Nieuwe interviewreeks: de filosoof beroept zich

Over een jaar ben ik (hopelijk) afgestudeerd. Dat is even schrikken, vooral als je filosofie doet. Want met wie je ook praat, je krijgt die vraag gegarandeerd: “Wat kun je daar nou eigenlijk mee?”
Tja, je kunt er behoorlijk veel mee, maar dat heeft de maatschappij helaas nog niet zo door. Wanneer was de laatste keer dat jij een vacature voor een filosoof zag?

Toch schijnen er mensen te zijn die filosofie hebben gestudeerd en nu werken. Nee, ik bedoel niet bij Starbucks, maar een grotemensenbaan. Ik heb al eerder mensen geïnterviewd over hun grotemensenbaan. En ik heb al eerder interviews met filosofen gehad. Zelfs filosofen kunnen 1+1=2 berekenen en dus kwam ik op een geniaal idee.

Dat geniale idee is mijn nieuwe interviewreeks: de filosoof beroept zich. Hierin ga ik mensen interviewen die filosofie hebben gestudeerd over hun werk. Dit is geniaal, omdat:
1. Ik me zo voorbereid op het Leven als Afgestudeerde.
2. Ik zo connecties opdoe (ook al schijnt dat een vies woord te zijn bij geesteswetenschappen, maar zelf ken ik wel viezere woorden).
3. Het voor andere filosofen/geesteswetenschappers/studenten/randommensen ook heel interessant kan zijn en een antwoord kan geven op hun vragen.

En zeg nou zelf: wat is er heerlijker dan ongegeneerd vragen stellen onder het mom van interviewen?

To be continued.

EXCLUSIEF: interview met dé vriend van dé Lauradenkt!!!

Ja hoor mensen, we hebben hem! Een exclusief interview met de vriend van ’s werelds bekendste blogger wiens naam we al niet eens hoeven noemen, want wie kan dat anders zijn dan… oké, we zeggen het toch maar voor de zekerheid: Laura denkt! Jullie weten vast wel dat hij Jeroen heet en enorm geluk heeft dat hij mag samenwonen met zo’n geweldig persoontje. Maar wat weten jullie eigenlijk van hem? Wij komen vandaag met de scoops*.

Hoe is het om dé vriend van dé Lauradenkt te zijn?
Een grote eer natuurlijk. Het is geweldig, maar ik heb het er ook hartstikke druk ermee. Die fame is ook een klein gedeelte voor mij en dat is al heel veel. Ik word dagelijks overspoeld met vriendschapsverzoeken, mensen die met me op de foto willen en interviewverzoeken. Normaal werk ik daar niet aan mee, want alle spotlights moeten op Laura gericht zijn, maar voor jullie maak ik een uitzondering.

Wat vind je het leukst om te lezen op haar blog?
Blogs die over mij gaan. Dan krijg ik hetzelfde gevoel als wanneer ik in de spiegel kijk. Ik word dan helemaal warm van binnen en begin zelfs een beetje te blozen.

Wat is het minst leukst om te lezen?
Die depressieve liefdesverhaaltjes. Ik kan me er namelijk niets bij voorstellen dat liefde níet leuk kan zijn, want met Laura is het perfect. En met mij natuurlijk.

Ben je wel eens jaloers op de fame van LD?
Wie is LD?

Word je vaak herkend? Vind je dat leuk?
Nee, ik word niet vaak herkend, want Laura overschaduwt me, ook al is ze niet zo groot. Maar als ik dan herkend word, laat ik het meteen weten op al mijn social media-kanalen. Volg me via @hetvriendjevanlauradenkt!

Hoe blij ben je dat je door LD bent verkozen als vriendje van?
Ik had liever voor iemand anders gekozen, maar zo’n bekend persoon kan ik natuurlijk niet afwijzen.

Waar zou LD nog (meer) over moeten schrijven?
Nog wat meer over mij, dat onderwerp spreekt me wel aan. Profiteren is voor heren, zeg ik altijd.

Wanneer komt Jeroendenktniet.nl online?
Dat kan ik Laura niet aandoen, want dan is ze binnen no time al haar lezers kwijt.

Wat vind je van het beeld dat LD van je neerzet als lullige, niet-dominante, gekke, kleffe flapdrol?
Ik kan er weinig aan doen, want ik heb immers niet de broek aan in de relatie.

Wanneer ga je LD nou ten huwelijk vragen? Echt hoor.
Nooit, want ik ben een grote flapdrol. Maar ik ga na veel blackmailing waarschijnlijk wel overstag.

Wil je nog iets zeggen tegen de lezers van LD?
Help!

*Dit interview is enigszins aangepast door de redactie wegens het tegenwerken van de geïnterviewde.

Van denker tot denker: Jan Sleutels

IMG_2187

Terwijl ik stond te wachten in het gebouw van Wijsbegeerte van de Universiteit Leiden kwam er een man met grijze krullen op me af: Jan Sleutels, onderzoeker en hoogleraar Metafysica.
“Ik heb een lange vergadering achter  de rug,’ zei hij. ‘Vind je het goed als we buiten gaan zitten? Dan kan ik een sigaartje roken.”
Ik zou het niet durven om een man zijn pleziertje af te nemen na zoiets verschrikkelijks als vergaderen, dus stemde ik toe. En wat bleek? Jan Sleutels is niet alleen een filosoof, hij is ook een bricoleur.

Een wat?

Voor de mensen zoals ik die alleen onderbouw-Frans hebben gekregen: een bricoleur is een knutselaar, een doe-het-zelver. Sleutels: “Ik houd van knutselen. Niet alleen met denkbeelden, maar ook met de computer of cement en hout. Geef mij maar iets om te bouwen en ik doe het. Filosofie is voor mij de ultieme Spielerei. Je hebt een arsenaal aan gedachten, denkbeelden en redeneringen, wat zo omvangrijk mogelijk moet zijn. En daar ga je dan mee spelen. Je kunt het vergelijken met een kind dat een doos met lego krijgt en verrukt aan de slag gaat. Dan heb je iets gemaakt, kijk je er even naar, breek je het af en verander je het weer. Dat zit in mij. Ik denk dat het iets mens-eigens is.”

Die Philosophie macht traurige Leute

Maar als Jan Sleutels zo van knutselen houdt, op allerlei manieren, waarom heeft hij dan specifiek voor de studie filosofie gekozen? Sleutels: “Ik wist niet wat ik moest kiezen. Op het gymnasium leerde ik dat filosofie de moeder is van alle wetenschappen. Ik nam mij voor: ik ga een jaar filosofie studeren om bij die moeder van alle wetenschappen een betere keus te kunnen maken.”
Hoewel hij het in eerste instantie een hekel had aan de rare, achterhaalde oude filosofische theorieën heeft hij het toch afgerond en is uiteindelijk docent aan de Universiteit van Leiden geworden. Dat betekent echter niet dat filosofie alleen maar pret is. Sleutels is er wel eens door teleurgesteld: “Soms ben je bezig met het uitwerken van een theorie of het doordenken van een bepaald probleem en weet je er zoveel van dat je beseft: het maakt allemaal geen donder uit. Je kunt duizenden verschillende kanten op en overal zijn fundamentele bezwaren aan te brengen. Wat moet je dan? Het is waarschijnlijk waar wat Schopenhauer beweerde: ‘Die Philosophie macht traurige Leute.’”
Gelukkig is het niet alleen maar ontmoedigend. “Het kan anderzijds ook iets dankbaars hebben. Je kunt namelijk alles relativeren op die manier, ook tegenspoed. Toch is het een valkuil, want je kunt kleurloos worden. Ik probeer die valkuil te vermijden of ik daarin succesvol ben dat moeten anderen maar beoordelen.”

WikiLogics

Eén van de collegereeksen die Jan Sleutels in Leiden geeft, heet ‘WikiLogics’: “Het gaat over de vraag of onze manier van denken verandert onder invloed van veranderende communicatiemedia. Bijvoorbeeld internet, maar je kunt ook denken aan oude media zoals de drukpers. Eén van de manieren waarop ik dat aanpak is door met studenten in kaart te brengen wat de verschillende epistemologische deugden zijn die horen bij bepaalde tijdperken. Deugden zijn dingen waarin je kunt excelleren. Een voorbeeld daarvan is belezenheid, een deugd die bij mijn tijd hoort, maar die misschien helemaal niet meer van deze tijd is. Origineel en innovatief zijn wordt tegenwoordig hoog geprezen, maar dat was eeuwen geleden heel anders.”
Sleutels zou er graag een boek over willen schrijven. “Er is veel aandacht voor in de media, bijvoorbeeld: hoe slecht is de computer voor kinderen? Is Google making us stupid? De filosofie begint op dit punt pas net wakker te worden, vind ik.”

Van denker tot denker: Ger Groot

Untitled 1

Via mijn broer kwam ik in aanraking met de filosoof Ger Groot. Groot was namelijk de docent van mijn broer en ik had ook al een aantal stukken van hem in de nrc.next gelezen. Genoeg reden dus om hem te interviewen. Het is een man van vele plaatsen, want hij woont in Brussel, maar werkt aan de universiteit in Rotterdam en Nijmegen. Ik interviewde hem uiteindelijk in zijn pied-à-terre in Amsterdam.

Publieksfilosofie

Toen Ger Groot begon met filosofie studeren, in de jaren zeventig, was filosofie iets wat eigenlijk alleen aan de universiteiten werd gedoceerd. Gaandeweg is filosofie bekender geworden bij een groter publiek in Nederland. “Dat zou je publieksfilosofie kunnen noemen. Dat gebeurde ook via de journalistiek. Ik was in zekere zin één van de eersten die dat deed. Je hebt nu de maand van de filosofie en God mag weten wat allemaal. Soms merk ik wel dat interviewers, bijvoorbeeld bij de radio, vinden dat ze hun luisteraars toch even moeten uitleggen wat voor vreemds dat is, de filosofie.  Maar opgetrokken wenkbrauwen kom ik niet tegen.”

Het vraagstuk van de religie

Eén van de zaken waar Ger Groot vaak over schrijft en denkt, is het vraagstuk van de religie. Hoe moet je begrijpen dat mensen in een wereld die helemaal ontmythologiseerd en onttoverd is en zogenaamd wetenschappelijk is geworden tóch religieus blijven op de één of andere manier? “Als ik een reëel probleem als dit tegenkom, probeer ik ten eerste gewoon te observeren  wat ik zie of wat ik mij herinner uit mijn eigen jeugd of familie. Ten tweede kijk ik natuurlijk naar datgene wat ik erover heb gelezen in de afgelopen decennia. Vervolgens probeer ik erover na te denken en een oplossing te vinden. Daar komt dan op een bepaald moment een tekst uit.”

Literatuur en filosofie

Ger Groot heeft voor de Groene Amsterdammer geschreven, maar schrijft op het ogenblik voor Trouw en het NRC Handelsblad. Religie is niet het enige wat hem interesseert. Ook de verschillen en overeenkomsten tussen literatuur en filosofie is iets waar hij zich mee bezig houdt. “Filosofie spreekt in algemene begrippen en literatuur altijd in singuliere gevallen. Dat zijn twee verschillende logica’s. Maar die hebben wel iets met elkaar te maken, want de filosofie kan zich niet alleen maar blijven ophouden in de abstracte algemeenheid. Dan gaat het op een bepaald moment nergens meer over. En in literatuur spelen ook altijd impliciet binnen die personages en hun specifieke situaties ethische kwesties. Het zijn verschillende logica’s,  ze zijn niet tot elkaar te herleiden, maar het inzicht zit op het punt waar ze elkaar raken.”

Schizofrene situatie

Onze huidige fase van de beschaving omschrijft Ger Groot als een schizofrene situatie. Aan de ene kant hebben we een overmaat aan rationaliteit, maar tegelijkertijd ook een overmaat aan emotionaliteit. ‘Dat zijn de Verlichtingstraditie en de Romantische traditie. Die twee zijn uit elkaar gegaan ergens in de loop van de moderniteit. Mijn inzet van de filosofie zou zijn dat die twee weer bij elkaar gebracht moeten worden, zodat ze elkaar kunnen beperken of nuanceren. De Romantische traditie moet laten zien dat er nu eenmaal altijd een rest of een diepte is die zich niet volledig laat beheersen. Maar de Verlichting laat dan weer zien dat het idee van de emotie, die heel sterk is in deze cultuur geworteld zijn geraakt, extreem en zelfs gewelddadig kunnen worden wanneer ze aan zichzelf worden overgelaten.  Dus in die zin moeten die twee elkaar begrenzen. Eén van de grote problemen van de huidige cultuur is dat ze los van elkaar zijn gemaakt en allebei op hol geslagen zijn.”
Wat kunnen we daar zelf aan doen? Dat vereist een zeker inzicht. “Je zult bijvoorbeeld moeten leren inzien dat pijn er altijd zal zijn. En dat het streven naar geluk moet onderkennen dat honderd procent geluk een illusie is. Uit dat feit moet je bepaalde consequenties trekken, namelijk dat er een grens is aan naar dat streven ernaar en dat de frustratie ervan onontkoombaar is. Als je dat inziet, als je dat ervaart, dan word je een stuk minder opstandig op het moment dat je je in je geluk gedwarsboomd voel.”

Boeken en krantenartikelen

Het lijkt me fijn om Ger Groot als docent te hebben. Hij praat dusdanig rustig dat ik gewoon kan meeschrijven met wat hij zegt en wat hij vertelt is interessant, maar niet zo moeilijk dat ik het niet kan bevatten. Helaas is dat niet voor iedereen mogelijk, maar niet getreurd: er zijn nog altijd zijn boeken en stukken in de krant.

Van denker tot denker: Denker des Vaderlands René Gude

Gude, René door Sarah Wong4 (2012)
Fotografe: Sarah Wong

Op een dag dacht ik: goh, ik ga eens De Wereld Draait Door terugkijken. Dat was een verstandige keuze, want daar was deze keer Denker des Vaderlands René Gude te gast. Hij vertelde zo interessant en bevlogen dat ik dacht: deze man moet ik interviewen. En dat interview was zo leuk dat ik dacht: weet je wat, ik maak een interviewserie met filosofen. En dat is hoe deze serie ‘Van denker tot denker’ tot stand is gekomen.

Denker des Vaderlands

Na een tocht met het pontje in Amsterdam, wat voelde als vakantie, en enig zoekwerk (ruimtelijk inzicht, wat is dat?) kwam ik terecht bij de woonboot van meneer Gude. We nestelden ons op het terras en met kwetterende vogeltjes als achtergrondmuziek begon René te vertellen. In mei volgde hij filosoof Hans Achterhuis op als Denker des Vaderlands. In veel interviews heeft René het erover wat hij anders doet dan zijn voorganger, maar ik vroeg wat hij juist zou blijven doen:
René: ‘Wat ik van Hans Achterhuis heel goed vind, is dat hij een onvoorstelbare kennis heeft van de politieke filosofie. Daarnaast heeft hij ook een heel praktische bewogenheid en spant zich in om de theorie werkelijk dienstbaar te maken aan de politieke praktijk van nu. Dat wil ik ook doen. Niet alleen maar aan de zijlijn blijven staan om na te denken, maar het resultaat van het nadenken weer terugploegen in de samenleving.’
Eén van de maatschappelijke kwesties waar onze Denker des Vaderlands zich momenteel mee bezig houdt, is de bezuinigingen op het leger. Wat hij daaraan interessant vindt, is dat er in deze tijd geen helder idee is over wat we met het leger moeten.
‘Tot en met de Koude Oorlog had het leger een heel heldere taak, dat was namelijk om de vijand – en dat was dan Rusland – tegen te houden op het moment dat die met honderden tanks deze kant op zou kunnen rijden en die moesten wij toch met staal op staal terug kunnen dringen. Maar inmiddels is die dreiging helemaal weggevallen. We hebben al vanaf 1945 geen oorlog meer op ons grondgebied gehad. Dat is een absurd lange tijd. En daarom zijn er in de tussentijd heel veel generaties gekomen die nog nooit oorlog op eigen grondgebied hebben meegemaakt en ook niet weten wat dat betekent. We hebben zelfs geen redenen om aan te nemen dat het voorlopig gaat optreden en hebben dus geen idee wat je met een leger moet. En als je geen helder idee hebt, kun je doorgaan met bezuinigen, bezuinigen, bezuinigen, allemaal ten gunste van onderwijs en zorg, waar ik ook erg voor ben, maar voor je het weet, is ons hele leger ontmanteld.’
De vraag is volgens René dan: passen we het leger aan aan nieuwe taken, die we dan eerst wel goed moeten verzinnen, of bezuinigen we het langzaam maar zeker helemaal weg? René ziet het als zijn taak om als Denker des Vaderlands te zorgen dat we het ene en het andere niet doen, voordat we er goed hebben over nagedacht, op een manier die leidt tot praktische, uitvoerbare opties voor zowel het Nederlandse leger als de politiek en de burger.

Denken

Een groot voorbeeld voor René is de – gelijknamige – filosoof René Descartes. Waar Descartes hem, en nu ons, op wees, is dat we gewend zijn om onszelf als fysieke personen in een fysieke wereld te zien. Maar het denken zelf verdient ook aandacht, omdat het niet alleen materiële dingen zijn die ons beïnvloeden en waar we indrukken van krijgen, maar ook bijvoorbeeld de namen van materiële dingen.
René: ‘Dus jij zegt dat jij uit Oegstgeest komt, dan denk ik meteen Terug naar Oegstgeest, Jan Wolkers en voor je het weet, hebben wij hier een gesprek over Jan Wolkers die inmiddels al overleden is. Ik heb het boek lang geleden gelezen, het staat nog in de kast, maar het ligt in ieder geval niet hier op tafel. Jij hebt dat boek misschien wel of niet gelezen, maar toch weet je waar ik het over heb. En dat is toch fantastisch? Dus Jan Wolkers is hier niet materiaal aanwezig, het boek is hier niet materieel aanwezig en Oegstgeest ook niet, maar wij weten door een paar woorden tegen elkaar te roepen meteen waar het over gaat.’
In ons leven maken we ongelooflijk veel gebruik van het vermogen om hele werelden te creëren naast de concrete wereld waar we ons in bevinden. Volgens René heeft filosofie als opdracht om te zorgen dat je in die gedachtewereld de draad niet kwijtraakt. Dat doe je door naar gemeenschappelijke vertrekpunten te zoeken, dat je van de ene stap naar de andere gaat en daarbij zodanig beargumenteerd ook de weg nog terug te vinden. Hij noemt dat, gepaard met een lach, het Klein Duimpje-effect. Maar hoe zit het dan met piekeren?
‘Er is een mooi citaat van de stoïcus Epictetus en dat zegt: ‘Het zijn nooit de dingen die ons in verwarring brengen, het zijn altijd onze voorstellingen van de dingen.’ En dat is een hele sterke, want als je de zin inziet van die uitspraak, dan betekent het meteen dat je op het spoor komt. Je moet eerst de dingen met rust laten en je voorstellingen van de dingen proberen in de klem te krijgen. En als je dat doet, dan ben je al halverwege met een oplossing te vinden voor gepieker. Want gepieker is per definitie gedachten die volkomen losgeraakt zijn van de dingen waar ze over zouden kunnen zijn. Van het ene naar het andere springen, zonder gedachten die je vervolgens ook om kunt zetten in handelingen.’

Filosofie

Zelf is René filosofie gaan studeren, omdat hij juist niet goed kon nadenken. Het heeft een tijdje geduurd, maar op zijn 56e studeerde hij af en in 1990 begon hij bij Filosofie Magazine. Daar merkte hij dat er gek tegen filosofie werd aangekeken en dat er daarin twee groepen waren:
‘Eén club dacht: dat is veel te ingewikkeld, die lui doen veel te moeilijk en zitten zwaar in allerlei diepere gronden te zoeken. En de andere club zei: het is veel te oppervlakkig, het is een soort van geitenwollensokkenspiritualiteitgeëmmer. Maar in beide gevallen heb je het niet nodig. Het interessante is natuurlijk dat filosofie niet allebei kan zijn. Het is óf diepgravend naar gronden zoeken óf het is oppervlakkig en flierefluitig. Maar inmiddels is filosofie geen malle term meer.’
Dat is duidelijk te merken. Filosofie krijgt een plaats op festivals (bijvoorbeeld Brandstof op Lowlands), er worden steeds meer lezingen gegeven en ook De Wereld Draait Door besteedt er meer aandacht aan: sinds het nieuwe seizoen is René Gude huisfilosoof geworden. Dat vind ik een goede en leuke keuze, want het was zeer interessant om René te interviewen. Hij weet vol passie te vertellen over filosofie, maar wel op zo’n manier dat zelfs een leek het nog begrijpt. In het gesprek zaten zoveel interessante elementen dat het moeilijk was om te kiezen. Eén gedachte die ik al had is in ieder geval door hem bevestigd: filosofie is niet flierefluiterig, filosofie is interessant!

Wat er zo leuk is aan interviewen

Gisteren, op een zonovergoten dag in Amsterdam die een vaartocht met het pontje (leuk!!!) vereiste, had ik sinds lange tijd weer een interview. Door studie, stage en andere activiteiten ben ik er lang niet aan toegekomen. Met wie het interview was en wat voor nieuwe serie er gaat komen, houd ik nog even geheim, maar leuk wordt het zeker.

Maar wat is er nou eigenlijk zo leuk aan interviewen? Nou, dit dus:
– Je mag eindeloos nieuwsgierig zijn en vragen stellen. Ook rare vragen. Of vragen die eigenlijk niet kunnen (alles onder het mom van journalistiek).
– Je komt verhelderd thuis, omdat je zoveel nieuwe dingen hebt ontdekt. Niet alleen over die persoon, maar ook over het gebied waarover zij veel weten.
– Je ontmoet nieuwe mensen, ziet nieuwe plaatsen, maakt nieuwe reizen.
– Je komt in contact met mensen die je bewondert.
– Je gaat blij en vol energie weg, omdat het zulke leuke gesprekken zijn (tot nu toe nog geen enkel onaardig iemand geïnterviewd!).

En hoewel het soms ook een pokkewerk zijn (uren reizen, het interview zin voor zin uittypen), is het vooral heeeeel erg leuk. Dus binnenkort in dit theater: meer interviews!

Tovenarij: van gebrabbel tot interview

Interviewen is me inmiddels niet meer geheel onbekend, maar geïnterviewd worden: dat is hele andere koek.

‘Mag ik je interviewen?’ vroeg Naomi aan mij.
Mijn eerste reactie was: ‘Leuk!’ en ik stemde dan ook in.
Maar toen dacht ik: ‘Shit!’

Want kijk, interviewen is leuk. Als een gek vragen afschieten op de ander, onbeschaamd nieuwsgierig zijn. De ander laten praten en zelf luisteren. Maar geïnterviewd worden, oei. Opeens moest ik mooie zinnen formuleren, prachtige antwoorden bedenken en dat on the spot (voel de druk!).

En dat kan ik niet.

Ik stamelde, de woorden raakten verstrikt in mijn mond, ik wist opeens niet meer wat mijn studie in hield, laat staan mijn eigen naam en ik dacht: arme Naomi. Die moet van al die onzin een interview maken.

Waarschijnlijk dacht Naomi dat ook, want het duurde even voordat het interview klaar was. En toen kwam het volgende probleem: een foto. Ik had alleen foto’s van mezelf met een gekke bril, met duckface of als emo. Dat kan natuurlijk niet, ik ben immers een superdupervolwassen en bovendien serieuze vrouw. Dus sprak ik met Naomi af op Schouwburgplein (in Rotterrrrrdam). Van tevoren heb ik even een potje gehuild: ‘Ja, maar ik houd niet van foto’s en wedden dat geen enkele foto leuk wordt en huilerdehuil.’ Maar ik hield al snel op toen Naomi een zakje chocoladekruidnoten tevoorschijn toverde.

Vanochtend kwam het interview online. Tot mijn gespeelde verbazing (ik had het natuurlijk al eerder gelezen) was het een leuk interview geworden. Geen idee hoe Naomi van dat gebrabbel van mij dit heeft kunnen maken. Ik kom gewoon over als nou ja, een normaal iemand (oké, niet geheel, maar dat is dan ook erg moeilijk). En de foto die erbij zat, nou ja zeg, die was ook leuk!

Ik heb nog steeds geen idee hoe dit allemaal kan. Maar misschien bestaan ze toch. Tovenaressen. En dan is Naomi er zeker één van.

(Klik hierrrrrrrrr om het interview te lezen).

Weetjes over ‘wie schrijft, die blijft’


Een deel van mijn aantekeningen (interview met Ad Grooten). Nee, daar kun je geen kaas van maken. Ook geen chocola trouwens.

Inmiddels staan er zeven interviews in de serie ‘wie schrijft, die blijft’ op mijn blog over mensen wiens beroep op de één of andere manier met schrijven te maken heeft. Er komt er sowieso nog één aan en daarna weet ik het nog niet. Dat ligt namelijk aan hoe mijn indeling er na de zomer uitziet. Ik heb college en moet daarnaast ook werken (als iemand nog een leuk bijbaantje in Oegstgeest/Leiden weet, let me know!), dus ik weet niet of ik tijd overhoud voor het interviewen. Ik hoop het natuurlijk wel en als het wel past, ga ik er ook zeker mee door! Ik vind het namelijk één van de leukste dingen om te doen voor mijn blog en ik leer er veel van.

Goed, dan nu de weetjes!

– Dit zijn de blogjes waar ik de meeste tijd aan besteed. Echt mensen, het is bijna niet normaal. Allereerst moet ik mensen die ik wil interviewen mailen. Als ze bereid zijn geïnterviewd te worden, moet er gemaild worden over de afspraak: wanneer en waar? Daarna bedenk ik de vragen (ik heb wel veel vragen die ik iedereen stel, maar het is natuurlijk wel aangepast aan het beroep). Vervolgens ga ik naar de afspraak. Op de één of andere manier is het nooit dichtbij. Het meest dichtbij was in Den Haag en dat is anderhalf uur reizen. Het meest ver weg was in een dorpje boven Hoorn en volgens mij heb ik verdrongen hoelang reizen dat was. De meeste interviews vonden echter plaats in Amsterdam en ook dat is niet dichtbij. Maar dat heb ik ervoor over!
Oké, dan vindt het echte interview plaats. Meestal duurt dit een uurtje. Daarna weer terug naar huis en dan begint het: het uitwerken. Eerst typ ik het interview letterlijk, dus woord voor woord, uit, omdat ik mezelf nog niet genoeg vertrouw om een goed interview uit te schrijven als ik dat niet doe. Daarna maak ik er het echte interview van zoals je die op mijn blog ziet.

– Ik neem het interview op met een voicerecorder én ik schrijf mee in een schrift. Dit, omdat ik bang ben dat het mis gaat. En terecht, want het is één keer mis gegaan (het laatste interview op mijn blog). Ik weet niet precies hoe het kwam, maar er was helemaal niets opgenomen en daarom moest ik het van mijn aantekeningen hebben. Uiteindelijk wel gelukt, godzijdank.

– Er is niks mis met interviews via e-mail en telefoon, maar ik wil het graag face to face en ik doe het dus ook alleen maar face to face. Ik ben hiermee begonnen, omdat ik ervan wil leren en ervaring op wil doen. Dat gaat het beste face to face. Bovendien is dat ook het beste voor het interview. Je vormt zo een beter beeld van de geïnterviewd en dat neem je ook mee in je stuk. Oh en wat is er nou leuker dan nieuwe mensen ontmoeten? :)

– Deze serie heeft voor leuke dingen gezorgd. Zo heb ik nieuwe mensen leren kennen, veel geleerd over schrijven, ben ik naar nieuwe plaatsen gegaan (zo zit de studio van Ad Grooten in een voormalig mortuarium!) en is er een column over mij geschreven.

Wat ik vermoedde, klopt ook daadwerkelijk: ik vind interviewen heel leuk om te doen (dan mag ik eindelijk eens onbeschaamd nieuwsgierig zijn) en ik zal er ook zeker niet mee stoppen!

Wie schrijft die blijft (7): scenarioschrijver Alexandra Penrhyn Lowe

Na Laura beroept zich komt er eindelijk een nieuwe interviewserie op mijn blog: wie schrijft die blijft. In deze serie interview ik mensen die voor hun beroep schrijven, op wat voor manier ook. Denk aan een brievenghostwriter of een scenarioschrijver zoals Alexandra. Ik ben erg benieuwd wat jullie ervan vinden, ik vind het in ieder geval erg leuk om te doen!

Van journalist naar scenarioschrijver  

Na een carrière als journalist voor andere de LINDA. en de Esta volgde Alexandra Penrhyn Lowe een cursus scenario schrijven aan de Schrijversvakschool in Amsterdam. Vlak daarna raakte ze aan de praat met een producer van Nickelodeon. Hoewel ze geen ervaring had, werd ze toch aangenomen als dialoogschrijver voor de populaire kinderserie ‘Het Huis Anubis’.

De opbouw van een soapserie

Een soapserie, ook wel daily genoemd, wordt niet door één persoon gemaakt, maar met een team. Eerst komt de hoofdschrijver (of hoofdschrijvers) die de lange lijnen bedenkt, dus wat er per week gaat gebeuren. Daaronder zit de storyliner, die schrijft het treatment. Dat houdt in: wat er in een aflevering gebeurt op scène niveau, maar dan zonder de dialogen. Die worden namelijk daarna geschreven door de dialoogschrijver.

De computer als een gekooide tijger

Op de fiets bedenkt Alexandra de lange lijnen van een scenario, want dat komt meestal als ze niet aan het werk is. Maar wanneer ze daadwerkelijk begint met het schrijven, ontvouwt het zich als een film in haar hoofd die ze alleen maar hoeft te volgen. Hoewel dat goed gaat, heeft ze toch last van angsten:
‘Toen ik het eerste scenario voor ‘Het Huis Anubis’ had geschreven, moest ik huilen, want ik durfde niet te beginnen. Daardoor komt mijn uitstelgedrag. De computer wordt dan als het ware een bom die af kan gaan, een gekooide tijger. Maar deadlines helpen, want je moet wel. ‘
Maar daarna komt het verschrikkelijke wachten. Elke keer weer.

De neiging teveel te zeggen

Volgens Alexandra is er in Nederland een mooie toneeltraditie, maar minder ervaring wat betreft film. Er is vaak de neiging om alles direct te zeggen, terwijl subtekst juist belangrijk is in een scène.
‘Zo haal ik er bijvoorbeeld alle namen eruit, want dat is niet realistisch. Je noemt niet de hele tijd iemand bij de naam wanneer je met hem of haar praat.’
Als voorbeeld geeft Alexandra een scène die ze heeft geschreven voor de KRO-serie VRijland. Het speelde zich af tussen een jongen van 18 en een jongetje van 10, dat heel verdrietig was vanwege de dood van zijn moeder.
‘De suggesties die bij deze scène stonden waren veel te pathetisch. Kinderen kunnen meestal niet zo goed acteren. Dus na hard nadenken kwam ik erop om het jongetje te laten zwijgen, terwijl de jongen praatte. Dat werkte goed, het ontroerde me zelfs.’
Dat is dus een manier om de neiging om teveel te zeggen te doorbreken.

I’m a writer too!

In Nederland krijgt Alexandra de volgende vragen vaak als ze vertelt wat ze doet: ‘Als eerste: heb je wel eens wat gepubliceerd? En als tweede: kun je daarvan leven?’
In Amerika is dat echter anders, positiever. ‘Of ze zeggen dat ze het ‘awesome’ vinden of: ‘I’m a writer too!’
Daarnaast zijn er soms ook vooroordelen. Veel mensen denken dat je niets doet en bellen je dan, omdat ze met je willen lunchen of iets dergelijks.
‘Maar ik ben gewoon aan het werk, dus dat gaat niet. Daar denken veel mensen niet aan.’

Wie schrijft, die blijft: liedjesschrijver Ad Grooten


Fotograaf onbekend.

Na Laura beroept zich komt er eindelijk een nieuwe interviewserie op mijn blog: wie schrijft die blijft. In deze serie interview ik mensen die voor hun beroep schrijven, op wat voor manier ook. Denk aan een brievenghostwriter of een liedjesschrijver zoals Ad. Ik ben erg benieuwd wat jullie ervan vinden, ik vind het in ieder geval erg leuk om te doen!

Pater Moeskroen en andere projecten

Als kind schreef Ad Grooten al verhaaltjes. Toen hij op zijn vijftiende voor het eerst een gitaar in handen kreeg, werden dat automatisch liedjes. Hij speelde in allerlei bandjes. Op een gegeven moment zei Ton Smulders, met wie hij in de klas zat, dat hij een gezellige band zou willen oprichten. Dat deden ze en dat werd Pater Moeskroen. Ze speelden op straat en in cafeetjes met hun (in het begin) flauwekulliedjes, maar al snel werden ze bekend. Op 1 april van dit jaar heeft Ad, na 26 jaar,  afscheid genomen van de band om zich te richten op andere projecten.
‘Ik word vijftig dit jaar. Ik heb altijd gezegd: na mijn vijftigste ga ik wat anders doen. Het was wel een moeilijk besluit hoor, maar ik wil nog zoveel andere dingen doen. Zo schrijf ik shows voor de Efteling en voor attractiepark Toverland. Ik ben ook bezig met het schrijven van een kinderboek. Daarnaast speel ik in de band Mannen van Naam en ben ik bezig met het oprichten van een band met mijn broers, Broerz, geheten.’

Positiviteit

Wat altijd terugkomt in de teksten van Ad is positiviteit: ‘Natuurlijk heb ik ook serieuze liedjes geschreven, maar ze zijn nooit heel zwaar op de hand. Ik houd niet van alleen maar doem en ellende. Zo is er het liedje De wolk en de rivier, dat het verhaal van een kind dat opgroeit en haar vader verliest, volgt en het leven van een rivier. Het gaat eigenlijk over de dood, maar het is een heel positief lied over de kringloop. Ik denk dat dat mijn liedjes wel kenmerkt, het positieve. Ik heb natuurlijk ook veel kinderliedjes geschreven. Die zijn vooral heel vrolijk, daar houd ik van, van gein en onverwachte wendingen.’

‘Wat, doe jij nog steeds versjes?’

Hoewel er meestal positief gereageerd wordt als Ad vertelt wat voor werk hij doet, zijn er toch vooroordelen: ‘Een vriend van mij, Gerard van Maasakkers (een bekende zanger in Brabant) heeft daar een heel goed liedje over gemaakt. Hij kwam een oude schoolvriend tegen, die een geslaagd zakenman was met zijn viswinkel. Die vroeg: ‘En wat doe jij? Wat, nog steeds versjes? Oh, kan je daarvan leven, wat een geluksvogel ben jij!’ Dat hele minderwaardige. Daar loop ik ook heel vaak tegen aan. Dat mensen denken: kun je daarvan leven dan?’
Waar hij ook tegenaan loopt is dat muzikanten gauw gevraagd worden om pro deo te spelen, voor goede doelen en dergelijke.
‘Maar ze vragen nooit een loodgieter om pro deo een waterleiding aan te leggen. Wij zijn altijd de klos wat dat betreft.’

Tips van Ad

Natuurlijk vroeg ik Ad ook om tips.
‘Begin met het refrein of met een hoek. Bedenk: waar ga ik naar toe werken? En dan kijken wat je in de coupletten wil vertellen, niet dat je alles in het eerste couplet kwijt bent en dat je er nog twee moet. Het metrum is ook belangrijk. Het is het beste om in het refrein een ander metrum te hebben dan in het couplet. In het refrein heb je namelijk vaak langere klanken, zodat de meezingbaarheid wordt vergroot. Ik heb pas geleden een nummer geschreven voor een boerenrockband. Daar is het refrein: ‘Ik zeg goeoeoeoedemorgen, goeoeoedemorgen, goeoeoedemorgen.’ Dat zingt goed mee. Er staat alleen maar drie keer goedemorgen, maar het duurt heel lang. Maar natuurlijk zijn er duizend uitzonderingen.’