Leiden:
– Een kleine stad, maar toch kan ik er verdwalen.
– Ik kom bekenden, kennis en half-bekenden (die je alleen maar van gezicht kent weet je wel) tegen.
– Reistijd: twintig minuten op de fiets.
– Gemiddeld aantal bijna-ongelukken tijdens het reizen: drie.
– Duur van de colleges: twee uur (maar het begint een kwartier later en een kwartiertje pauze).
– Inschrijven universiteit: dikke prima.
– Aantal studiegenoten: een stuk of 15.
– Reactie op studie: ‘En wat kun je daar dan mee worden?’
Amsterdam:
– Een grote stad, ik verdwaal meer dan dat ik goed loop.
– Ik zie alleen maar toeristen. Waar zijn de Amsterdammers?
– Reistijd: een kwartier op de fiets, een kwartier een plaats voor mijn fiets zoeken, half uur trein, vijf minuten tram, tien minuten het gebouw zoeken, tien minuten het lokaal zoeken.
– Gemiddeld aantal bijna-ongelukken tijdens het reizen: tachtigduizend (in Amsterdam geldt het credo ‘Ik heb altijd voorrang’ heel zwaar).
– Duur van de colleges: drie uur, huilen dus (maar het eindigt een kwartier eerder en een kwartiertje pauze).
– Inschrijven universiteit: ik kreeg een paar dagen geleden dat ik ingeschreven was bij de universiteit en ik volg al twee weken college (en ja, ik had me al tachtig weken daarvoor ingeschreven).
– Aantal studiegenoten: een stuk of 15.
– Reactie op studie: ‘En wat kun je daar dan mee worden?’
Ik moet bekennen dat ik tot nu toe de voorkeur aan Leiden geef, al is het maar omdat mijn overlevingskans daar hoger is, maar hé, ik studeer dan ook pas twee weken in Amsterdam.