Terug naar Oegstgeest: de complicaties van het op kamers wonen

Inmiddels woon ik meer dan twee maanden op kamers in Oegstgeest en ik heb gemerkt dat dat ook wel eens problemen oplevert. Een overzicht (en er zijn er waarschijnlijk nog meer die ik vergeet):

– Ik  heb oneindig veel kledingproblemen. Binnen heb ik het koud, buiten ook, totdat ik op de fiets stap, dan krijg ik het ontiegelijk warm. Tot een paar weken geleden droeg ik nog mijn zomerjas (nu mijn tussenjas, ik snap mensen niet die geen tussenjas hebben, een winterjas is nu toch te warm? En bovendien is tussenjas een leuk woord, dus dat lijkt me wel reden genoeg.) en op de fiets deed ik die niet dicht en dan kijken mensen je raar aan. Zeker als je dan nog wel een sjaal draagt, omdat je verkouden was (nee, ík ben niet degene die raar is). Daarnaast heb je nog het welkekledingmoetikmeenemennaarmijnoudersenwelkeweerterugnemenprobleem. Dit probleem is vooral groot als ik op zaterdag uitga, omdat al mijn leuke kleding natuurlijk in Oegstgeest ligt. En natuurlijk het altijd terugkerende probleem van watmoetikvandaagweeraan. Zucht. Het leven van een oppervlakkig meisje is zo zwaar.
– Ik heb een douche die uit zichzelf wisseldouches geeft. Zo. Ontzettend. Fijn.
– Dat je uit het raam kijkt en dan je halfnaakte overbuurman ziet. Ik zal je zeggen: dit was niet de manier waarop ik mijn overbuurman graag had willen leren kennen.
– Wat moet ik vanavond nou weer gaan eten?
– Er is niemand die mijn zooi opruimt. Zo flauw.
– Een koffer en het openbaar vervoer gaan niet goed samen. En er is ook niet één galante jongeman geweest die mijn koffer de trap af heeft gedragen (wat ik ook niet zou accepteren, omdat ik bang ben dat hij met mijn koffer ervandoor gaat, maar het gaat om het idee, mensen).
– Fietsen in de regen en dat je dan geen paraplu kunt gebruiken, omdat het te hard waait daarvoor en dat je dan haast hebt en mensen die supersloom fietsen en stoplichten die zodra ze jou zien op rood gaan enzo. Of nog erger: dat je hardop wil zingen, maar dat er net iemand achter je fietst! (en nee, ik ga de ochtend van die mensen niet verpest met mijn valse stem, zo gemeen ben ik nou ook weer niet)
– Dat ze zomaar geld van je rekening afhalen onder het mom van ‘De huur moet ook betaald worden’. Nou ja zeg. Het gore lef!
– Altijd teveel dan wel te weinig rijst koken.
– Dat er een houdbaarheidsdatum op eten zit en dat die natuurlijk altijd te vroeg is.
– Om twee uur ’s nachts je deur proberen open te maken zonder je huisgenootje wakker te maken (dus zonder het licht in de keuken aan te doen, dit is praktisch onmogelijk).  Natuurlijk stoot je dan net weer tegen het één en ander aan en valt er van alles om.

Maar ondanks al deze supergrote problemen is het gelukkig toch wel leuk!

Terug naar Oegstgeest: de eerste 24 uur


Ja, hij is schuin, maar dat is artistiek ofzo. Of luiheid. Nee, nee, dat vast niet.

Maandagavond. Mijn Mutti en ik slepen mijn spullen naar boven (lang leve wonen op driehoog). En wanneer mijn moeder vertrokken is, is het echt zo ver: ik woon op mezelf.

De eerste nacht heb ik overleefd en dat wil heel wat zeggen. Ik heb namelijk een kledingrek naast mijn bed (zie foto) en die is ’s nachts maar liefst twee keer in elkaar gestort, half bovenop mij. Maar dat overleefde ik dus. Je zult de rest van het verslag moeten lezen om erachter te komen of ik de rest van de dag ook overleefd heb, want geloof me: dat zou een wonder zijn.

Ik fixte internet (erg belangrijk voor een dagelijkse blogger) en de dag erna werd ik wakker (‘Serieus?’). Ik ontbeet en daarna kwam alweer de volgende uitdaging: fietsen naar Leiden voor een interview voor studenten.net. Nu moet u weten dat ik in Oegstgeest woon en dat het vijf kilometer is. Dat is echter niet het probleem. Het probleem is de weg vinden. Maar ik kan u blijde mededelen dat het me gelukt is zonder te verdwalen, maar dat is alleen omdat ik de busroute gevolgd heb en niet de korte en snellere route die ik dus niet weet.

Na een dag niet op mijn kamer geweest te zijn kwam ik er rond een uur of vijf weer aan (wederom zonder te verdwalen). Wat moet je dan doen? Juist. Boodschappen.

Ik had het gevoel alsof heel de supermarkt door had dat ik voor het eerst boodschappen voor mezelf deed. Zelfs de caissière keek me aan van: ‘Nou Laura, jij bent duidelijk nieuw hier.’ Maar ook dit is gelukt (schouderklopje voor mezelf).

Daarna ging het mis. Er kwam een vriendin eten. Ben ik bij mijn ouders een kookplaat gewend, heb ik hier een fornuis. Met hulp van die vriendin ging dat nog goed. Maar toen…

Ik ging paprika snijden. Ik had er nog amper in gesneden toen ik een pijnscheut voelde. In mijn duim. Of eerder gezegd, in wat ooit mijn duim was. Ik keek naar beneden en daar lag mijn voormalige duim dan. Bij het zien van al het bloed viel ik flauw. Of ik wakker ben geworden? Dat is voor jou een vraag en voor mij een weet…