Filosofieslet

Bij filosofie heb je eigenlijk twee soorten mensen: leuke gekkies en stomme gekkies. Gelukkig zijn de premasterstudenten allemaal leuke gekkies (duh).

Eén daarvan is Sarah. Sarah is zo’n vervelend optimistisch posi-meisje. ‘Die is aardig! zegt ze over werkelijk elk persoon. Gek genoeg stoort me dat niet zo bij haar en dat terwijl ik een rasechte pessimist ben.
Maar er is één eigenschap van Sarah waar ik me kapot aan erger.

Ze is een filosofieslet.

Nee, het is niet zo dat er op los floepsedewoepst met elke persoon die een studie wijsbegeerte heeft gevolgd. Het is meer dat ze verliefd is. Meestal op dode filosofen, dus dan wordt floepsedewoepsen ook wel wat lastig.

Tijdens het eerste vak brabbelde ze er al op los, zoals verliefde mensen dat wel vaker doen: ‘Oh Epicurus, dat is echt mijn LIEVELINGSfilosoof!’ ‘Aristoteles is ZO leuk!’
Daarna zag ik haar één blok niet, omdat ze andere vakken deed (de trut). Maar in blok drie (dit blok) ging ze weer vrolijk verder: ‘Ik HOU van Hobbes!’ En zelfs als ze zei: ‘Ik HAAT Leibniz.’, dan kwam ze er na enige verdieping in de desbetreffende filosoof toch nog op terug: ‘Ik vind Leibniz ECHT leuk.’ Vermoeiend om bij te houden, al die verliefdheden.

Na lang nadenken kwam ze eindelijk met een filosoof die ze wél echt stom vindt.

Jesse Prinz. Omdat hij blauw haar heeft.

Een gekkie dus. Maar wel een leuke!