Hoe mijn dag eruit ziet als ik grijs en gerimpeld ben

Blogonderwerp bedacht door: Jana.

Er sjort iemand aan mijn arm.
‘Laura, wakker worden.’
Voor me zie ik een veelkleurige waas waarmee ik getrouwd ben. Ik grijp mijn bril die op het nachtkastje ligt en snauw tegelijkertijd: ‘Jahaaaaa.’
Plichtmatig geef ik mijn man een kus en draai me nog even om, maar hij is onverbiddelijk.
‘Bingo begint om tien uur. Opstaan.’
Pas als ik een halfuur later het brood in mijn mond stop, besef ik dat ik mijn kunstgebit ben vergeten. Nou ja, dan maar pap eten. Ik probeer de krant te lezen, maar ze maken die lettertjes steeds kleiner. Tot mijn schrik zie ik dat de kruiswoordpuzzel al ingevuld is.
‘Gerard! *ofeenanderewillekeurigeoudemannennaam*’ roep ik. ‘Het is mijn dag om de kruiswoordpuzzel te maken.’
Gerard krabt aan zijn bijna kale hoofd.
‘Wat, is het dan al dinsdag?’
‘Ja, je vroeg net ook al wat voor dag het was.’
Nou ja, dan maar breien, terwijl ik omroep Max kijk. Ik doe een paar pasjes mee van ‘Nederland in beweging’, maar het is me te vermoeiend. De trui die ik voor mijn kleindochter brei, is al bijna af. Wat zal ze er blij mee zijn!

Bij de bingo is het aardig druk.
‘Ik krijg binnenkort een nieuwe heup.’ zegt de vrouw die naast me zit.
‘Mijn kleinzoon wordt dokter.’ zegt de man ertegenover.
Ik wil over de pijn in mijn rug beginnen, maar dan start de bingo. Net zoals vorige keer win ik net niet het koffieapparaat. Dat is maar goed ook, want ik heb geen idee hoe die moderne dingen werken.

’s Middags komt mijn dochter op bezoek met haar kinderen, net als ik de trui af heb.
‘Kijk Beautiful Hope Spijker,’ zeg ik tegen mijn kleindochter. ‘Heeft oma voor jou gemaakt.’
Haar gezicht betrekt, maar dat is waarschijnlijk omdat ik haar bij haar volledige naam heb genoemd.
‘Pas hem maar.’
‘Maar oma, dat is veel te warm.’
Uiteindelijk past ze hem toch, maar ze trekt hem daarna meteen weer uit en gooit hem in de hoek.
‘Ze maken de letters steeds kleiner in de krant,’ zeg ik tegen mijn dochter. ‘Belachelijk.’
‘Mam, koop gewoon een nieuwe leesbril.’
Ik schud mijn hoofd.
‘Daar krijg ik niet genoeg pensioen voor.’
‘Koop dan niet steeds gebak als wij langskomen. En bovendien kost zo’n brilletje maar vijf euro bij de Hema.’
Ik kijk haar strak aan.
‘Ik koop wat ik zelf wil.’

Wanneer ze een uurtje later, veel te kort naar mijn mening, ik kon niet eens vertellen over mijn nieuwe punnikclubje, weer weg zijn, ligt de trui nog steeds in de hoek. Ach, die Spijker ook, zeker vergeten. Kinderen van vandaag hebben ook zoveel aan hun hoofd.
Gerard en ik maken vervolgens een wandelingetje.
‘Loop niet zo hard!’ roep ik, maar hij verstaat me niet. Hij zet ook nooit zijn gehoorapparaat aan, die man.
Op een bankje rusten we uit. Ik zeg iets over het weer en Gerard bromt wat. Een jong stelletje loopt langs ons.
‘Ik vind bejaarde stelletjes zo lief he.’ zegt het meisje. De jongen bromt wat.
Wat een naïviteit.

We nemen een advocaatje met slagroom en gaan dan naar bed. Ik slaap in met Gerards warme arm om me heen.
Morgen begin ik aan een sjaal. Voor mijn kleindochter. Wat zal ze blij zijn!

(Of zo natuurlijk)

‘Ik had je veel jonger geschat!’

‘Ik ben negentien.’
Zelfs bijna twintig.
‘Oh echt waar? Ik had je veel jonger geschat!’
Dit gesprek voer ik helaas veel te vaak. Mensen vragen naar mijn leeftijd, ik vertel het ze en vervolgens zeggen ze dat ze dat echt écht niet hadden verwacht. Ik wil jullie het volgende meegeven: zeg nooit tegen iemand dat je hem of haar jonger had geschat. Dit is namelijk niet leuk. En het is niet zo alsof jij de enige bent die dit tegen mij zegt. Oh nee hoor, sluit maar aan bij het rijtje.

Het is wel logisch, want ik ben niet zo groot en ik heb een rond gezicht (weet je wel, met van die wangen waar oude vrouwtjes graag in knijpen). Dit zijn zogenaamde leeftijdsverlagers. Je snapt dan ook meteen waarom ik nooit twee staartjes in heb of smurfenijs eet. Ze vragen bij de slager nog net niet of ik een plakje worst wil. Met angst in mijn hart wacht ik op de dag dat ze denken dat mijn broertje (zestien jaar) mijn broer is. Stiekem is die dag al gekomen.
Een ander probleem (en dan heb ik het nog geeneens over a-l-t-i-j-d je ID moeten tonen als je uitgaat) is dat ik waarschijnlijk op mijn vijftigste nog schattig wordt gevonden. Ik wil nu al niet meer schattig gevonden worden, laat staan als ik Sarah vier.
Mensen proberen me op te vrolijken met de uitspraak: ‘Als je later oud bent, dan ben je er blij mee.’
Over dertig jaar zie ik er waarschijnlijk nog steeds uit alsof ik vijftien ben.

Ik ga bijna naar rimpels en grijs haar verlangen.

 

Ik wil een volkstuintje

Ik wil een volkstuintje. Later. Als ik grijs haar en veel rimpels heb. Een volkstuintje mét schattig tuinhuisje. Daar ga ik in zitten met de man met wie ik dan al vijftig jaar samen ben. Ik zet thee. Hij maakt kruiswoordpuzzels. Af en toe vraagt hij om hulp.
‘Europees land, tweede letter is een e?’
‘Ierland.’
Ik kook met onze zelf geplante groenten. Hij, een beetje onhandig, helpt me. Ondertussen fluit hij een deuntje van vroeger. We eten de groenten van mijn grootmoeders servies. We hebben het over mensen van vroeger en het weer.
‘Als het zondag lekker weer is, dan gaan we wandelen in het bos.’
In het tuinhuisje staan foto’s van onze kinderen en kleinkinderen. Aan de muur hangt onze trouwfoto. Wat zagen we er gelukkig uit.
Als het lekker weer is, zitten we in het tuintje. Ik lees een boek en hij luistert naar het gefluit van de vogeltjes. Soms, vaak net als ik helemaal in het boek verdiept ben, voel ik zijn armen om me heen en krijg ik een kus op mijn voorhoofd. Dan is het even net zoals vroeger.
Ik wil een volkstuintje. Later. Als ik oud ben.