Ergens (ik weet eigenlijk niet waar) ligt een gymnasiumdiploma. Ja, die is van mij. Natuurlijk met gemiddeld een acht (*AHUMGRAPJEKUCH*). Nu kreeg ik als gymnasium-scholier te maken met verschillende dingen.
Het begon al in de eerste, toen ik in de zogeheten vwo+klas zat (soort van voorloper voor gymnasium, dat begon pas in de tweede). Voor elke toets moesten wij natuurlijk hoger hebben dan havo/vwo, want: ‘Jullie zijn wel vwo+!’. Dit heb ik die vijf jaar daarna steeds weer gehoord, maar dan met: ‘Maar jullie zijn wel gymnasium/vwo hoor!’.
Ja inderdaad en dan is het wel heel raar dat we niet altijd tienen haalden.
Laat staan als je vertelt dat je gymnasium doet. De eerste reactie is: ‘Goh, wat knap zeg. Lijkt me echt moeilijk!’
‘Ach.’ antwoord je dan bescheiden.
‘Maar wat heb je daar eigenlijk aan? Aan Grieks en Latijns?’
Oei. Twee fouten.
1. Het is Latijn. Lieve mensen, het is altijd Latijn. Nooit, echt gewoon NOOIT Latijns (wat betreft het zelfstandig naamwoord). Onthoud dat alsjeblieft.
2. Ja, I know. Het zijn dode talen. Maar toch heb je er veel aan. Sowieso is het goed voor je Nederlands (ik heb daar dingen geleerd die ik bij Nederlands nooit heb gehad), het is goed voor je inzicht én je kan opscheppen. Weet je wel, door dingen te zeggen als: ‘Wist jij eigenlijk dat Mesopotamië van de Griekse woorden Μησος (tussen/midden) en ποταμος (rivier) afkomt en dat het dus tussen de rivieren betekent?’
Ach ja, het zware leven van een gymnasiast. Eeuwig vertalen, rijtjes en vertalingen uit je hoofd leren, gek werd ik er soms van.
Maar ja, ik heb nu dus wel een gymnasiumdiploma. Ergens.