van Oegstgeest naar Leiden

Oh god nee, het regent toch niet he? Zal ik mijn tussenjas of mijn winterjas aantrekken? Het is volgens mij best koud. Ja, maar als ik dan weer ga fietsen, krijg ik het superwarm. Ja maaaaaar, het regent. Helemaal niet, dat was schijn! Nou oké, dan doe ik mijn leren jasje wel aan.
Oké, welk liedje zal ik luisteren? Nah, Candy van Robbie Williams heb ik al te vaak gehoord. Hmm, even kijk-, kut, donder bijna van de trap af. Voor je kijken, Laura. Oké, ik doe dat liedje wel.
Aaaaaah, het is zo koud, ik ga dood en dan zeggen ze: ‘Oh god nee, waaraan is Laura overleden?’ ‘Ja, aan de kou, ze kon het niet meer aan.’ Lekker is dat. Alsnog beter dan door een föhn, dat wel. Of een ingeslikte pen.
Zal ik mijn handschoenen aan doen? Nee, dan moet ik ze heeeeeeelemaal zoeken in mijn tas en shit, ik moet echt weg nu, maar ja, dan heb ik wel hele koude handen en dat is echt niet leuk en kut, moet echt weg. Oooh, waarom werkt dat slot niet mee?
Goed, ik zit op de fiets. Ein-de-lijk. Oh god, dat was al bijna mijn eerste ongeluk voor vandaag. Waarom letten mensen nooit op? Ah mooi, het stoplicht staat op groen, kom op Laura, gebruik die beentjes van je, even hard fietsen en dan is het… weer rood. Fijn. Net nu ik al aan de late kant ben. Ja nee, laat de mensen aan de overkant maar eerst voorgaan. En de mensen van links en rechts ook. Heb alle tijd. Echt helemaal niets te doen. Nee, geef ons maar geen groen, is nergens voor nodig. GROEN YES! Even die slome mevrouw inhalen. Nou nou mevrouwtje, hoef je me niet zo boos aan te kijken, U BENT DEGENE DIE ZO FUCKING SLOOM GAAT. Waag het niet om me straks in te halen.
Waarom staat er hier altijd zoveel wind? Argh, mijn haar zat net goed. HALLOOOOO, IK HEB VOORRANG. Oké, misschien niet, maar toch. Was bijna dood geweest hoor, stomme auto.
Serieus, waarom gaan die stomme middelbare scholiertjes altijd breeduit naast elkaar fietsen en dan supersloom, ik zweer dat ze dat expres doen. TRING TRING. Zo, die ben ik voorbij. Woooow pas op, ontwijk de regenplas! Oh, die blaadjes zijn echt wel mooi eigenlijk. Al die kleuren…
Aaaaaah bijna tegen die meneer opgebotst. Niet zo boos kijken, meneertje, ziet u die blaadjes dan niet? Oh, u heeft haast. Ja, anders ik wel! Wacht, over een klein stukje komt er een klok. Wat? Ik heb nog een kwartier? Hoe kan dat nou? Ik dacht dat ik te laat zou komen. Oké, dan doe ik wel lekker rustig aan. Bah, dit is echt een stom nummer. Mijn handen bevriezen.
Ik moet echt een brommer kopen. Maar ik heb geen geld voor een brommer. Het is slecht voor het milieu, Laura. En fietsen is goed voor je. Gezond enzo. Hoe denk je anders nog chocoladekruidnoten te kunnen eten? Het is maar een kwartiertje. Ja, maaaaaar het waait zo hard en ik vind de route nu al saai en – niet zeuren. Je bent er bijna.
He he, ik ben er. Nu nog kijken of ik mijn fiets ergens kan plaatsen in het rek. Er is hier ook nooit plaats. Oh. Toch wel.

Voor de rest ben ik dol op fietsen en ook heel vrolijk tijdens het uitvoeren van deze bezigheid hoor!

(ik heb besloten om voortaan op vrijdagnacht en dinsdagnacht geen blogjes meer te plaatsen, dus niet schrikken!)

Fietsen in Leiden (of in een andere stad): de regels

Nederland is een fietsland bij uitstek. We hebben zelfs speciale paden voor fietsen (daar moet je in andere landen niet mee aankomen). Is dat fietsen in een dorp nog makkelijk (goed kijken, hand uitsteken en dat was het wel) kun je het alleen daarmee niet redden in een stad als Leiden. Om jullie een hoop gedoe te besparen, zal ik jullie de regels vertellen, want zo ben ik ook weer wel.

Het stoplicht (er kwam op de basisschool een politie-agent die zei dat het ‘verkeerslicht’ is in plaats van ‘stoplicht’, want hij geeft niet alleen ‘stop’ aan. Dus heb ik jaren ‘verkeerslicht’ gezegd, maar nu lekker niet meer. Ja, zo rebels ben ik.) is een verhaal apart, maar eigenlijk niet zo moeilijk. Het komt in feite hier op neer:

Het stoplicht staat op groen: doorfietsen.
Het stoplicht staat op oranje: doorfietsen.
Het stoplicht staat op rood: doorfietsen.

Fietsers zijn de goden op aarde. Tenminste, dat vinden ze zelf. Dat betekent dat fietsers altijd voorrang hebben, ook als ze dat niet hebben. Dit zorgt wel eens voor problemen, want voetgangers denken ook dat ze altijd voorrang hebben, ook als dat niet zo is. Maar gelukkig zijn er daar nog die remmen op je fiets voor (gebruik die goed!).

Dan nog een paar willekeurige regels:
– Als je een fiets hebt die mooi is en minder dan twee jaar oud, dan hoor je er dus echt niet bij.
– Zelfs met een extra slot kunnen twee fietsen van je binnen twee weken gestolen worden (zeg ik uit ervaring).
– Een bloemetjesslinger van de Hema aan je stuur is passé.
– Als je bel het niet doet, moet je ‘Tring tring!’ roepen.
– Als je op de fiets stapt, heb je het te koud. Als je na het fietsen er weer vanaf stapt, heb je het veel te warm. Het is nooit goed.
– Je hoort er pas echt bij als je een fietsongeluk hebt gehad (ik hoorde er al vrij snel bij…).

Hopelijk hebben jullie er wat van geleerd. Fiets ze!

I’m singin’ in the rain

httpv://www.youtube.com/watch?v=D1ZYhVpdXbQ

Kijk, het is al stom. Want je moet superdupervroeg op (oké, niet zo superdupervroeg als die mensen uit nog meer the middle of nowhere die vijftien kilometer moeten fietsen, maar toch, je bent een puber, dus je moet wat te klagen hebben). Je hebt vandaag een repetitie wiskunde. En bij gym moet je de piepjestest doen. Wat een *vul hier een scheldwoord in*dag. En alsof het niet erger kan worden, weet je niet wat je aan moet trekken (want je moeder heeft net dat ene shirtje nog niet gewassen, hoe durft ze!).

Maar het kan wel erger. Want het regent.

Uiteindelijk stap je op de fiets (oh neeeeee, ik kom te laat, ik kom echt te laat, mijn haar zat net goed, mijn zadel is nat, stomme regen, bah, bah, bah) en rijd je door de stromende regen naar school. De hele dag plakt je spijkerbroek aan je bovenbenen en met je haar is het ook niet meer goed gekomen.

Maar dan de terugweg. Laten we stellen dat bovenstaande niet gebeurd is, het was ’s ochtends juist een prachtige dag, maar nu je ein-de-lijk uit bent (je hebt de piepjestest overleefd, die repetitie ging eigenlijk wel goed) is het toch gaan regenen. Terwijl je fietst, het is maar tien minuten, word je drijf- en drijfnat. Je bent de hoek nog niet om of je ziet er al uit als een verzopen kat.

En dan kom je thuis. Je gooit je fiets in de schuur, doet de achterdeur open, rent naar boven en trekt die natte spijkerbroek uit. Dat gevoel als je daarna een droge spijkerbroek aantrekt over je droge bovenbenen en hoe lekker warm dat voelt… Zeg nou zelf, dat is toch hartstikke fijn?

Daarom wil ik, nu ik naar Oegstgeest ga verhuizen en weer op de fiets naar de universiteit zal gaan, dit afspreken met de regen: op de heenweg moet je je verstoppen. Maar als je zo graag wil vallen, doe dat dan maar op de terugweg. Ik beloof dat ik niet boos zal worden.