Wat er allemaal gebeurt als je klein en schattig bent

1. Mensen leunen op je. Niet oké (‘Oh, normaal leunen mensen altijd op mij, nu kan ik eens op iemand leunen!’)

2. Mensen zeggen: ‘Ooooooh wat ben je toch schattig!’ en knijpen soms zelfs in je wang (au).

3. Op random momenten tillen mensen je op.

4. Als er meerdere mensen in de auto zitten, moet  jij op de achterbank in het midden gaan zitten of op iemands schoot.

5. Even lief glimlachen, je schattigste gezicht opzetten en mensen doen opeens heel veel voor je.

6. Als je een t-shirt draagt (Hello Kitty hoeft er niet eens op te staan), word je nóg jonger geschat (12 in plaats van 16 en je echte leeftijd is dus 22).

7. Mensen doen alsof ze je over het hoofd zien. Of ze zien je gewoon echt over het hoofd.

8. Als je een jas of vest van iemand anders leent, dan lijkt het net een jurkje waar je drie keer in past.

9. Mensen schrikken als je een bitcherige opmerking maakt, want dat verwachten ze niet.

10. Het maakt niet uit wat je aantrekt, je blijft schattig. Zelfs in een vuilniszak. (oké, ik weet niet of dat echt waar is, want ik heb nog nooit een vuilniszak aangehad)

Ik wil een volkstuintje

Ik wil een volkstuintje. Later. Als ik grijs haar en veel rimpels heb. Een volkstuintje mét schattig tuinhuisje. Daar ga ik in zitten met de man met wie ik dan al vijftig jaar samen ben. Ik zet thee. Hij maakt kruiswoordpuzzels. Af en toe vraagt hij om hulp.
‘Europees land, tweede letter is een e?’
‘Ierland.’
Ik kook met onze zelf geplante groenten. Hij, een beetje onhandig, helpt me. Ondertussen fluit hij een deuntje van vroeger. We eten de groenten van mijn grootmoeders servies. We hebben het over mensen van vroeger en het weer.
‘Als het zondag lekker weer is, dan gaan we wandelen in het bos.’
In het tuinhuisje staan foto’s van onze kinderen en kleinkinderen. Aan de muur hangt onze trouwfoto. Wat zagen we er gelukkig uit.
Als het lekker weer is, zitten we in het tuintje. Ik lees een boek en hij luistert naar het gefluit van de vogeltjes. Soms, vaak net als ik helemaal in het boek verdiept ben, voel ik zijn armen om me heen en krijg ik een kus op mijn voorhoofd. Dan is het even net zoals vroeger.
Ik wil een volkstuintje. Later. Als ik oud ben.