Eén van mijn vele prachtige kunstwerken die ik als vijfjarige maakte.
Dit is een praktische opdracht die ik in de vijfde voor filosofie heb gemaakt. Ik vond het wel grappig om hem terug te lezen (overigens vind ik David van Michelangelo geen afzichtelijk beeld, maar ik moest even iets bedenken)! Er zullen vast wel fouten in zitten, dus vertel het maar als je er één gevonden hebt.
Kunst kan geen kwaad
Vroeger maakte ik tekeningen van prinsessen, kastelen en mezelf. ‘Mooi hoor, echt kunst!’ riepen mijn ouders dan, terwijl ze keken naar een hoop gekladder met wat kleur erdoorheen. Nu weet ik dat ze het niet menen dat het kunst was wat ik maakte, maar dat ze het zeiden, omdat… Ja, omdat ouders dat nu eenmaal zeggen. Maar wat is dan wel kunst? De Mona Lisa, de Rood-Blauwe stoel van Rietveld of de Venus van Milo. Althans, dat wordt wereldwijd beweerd. Maar waarom krijgen de abstracte schilderijen van Mondriaan het etiket kunst opgeplakt en mijn kleiwerkjes uit groep één niet? Er wordt vaak gedacht dat kunst mooi moet zijn. Maar ik vind de David van Michelangelo werkelijk een afzichtelijk beeld, terwijl mijn filosofieleraar er haast verliefd op is. Wat is kunst dan wel? Daar verschillen de meningen over. Vijf theorieën zijn daaruit voorgekomen en die zal ik allemaal gaan behandelen.
Als eerste de mimetische theorie waarnaar Plato’s voorkeur gaat. Deze theorie gaat ervan uit dat kunst nabootsing is. Want als ik een stokstaartje teken, dan is dat altijd naar voorbeeld van de stokstaartjes die ik gezien heb. Oftewel; ik maak een imitatie. En niet zomaar een imitatie. Nee, een imitatie van een imitatie. Hoe kan dat? vraag je je misschien af. Dit heeft te maken met de Ideeënleer van Plato. Deze leer houdt in dat, om even een voorbeeld te noemen, het nagellakflesje dat op mijn bureau staat niet echt is, maar schijn. En niet alleen mijn nagellakflesje, maar ook die van mijn filosofieleraar en van iedereen in de wereld. Wat is dan wel echt? Al die nagellakflesje komen van de volmaakte nagellakflesjeheid af en dat is echt. Wij leven in een schijnwereld, bedrogen door onze zintuiglijke waarnemingen en daarboven staat de echte Ideeënwereld. Als ik kijk naar mijn stijltang, een imitatie van de Idee stijltang, en daar een tekening van maak, dan is dat dus een imitatie van de imitatie.
Nee, zeggen andere mensen. Kunst is geen imitatie, maar een uiting van gevoel. Het is dus iets van het innerlijk. De kunstenaar moet niet de (schijn)werkelijkheid imiteren, maar blijk geven aan zijn gevoelens, emoties etc. De Italiaanse filosoof Benedetto Croce vindt dat kunst ‘verbeeldende expressie’ is, want het bevindt zich in het brein van de kunstenaar. De verbeelding is volgens hem tegelijkertijd de expressie. Als in mijn hoofd een beeld zie van mijn schilderij, dan is dat al kunst, ook al komt het nooit op doek terecht. Dit is het idealisme. Het meisje met de parel in het hoofd van Vermeer is belangrijker dan het materiële kunstwerk zelf. Aanhangers van het formalisme zijn het hier absoluut niet mee eens.
Bij het formalisme gaat het om l’art pour l’art: de kunst om de kunst. Het maakt dus niet uit wat voor bedoeling de kunstenaar met zijn kunstwerk heeft of waar het op lijkt. Het aanvaardt alleen maar interne, intrinsieke beoordelingscriteria. Er wordt dus gekeken naar compositie of kleuren. Tegen deze theorie worden vele bezwaren gemaakt. Door alleen naar de vorm te kijken, wordt er geen recht gedaan aan de betekenis van kunst. Mozart wilde toch meer dan ingewikkelde composities maken? Hij wilde toch ook zijn gevoelens uitdrukken, iets zeggen? Aanhangers van het formalisme trekken zich daar echter niets van aan. Het gaat hen om de kunst op zichzelf en alles wat daar buiten staat, doet er niet toe.
De vierde theorie gaat ervan uit dat kunst puur symbolisch is. De filosofe Suzanne Langer is hiervan een aanhanger. Volgens haar zijn de theorieën die hierboven genoemd zijn te beperkt. Als ik een gedicht lees van Lucebert, dan heeft dat gedicht een betekenis, het gaat ergens over. Dat wil niet zeggen dat het voor iedereen over hetzelfde gaat. Voor mij gaat ‘If’ van Rudyard Kipling misschien over de perfecte man, maar voor een ander is het een gedicht over aan hoeveel eisen de man moest voldoen en de onbereikbaarheid van dat doel. Interpretatie is hiervoor het woord. En interpretatie verschilt van persoon tot persoon. De mens beschikt de eigenschap om betekenis toe te kennen aan iets. We beschikken over symbolen. Zo beweert Wittgenstein dat taal een afbeelding is van de werkelijkheid. Volgens Langer geldt datzelfde voor kunst. Via taal kunnen we bepaalde gedachten overbrengen, maar dat kan ook via de kunst.
Als laatste bestaat er de theorie van Kant. Het is belangrijk bij kunst dat er geen genot of begeerte uitgehaald wordt. Het gaat dus puur om het genieten van de schoonheid. Het mag niet in begrippen worden ingekaderd. Een kunstwerk hoort op zichzelf te staan, zonder belangen en idealen. Kant maakt dus een onderscheid tussen het mooie en het aangename. Het kunstwerk moet op zichzelf staan.
Zelf weet ik ook een beetje van kunst af. Vorig jaar heb ik talloze beelden, schilderingen en gebouwen gezien in Rome. Maar wat dat tot kunst maakt? Met geen van de bovenstaande theorieën ben ik het volledig eens. Ja, kunst is een imitatie van iets. Ik kan immers geen olifant schilderen als ik er nog nooit één gezien heb. Maar maakt alleen die imitatie iets tot kunst? Nee, ik vind dat het gevoel dat erin gestopt wordt ook belangrijk is. Met welk gevoel heeft de kunstenaar dit beeld gemaakt en waarom? Niet alleen de gevoelens van de kunstenaar is daarbij belangrijk, maar ook die van mezelf. Wat zie ik in dit schilderij? Hoe kan ik het op mezelf betrekken? Dat is voor iedereen weer anders. Voor mij is kunst dus meer dan de vorm en het gaat mij niet om l’art pour l’art. Juist de belangen en idealen kunnen mij helpen een schilderij beter te begrijpen. Maar waar het allemaal uiteindelijk om gaat en wat Maarten Biesheuvel verwoordde: kunst kan geen kwaad.