Ik mag het zeker niet vragen…

Goed, er zat een cliffhanger aan de vorige blog en nu komen jullie ein-de-lijk te weten wat de cliffhanger is (‘Thank god, Laura.’). De rode waas verscheen een aantal weken geleden voor mijn ogen. Hij was zelfs bijna paars.

Ik keek een beetje rond op Facebook en zag tussen de selfies een bericht staan over jongetjes van een jaar of negen die dingen aan het vernielen waren op een station. Dat vond de schrijfster van dit bericht heel erg. Er stond een reactie onder van mevrouw A.:
Ik mag het zeker niet vragen…
Wat niet? vroeg de schrijfster.
Of het Nederlandse jongetjes waren… zei mevrouw A.

De rode flits kwam voor mijn ogen. Dit was wel een heel ander niveau van racisme dan zeuren over hoofddoekjes op straat. Ik had het al getypt voor ik er erg in had:

Dat mag je inderdaad niet vragen.

Mevrouw A. likete mijn opmerking en weer een flits. Want zij begreep niet dat ik het oneens was met haar. Dat vertelde ik haar ook, dat het niet mag, omdat het racisme is. Mevrouw A. vond het geen racisme, want dit soort dingen zag je toch overal om je heen? En hoe oud was ik eigenlijk? Ik vroeg wat dat ermee te maken heeft en zei dat ik niet meer zou reageren. Mevrouw A. vond dat ik maar beter om me heen moest kijken.

Het waren overigens Nederlandse jongens.

Ik stopte, want ik besefte dat ik haar niet kon overtuigen. Helaas.

Ik denk niet dat racisme volledig tegen te houden is en dat we allemaal racistische trekjes hebben. We hebben nu eenmaal ook slechte kanten. Bovendien hebben we hokjes nodig om mensen in te plaatsen, anders wordt het een chaos in ons hoofd. Het enige wat we ertegen kunnen doen, is ons bewust zijn van die kant en er niet naar te handelen.

Dus moet ik dan de rode waas negeren of niet? Ik ben er nog niet over uit.

Studenten: vijf types

httpv://www.youtube.com/watch?v=T62y4PaaDdM&feature=related

De vrouwelijke versie van nummer drie.

‘Ja, maar Laura, dit zijn allemaal vooroordelen en dat mag niet en je plaatst mensen in hokjes.’
Ja, lieve lezer, natuurlijk is het onderstaande een overhaaste generalisatie, maar je moet het vooral met een dikke, vette knipoog zien. Het is allemaal zwaar overdreven. Dus voel je niet beledigd/aangesproken.

1. De serieuze student.
Deze student kan zijn tas (ik heb geen zin om de hele tijd zijn/haar te doen, dus ik doe maar even zijn) bijna niet dragen door alle boeken die hij mee draagt. De paper die we over een paar weken moeten schrijven, heeft hij al af. Elk college zit hij vooraan en steekt gretig zijn vinger op wanneer de docent iets vraagt. Hij zou een hekel hebben aan pauzes, ware het niet dat hij dan de docent kan bestoken met vragen. Hij haalt altijd negens (en als hij een acht haalt, is hij bedroefd) en kijkt neer op mensen die dat niet doen.

2. De luie student.
Je weet eigenlijk niet meer hoe hij heet en ook niet waar hij vandaan komt. Net als je denkt dat hij gestopt is, duikt hij weer op. Hij haalt nooit de deadline en de artikelen leest hij niet. En tóch, op de één of andere vage manier, heeft hij het volgende jaar gehaald.

3. De studentikoze student.
Hij vindt alles ‘vet chill’ en als het dat niet is, dan is het ‘a-relaxt’. Volgend jaar gaat hij in het bestuur van zijn studentenvereniging, maar voor nu voldoet het alle meisjes in het dispuut afgaan ook wel. Hij woont in een studentenhuis met twintig huisgenootjes, drinkt bier voor zijn ontbijt (dat is de beste manier om over een kater heen te komen) en mocht het niet lukken met de studie? Ach, dan doet hij toch weer gewoon een andere? Pappie betaalt het wel.

4. De stille student.
Van deze student weet je de naam eigenlijk ook niet meer. Hij is altijd bij het college, leest de artikelen, maar zegt eigenlijk nooit iets. Pas bij een presentatie kom je erachter hoe zijn stem ook alweer klinkt. Dit is de student wiens naam je vergeet bij een reünie.

5. De excentrieke student.
Hij draagt broeken in neonkleurtjes, pauwenveren in zijn haar of andere vreemde attributen. Soms doet hij midden in het college een dansje of begint spontaan te zingen. Niets is hem te gek.  Op een reünie weet iedereen wél wie hij is.

Goed, dat waren de hokjes dan.
‘In welk hokje pas jij eigenlijk, Laura?’
Ik denk een combinatie van de stille student (ik zeg nooit zoveel tijdens college) en de serieuze student (ik lees bijna alle artikelen wel, maar ik haal helaas geen negens). Klinkt zieliger dan het is :P

En hoe zit het met jullie? Pas jij in één van deze hokjes? ;)

We stoppen iedereen in hokjes, vakjes

Je zit op een bankje in het park en er lopen veel mensen voorbij.

‘Emo.’ denk je bij dat meisje met die zwarte kleding.
‘Chagrijnig mens.’ is je gedachte bij de vrouw die niet teruglacht, als jij naar haar glimlacht.
‘Player.’ bij die jongen met al die meisjes om zich heen.
Geef toe, ik doe het en jij ook. We hebben allebei onze stereotypen bij ons en stoppen mensen binnen een paar seconden in een vakje (een liedje dat hierover gaat en daar verwijst de titel ook naar, is ‘Hokjes vakjes’ van Elly & Rikkert).

Ik zal het er niet over hebben hoe slecht dit eigenlijk is, maar iets anders: in welk stereotype/hokje word jij meestal gezet? En waarin wijk je er vanaf? Wat verwachten mensen niet van jou? Want zo’n hokje is nooit helemaal op maat gemaakt voor jou, dus het kan niet anders dan dat je er op de één of andere manier vanaf wijkt.

Ik heb even aan het vriendje gevraagd in welk hokje ik zou passen en waarin ik er vanaf wijk. Hij zei dat ik dromer gedefinieerd kan worden. Maar waarin ik er vanaf wijk, is dat ik tegelijkertijd de controle over dingen wil hebben. Ik wil zekerheid, een planning hebben, voordat ik eraan begin. En eerlijk is eerlijk: hij heeft gelijk.
Verder denk ik dat ik soms misschien afstandelijk over kan komen, omdat ik verlegen ben. Dit weet ik overigens niet zeker, maar het zou best kunnen kloppen. In ieder geval, dat klopt niet (Hoop ik! Kan iemand die mij in real life kent dit alsjeblieft bevestigen dat ik niet afstandelijk ben!).

Dus nu de vraag aan jullie: in welk stereotype/hokje word jij meestal geplaatst en waarin wijk je er vanaf?