Ja, het gaat weer over fietsen. Misschien moet ik er maar Laurafietst.nl van maken.
Fietsen in een dorp:
– Je pakt je superdure en glanzendnieuwe fiets uit de schuur, terwijl je de buurman gedag zegt.
– Je fluit een liedje, ook al kun je niet fluiten, de rest van de buurt gedag zwaaiend. ‘Alles goed met de kinderen?’
– Een kind schopt een bal naar je, die je weer terugschopt.
– Een auto geeft je voorrang, ook al heb je niet.
– Je kan overal doorfietsen.
– Voor je: weiland. Naast je: weiland. Achter je: een tractor.
– Een auto toetert: het is een bekende. ‘Hallo!’
– Je zet je fiets op slot en gaat naar de plaats der bestemming.
Fietsen in de stad:
– Je rukt je barrel uit het schuurtje dat je met tien anderen deelt/je raapt je barrel van de grond, terwijl er andere barrels omvallen en schreeuwt ‘OPSODEMIETEREN!’ naar een random voorbijganger op straat.
– Je hebt nog geen meter gefietst of je fiets al bijna iemand aan. ‘OPSODEMIETEREN! roep je nog maar een keer.
– Er rijdt een stom kind voor je zonder moeder in de buurt, die je afsnijdt, terwijl je ‘OPSODEMIETEREN!’ roept.
– Je neemt voorrang, ook al heb je het niet.
– Het verkeerslicht staat verdomme steeds op rood.
– Voor je: fietsers, voetgangers en ander tuig. Achter je: fietsers, skaters en ander tuig. Naast je: auto’s, scooters en ander tuig.
– Een auto toetert: of je wil ‘OPSODEMIETEREN!’.
– Je zoekt je een ongeluk (letterlijk, je krijgt bijna een ongeluk, omdat niemand ooit oplet) naar een plek om je fiets te parkeren. Na tien minuten heb je die gevonden, je doet je fiets op slot, hijst er nog een ander slot omheen en nog eentje en nog eentje. Een halfuur later ga je dan eindelijk naar de plaats der bestemming (om er na afloop achter te komen dat je fiets gestolen is).