Ja, ik doe de boodschappen, boodschappen, boodschap

Klassiekertje.

Toen ik in Rotterdam kwam wonen, was ik blij om te zien dat er (weer) op loopafstand van mijn huis een supermarkt was. Vol goede moed ging ik erheen. Rugzak mee met wat extra tasjes erin, boodschappenlijstje, mijn portemonnee. Verstandiger kan niet. Net voordat ik op mijn allervolwassenst naar binnen wilde stappen, kwam er een medewerkster op me af.

‘Op welke school zit jij?’ vroeg ze.
Achter haar stond een bord met de tekst dat scholieren niet welkom waren tussen elf en vier uur.
‘Ik zit niet op een school,’ snauwde ik naar haar en wilde al bijna mijn collegekaart in haar gezicht duwen.
Maar ik hield me sterk, zoals een echte volwassene dat zou zijn en vervolgde mijn weg. Misschien heb je me toen tussen de schappen met broodbeleg en blikken soep een traantje weg zien pinken. Ik was niet aan het huilen hoor, echt niet, omdat ik blijkbaar er als (toen) 24-jarige nog steeds uitzag als een scholier. Ik dacht gewoon aan iets zieligs.

(Waag het niet om nu te zeggen ‘Als je ouder bent, ben je er blij mee!’ Als ik ouder ben, zie ik er waarschijnlijk nog steeds uit als twaalf).

22 jaar?


Geitjes voeren!!! (ik lijk hier op tientonner en stiekem ben ik ook een man van 60 die 300 kilo weegt, maar ssst, ons geheim)

Ik woon twee jaar op mezelf, heb een bachelordiploma, ga bijna samenwonen en ga met plezier naar de Ikea, oftewel: ik ben superdupervolwassen. Zou je denken in ieder geval. Maar stiekem ben ik diep van binnen nog een meisje van zeven.

– Als ik een schommel zie, MOET ik schommelen.
– Ik ben dol op softijsjes (mét snoepjes), milkshakes en suikerspinnen.
– Als ik boos ben, stamp ik met mijn voeten op de grond en zeg ik: ‘Nouhouuuuuu.’
– Ik vind het leuk om naar de kinderboerderij te gaan en de geitjes te voeren.
– Door mijn lengte zie ik er ook uit als een meisje van zeven. Nou oké, negen.
– Als ik een knuffel zie in een winkel, moet ik hem even aanraken.
– Als ik een kat zie, loop ik erop af en zeg ik: ‘Poesjeeee!’
– Ik zeg vaak ‘Ik lief jou’ tegen mijn vriend.
– Ik heb het einddeuntje van Spongebob als mijn ringtone.
– Kroelen is mijn lievelingsbezigheid.

Maar jullie hoeven je geen zorgen te maken hoor. Ik laat deze zevenjarige kant van mij zelden zien. Tenzij ik met mijn vriend ben, die is ook zeven jaar…

(qua gevoelsleeftijd dan he, ik ben geen pedofiel)
(alhoewel, hij is één jaar jonger dan ik…)
(lang leve toyboys)

Jong duurt langer dan je denkt

Laatst las ik het boek ‘Jong duurt langer dan je denkt’ van Rando Kim, professor consumentenwetenschap in Korea. Het is een boek voor rusteloze twintigers, die het allemaal niet weten. En Kim geeft ons advies.

Toegegeven: ik was al een beetje sceptisch. Zou dit niet zo’n verschrikkelijk happydepeppydoehetzelfboek zijn met ‘wijze’ adviezen die nergens op sloegen? Ik had er niet al teveel vertrouwen in.

Mijn voorgevoel is deels uitgekomen. Ik was het af en toe absoluut niet eens met de schrijver (maar dan zou je ook kunnen zeggen: ‘Jaaaa, maar Laura, die man is oud en wijs en jij bent jong en wat minder wijs, dus wie zou er nou eerder gelijk hebben?’), maar er stonden soms wel bruikbare dingen tussen.

Wat ik een interessante theorie vond, was die van de klok. Ik heb wel eens gezegd dat 21 bijna 30 is en dertig bijna 40 en 40 bijna 80 (oftewel: ik ben superduperoud), maar zo schijnen meerdere mensen erover te denken. Je hebt het gevoel dat je tussen je twintigste en dertigste van alles moet bereiken (volwassen worden, studie afmaken, baan zoeken, liefde, huis kopen, trouwen, kinderen). Daar ben je zo op gefocust dat je helemaal niet denkt aan wat erna komt. Het is niet alsof op je dertigste verjaardag, wanneer je dat allemaal misschien bereikt hebt, het leven afgelopen is. Of zoals Rando Kim het zegt: ‘Veel jongeren schrikken zich dood van de snelheid waarmee de tijd voorbijvliegt en velen van hen zijn bij lange na nog geen dertig.’

Ik vrees dat ik dat ook vaak heb.

Maar Kim biedt een ander inzicht. Stel je voor, zegt hij, dat je leven vierentwintig uur duurt. Hoe laat zou het nu dan zijn?
‘Als de levensverwachting van een gemiddelde persoon ongeveer tachtig jaar is, hoe laat is het dan op de levensklok van een vierentwintigjarige? Dan is het 7.12 ’s morgens (…) Als docent die veel jongeren volwassen heeft zien worden, vind ik dat tijdstip, twaalf over zeven ’s morgens, van groot betekenis. Iemand van vierentwintig – die de reis van zijn puberteit heeft volbracht en nu over een drempel moet waarna hij (of zij) als volwassene deelneemt aan de maatschappij – staat bijna precies op die tijd van de dag waarop de meeste mensen zich gereedmaken om aan het werk te gaan en het huis uit te gaan.’
Hoe raar is dat?
‘Goed, maar hoe zit het met iemand van zestig die met pensioen gaat of al is? Voor hem of haar is het zes uur ’s avonds, het tijdstip waarop de meeste mensen ophouden met werken, weggaan van kantoor en naar huis gaan om de avond met hun gezin door te brengen.’
Mooie symboliek vind ik het wel. Het zet mij in ieder geval aan het denken. Natuurlijk, niet iedereen wordt tachtig. Maar het heeft geen zin om te stressen. Tijd genoeg, zoals Doe Maar zingt.

Verder heb ik weinig uit het boek kunnen halen. Het was me iets te belerend  en het is jammer, maar logisch, dat het vooral op jongvolwassenen uit Korea was gericht. Aanraden zou ik het boek dus niet, maar het heeft in ieder geval tot bovenstaand inzicht geleid. En nog een ander mooi citaat: ‘Het is erger om niets te doen dan om dingen verkeerd te doen.’

Hoe laat is het bij jou?