Vijf types die je tijdens het uitgaan tegen komt

Uiteraard ben ik voornamelijk bezig met hele intellectuele dingen zoals studeren en dergelijke, maar soms heb ik ook behoefte aan een avondje dansen. Heel toevallig is het zo dat je tijdens het uitgaan niet alleen bent: je komt allerlei mensen tegen. En mij zijn een aantal types opgevallen die ik met jullie zal delen, want zo ben ik. Maar dat wisten jullie al, overbodige informatie.

1. Eenzame Harry.
Over deze zielenpoot heb ik al eens een keer geschreven. Harry wil heel graag knuffelen op de bank met een lief meisje en hij denkt dat hij die tijdens het uitgaan gaat vinden in plaats van bij de plaatselijke damclub. Vrienden heeft hij niet, dus gaat hij maar alleen. Meisjes aanspreken durft hij echter niet, hij wordt al zenuwachtig als ze hem per ongeluk aanraken bij het voorbijgaan.

2. De slettebak.
Dit meisje vraagt zich twee dingen af: hoe kan ik zo min mogelijk kleding dragen en hoeveel jongens zal ik vandaag weer eens zoenen? Haar foundationlaag is zo dik dat je bang bent dat er scheurtjes in haar gezicht komen als ze lacht. Met haar stiletto’s trapt ze nijdig op je tenen als je niet snel genoeg opzij gaat en waag het niet haar aan te kijken, want dan krijg je haar gemeenste blik te zien (mean girls is er niks bij). Tenzij je natuurlijk een player bent.

3. De player.
Ook deze jongen vraagt zich dingen af, zoals: hoe zorg ik dat dit meisje mij zoent zonder dat ik een drankje voor haar hoef te kopen? En: hoe krijg ik dit meisje zo snel mogelijk mijn bed in en als ik mijn ding gedaan heb er daarna weer zo snel mogelijk uit? De gel-industrie verdient goed aan hem, want hij heeft minstens drie potten gel over zijn hoofd gestort. Zijn v-hals komt tot zijn navel en zit dusdanig strak dat je zijn sixpack kunt zien (die sixpack is dan ook het enige leuke aan hem). Kijk hem ABSOLUUT niet aan als je een meisje bent, want voor je het weet, ben je verwikkeld in een heftige tongwedstrijd.

4. De bejaarde.
Iedereen in de club is tussen de 20 en 35 jaar, maar als je om je heen kijkt, zie je opeens een fossiel staan. Dit is of een oude vrouw die haar rimpels probeert te compenseren met haar decolleté (mislukt altijd)  en op zoek is naar een toy boy of een vies, oud mannetje dat verlekkerd naar meisjes met blote benen kijkt. Ik stel voor dat we in clubs niet alleen een minimum leeftijd instellen, maar vooral óók een maximum leeftijd.

5. De gewone medemens.
Dit meisje/deze jongen danst normaal, drinkt wel maar niet teveel, flirt niet al te opzichtig en heeft gewoon een leuke tijd. Helaas zijn deze mensen zeldzaam!

Het gehalte gestoorde mensen is dus aardig hoog tijdens het uitgaan, maar: het is in ieder geval nooit saai.

Lezen, lezen, lezen

Laatst was er een test in de Pyschologie Magazine om te testen hoe snel je kon lezen. Oh mijn god jongens en meisjes, ik wist wel dat ik snel kon lezen, maar deze uitslag was toch wel dat je denkt van: wat een wonderkind ben ik.

Snel lezen is heel fijn als je Literatuurwetenschap studeert en er semesters zijn waarin je elke week één boek en minstens zes artikelen (die niet in Jip en Janneke-taal zijn geschreven en vaak in het Engels zijn) moet lezen.

Je zou het misschien niet zeggen, maar zo leuk is het niet altijd. Zoals Cruijff niet zou zeggen: elk voordeel heb z’n nadeel.

Ik zat op de middelbare school. Ja, echt waar. Ik ben dan wel een wonderkind, maar ook weer niet zo wonderkindachtig dat ik de gehele middelbare school heb overgeslagen. Ik weet niet meer hoe de situatie precies was, maar ik moest een aantal lessen tijdens Nederlands mijn boek delen met degene naast mij.

Nu is een boek delen met mensen sowieso al irritant. Of het boek zit teveel naar zijn/haar kant, waardoor je op het puntje van je stoel moet zitten om het te kunnen lezen of juist teveel naar jouw kant (maar dan voel je je weer schuldig), maar ja, anders wordt het zo knus. En natuurlijk de vraag van: wie slaat de bladzijde om? Het is net zoals met op het knopje drukken voor een stoplicht: je weet van tevoren nooit of je gezelschap daar juist wel of niet dol op is (ik niet kan ik je alvast vertellen).

Goed, ik zat dus tijdens Nederlands met dat meisje. Onze klas bestond uit dertig mensen. Dit kon geen toeval zijn. Ik was de snelste lezer van de klas (laten we daar maar even vanuit gaan, is goed voor mijn ego) en zij de sloomste. En juist wij zaten naast elkaar. Dit, lieve mensen, is geen ideale situatie.
Na één minuut had ik het gelezen, maar ik zag haar nog naar de eerste regels van de tekst staren. Zucht. Goed, anders las ik het toch nog een keer, dan is ze wel klaar. Eh, nee dus. Ik tikte met mijn vingers op de tafel, gooide er een dramatische zucht uit, maar ze had het niet door. Na tien helse minuten (ik verveel meeeeeeeee) (er waren toen nog geen smartphones) keek ze me aan: ‘Heb je het al gelezen?’
‘JA DUHUH, AL TACHTIGDUIZEND KEER.’ schreeuwde ik. Nou ja, in mijn hoofd dan.

‘Ja maar, Laura, zeikerd, dat is maar één ding.’
Nou nou, beste lezer, ik weet nog wat: boeken meenemen op vakantie. Stel, je gaat twee weken op vakantie. Niet zo’n we gaan bergen beklimmen en alle musea langs-vakantie, maar een beetje zwemmen beetje plaatsjes bekijken beetje relax flex-vakantie. Dan kun je dus niet met een lullig aantal van twee boeken aankomen. Dan moet je minstens je halve boekenkast meenemen, ik althans wel. Mais ce n’est pas possible, want dan heb je ook nog zoiets als ouders die vinden dat de ruimte van de achterbak van de auto voor stomme dingen als kleding enzo beschikbaar moet zijn. Dus mag je maar een beperkt aantal boeken meenemen. In mijn geval: zeven. Nou, ik moest me behoorlijk inhouden mensen. Uiteindelijk heb ik er acht gelezen (mijn broer, die later kwam, had ook nog een boek bij zich), maar het hadden er ook achttien kunnen zijn als ik los had mogen gaan.

Zucht. Het zware leven van een snelle lezer. Gelukkig is het voor het grootste gedeelte van de tijd wél fijn.

Dit is hoe ik me een typisch kantoor voorstel


‘Hé mam, ik heb een blogje over iets met kantoren geschreven. Zou jij misschien een foto van jouw kantoor willen maken die ik kan gebruiken?’
‘Ja natuurlijk, ik zal een zo vaag mogelijke foto met mijn iPhone proberen te maken.’

Ik heb nog nooit op een kantoor gewerkt, maar ik kan me er wel wat bij voorstellen. De types die daar rondlopen. Oftewel: dit wordt een genadeloos blogje vol met vooroordelen, niet gebaseerd op real life-ervaring, zoals jullie het van me gewend zijn.

1. De grappenmaker die zijn grapjas vergeten is.
Dit is een man (duh) die een ingezakt huwelijksleven heeft. Thuis is zijn vrouw de baas (‘Nee, we gaan nu naar Grenzeloos Verliefd kijken!’) en op zijn werk heeft hij ook niet veel invloed. Dus waar haalt hij dan zijn plezier uit? Uit het maken van flauwe grappen. Denk maar aan die mannetjes op kantoor in Jiskefet.

2. De neurotische planner.
Deze vrouw (duh) kan niets uit handen geven. Het bedrijfsuitje (bowlen natuurlijk) is pas over drie maanden, maar ze vraagt nu al of je kan aangeven op welke dag je wel of niet beschikbaar bent. Ze laat je zelfs niet een paar blaadjes nieten, omdat je het niet goed doet (‘Argh, teveel aan de zijkant!’). Blijf bij deze persoon uit de buurt. Alsjeblieft, voor je eigen bestwil.

3. De baas die niet de baas is.
Deze man/vrouw is eraan gewend thuis de touwtjes in handen te hebben en zet dat op het werk graag voort. Hij/zij vertelt je graag wat je fout doet en hoe het wél moet. Maar wanneer de echte baas in zicht is, kan deze persoon zich opeens wél nederig opstellen.

4. Het net iets te sexy manusje van alles.
Erg slim is ze niet (‘Huh, het kopieerapparaat zegt dat het papier op is, wat moet ik doen?’), maar dat vergeeft het mannelijke gedeelte van kantoor haar wel. Haar decolleté is nét te diep, haar rokje nét te kort, haar hakken nét te hoog en als ze iets aan een mannelijke collega wil vragen, buigt ze nét te ver naar voren. De vrouwen op kantoor hebben een hekel aan haar en daarom is Sexy Sadie (alleen mensen die van goede muziek houden, snappen de naam) dan ook tot hun favoriete roddelonderwerp gebombardeerd.

Dus kantoormensen, vertel het me maar: welke heb ik goed geraden?

Ik ben heel volwassen

Een vriendin (Manon) en ik wilden weer eens cultureel doen, dus gingen we naar het Letterkundig Museum. We kwamen bij de balie aan, vroegen om een kaartje en kregen een… slurper.
‘Een slurper?’
‘Ja, voor het Kinderboekenmuseum.’
Ik was even in de war. Kijk, ik weet dat ik er eerder als 16 dan als 21 jaar uit zie, maar hoe jong dacht mevrouw de balie wel niet dat we waren? We lachten zo van hahadaargaanweechtnietnaartoe en stapten toen het Letterkundig Museum binnen.

We bekeken heeeeeel veel schilderijen van schrijvers en zagen toen een trap.
‘Ja, die vrouw zei dat we naar beneden moesten gaan voor uitleg over die slurper.’
‘Ja ja, dat zei ze.’

‘Gaan dan?’
‘Alleen even kijken dan.’

We keken.
‘Volgens mij is dit een spelletje.’ zei Manon.
‘Ik denk het ook.’ antwoordde ik.
Ze aarzelde even, voordat ze verder durfde te spreken.
‘Proberen?’
‘Alleen even proberen dan.’

We maakten een toverdrank. Luisterden naar een verhaal over meester Jaap. Verzonnen ons eigen verhaal. Gingen naar het datecafé (zie foto hierboven) om te testen wat voor persoon we in de liefde waren (allebei romantisch) en waar we werden gekoppeld aan een personage (Jonas uit de hoe overleef ik-serie, die homo is, dus ik vond het niet zo’n goede koppelpoging). Soms kwamen we een paar kinderen tegen, maar dan deden we net alsof we onze eigen kinderen net kwijt waren geraakt (‘Diederiiiiik, waar ben je nou? Kom eens naar mama!’), want we waren daar natuurlijk niet voor onszelf.

Daarna gingen we nog even terug naar het Letterkundig museum om te doen alsof we wel echt heus serieus volwassen waren, maar: stiekem vonden we het Kinderboekenmuseum leuker.

(en daar is heel erg stiekem helemaal niets mis mee)

Eindelijk! De langverwachte OOTD


De originaliteit spat er duidelijk vanaf bij deze outfit en dan zien jullie mijn pofmouwen niet eens. 

Sinds ik op mezelf woon, voel ik soms de onverklaarbare dwang om mijn avondeten op de foto zetten. Ik ben geen culinair wonder. Ik eet dingen als rijst met een sausje en salades. Geen masterchef zou hier zijn hand voor omdraaien. Maar toch wil ik het dan delen. God knows why.

Ik heb nu ook zo’n spiegel waarin je jezelf helemaal kan zien. Ik sta wel eens voor de spiegel. En dan krijg ik opeens de behoefte om een foto te maken van mezelf (zo’n slechte half in spiegel foto) in mijn Outfit Of The Day (OOTD). Nu moet u weten: ik draag helemaal geen boeiende kleding. Ik ben echt zo’n Vero Moda-meisje (dat ik steeds minder kleding van de Vero Moda draag laten we even buiten beschouwing). Ballerina’s, spijkerbroek, topje, vestje enzo. Saaier kan werkelijk niet. En dan ook echt zo gecombineerd dat ik zwarte ballerina’s met een zwart topje heb. De fashionista’s zouden ervan walgen.

Het is zelfs zo erg (ik durf het haast niet te zeggen) dat ik laatst de Android-app van Instagram heb gedownload. Ik heb hem verwijderd toen ik erachter kwam dat je met die geen GIF-jes kunt maken zoals bij de iPhone-app, want daarom wilde ik hem eigenlijk.

Elke keer als ik zo’n gevoel krijg, tel ik tot tien en dan gaat het weg. Maar er komt een moment dat ik me niet kan tegenhouden. En dat moment is nu. Kijk maar naar de foto hierboven.

En nu allemaal even zeggen wat voor fashionista ik ben en dat ik zo’n geweldig figuur heb. En liken natuurlijk. Is goed voor mijn ego. Zodat ik dan weer kan zeggen: oh ja, even snel bij elkaar geraapt en oooh nee joh, ik ben echt veel te dik. Alvast bedankt.

(Nee grapjes, jongens. Die foto is ergens in juli gemaakt, toen ik op mijn bijleskindje aan het wachten was en ik geen internet noch smartphone had en me dusdanig ernstig verveelde dat ik dit soort foto’s ging maken. Dus dit was helaas alweer de laatste OOTD, jammer hoor)

Verschrikkelijke trend: vuilnisjassen


De kwaliteit van deze foto congrueert wel met de kwaliteit van deze jas (ja, ik gebruik expres het woord ‘congrueren’, zodat jullie denken dat ik heel slim ben, wat ook zo is natuurlijk).

U kent de uitspraak wel (dit gaat meestal over een topmodel): ‘Ja, zelfs een vuilniszak zou haar nog goed staan!’

Blijkbaar zijn er veel mensen die denken dat dit ook over hen gezegd kan worden en dat nemen ze nogal serieus. Het begon vorig jaar en ik hoopte dat het een snel voorbij vliegende trend zou zijn, maar ja: uggs en Marlies Dekkers-bh’s worden ook nog steeds gedragen, dus wat dacht ik wel niet?

Het zijn van die jassen zoals je hierboven ziet. Ze zijn net zo goedkoop als ze eruit zien, want dit heeft u er namelijk alleen maar voor nodig:

1. Een vuilniszak.
2. Watten.
3. Een konijn.

Je stopt de vuilniszak vol watten, drapeert je konijn over de hals en klaar is je jas.

Ik weet niet hoe het met jullie zit, maar ik gebruik vuilniszakken om afval in te gooien. Die neiging krijg ik dan ook als ik mensen met zulke jassen zie rondlopen: ‘Hé wacht even, ik moet even mijn kauwgompje weggooien!’

Dus mensen, alsjeblieft, pas toch eens op met spreekwoorden en uitdrukkingen. Want dit is dus het gevolg: mensen die het serieus nemen. Luister naar mij: een vuilniszak is voor, het woord zegt het al, VUILNIS. En tenzij je jezelf als troep beschouwt, moet je hem dus niet als jas gebruiken.

Tot zover Laura’s gratis mode-advies. Graag gedaan.

Lang leve les Petites


Maat 43 vs 36. Raad maar welke van mij is.

Eén van mijn bijnamen is: la Petite. Zo noemt mijn vader me wel eens. Jullie mogen zelf raden waarom.

Nu zou je denken: god, dat moet toch verschrikkelijk zijn. Klein zijn in Nederland, waar iedereen minimaal 1.80 is. Laatst vertelde een niet nader te noemen blogger (weet niet of ze het kan waarderen als ik zeg wie het is) mij dat ze zich zo klein voelde met haar 1.70.

Ik vind mensen van 1.70 nog best wel lang. Maar ja, wie ben ik?  (1.58)

(Diezelfde blogger zei tegen een andere blogger, nadat ze me ontmoet had: ‘Ja, ze is echt klein!’ Ja mensen, ik zeg ook wel eens dingen op mijn blog die echt waar zijn.)

Klein zijn betekent niets zien tijdens concerten, broeken laten inkorten, minimaal tien jaar jonger geschat worden, bijna doodgaan als je door een menigte moet lopen, mensen die je als steunpaal gebruiken, verschrikkelijke pijn in je nek elke dag weer, de hedendaagse mode niet kunnen dragen (diens credo is namelijk: hoe langer het jurkje/vestje, hoe beter) en god, nog zoveel meer. Je gaat je toch bijna afvragen hoe het mogelijk is om te overleven als kleintje.

Maar het is niet altijd erg. Ik ga dan misschien wel bijna dood als ik door een menigte loop, maar ik kan wel tussen iedereen doorglippen (‘Huh, wat was dat? Ik voelde iets, maar ik zie niets.’). Ik kan alle hakken van de wereld dragen zonder met mijn lengte boven mannen uit te komen (ik zou met welke hak dan ook nog steeds klein zijn namelijk). Als ik vijftig ben, schat iedereen me nog steeds zestien. Ik krijg alles gedaan van iedereen, omdat eruit zie als een schattige zesjarige. Niemand verwacht dat zo’n lief, klein schattig meisje als ik enorm sterk is, maar dat ben ik natuurlijk wel.

Dus lang leve les Petites!

(en toch zou ik het niet erg vinden om tien centimeter langer te zijn, maar vertel dat maar niet door)

Ik heb vijf e-mailadressen

Ik heb vijf verschillende e-mailadressen. Wat moet een mens in godsnaam met vijf e-mailadressen? Ik heb geen idee en tegelijkertijd heb ik ze allemaal nodig. Een opsomming:

1. Mijn allereerste ikbentwaalfjaarenechteendebiel e-mailadres.
Ik zal niet verklappen wat het is, maar het heeft te maken met een bandnaam die je ook breezerachtig kan opvatten (interessant he?), maar wat ik niet breezerachtig bedoelde, want ik vond (vind) huppelkutjes stom. Het erge is dat ik deze het vaakst gebruik, bijvoorbeeld om met vriendinnen te mailen en ja, ze nemen me nog steeds serieus. Denk ik. Hoop ik.

2. Mijn Hotmail e-maildres.
Deze is wat normaler (‘Goh, zou het soms je eigen naam bevatten, Laura?’). Ik gebruik(te) (zie nummer vijf) hem vooral voor ‘serieuze’ mailtjes (sollicitaties en dergelijke), want daar kon ik natuurlijk niet mee aankomen met mijn breezah e-mailadres.

3. Mijn blog e-mailadres.
Wat is nou een blog (met een .nl-adres) zonder een e-mailadres? Niets zeg ik je, niets. Deze mogen jullie uiteraard wel weten (laura@lauradenkt.nl, voor al uw liefdes- en fanmails). Heel leuk hoor, zo’n eigen e-mailadres, beetje jammer dat ik altijd in de spam kom als ik naar anderen mail. Oh en ik krijg elke dag een mailtje dat ik de loterij heb gewonnen (yesssssss) en over dat ik mijn gegevens moet veranderen bij de Rabobank, terwijl ik niet eens bij de Rabobank zit, kun je nagaan hoe goed de service daar is.

4. Mijn universiteits e-mailadres.
Deze is natuurlijk het stoerst. Kijk mij eens slim zijn. Ik doe er voor de rest niets mee, maar dat maakt niet uit.

5. Mijn Gmail e-mailadres.
Toen ik onlangs mensen moest mailen voor mijn studie bedacht ik me dat Hotmail eigenlijk niet zo hip meer is en dat mijn blog e-mailadres steeds in de spam komt en dat dat niet zo handig is. Dan maar meegaan met de stroom en op Gmail overstappen. Ja, ik ben een verrader. Sorry.

Vertel me nu alsjeblieft dat ik niet gek ben (‘Haha grapjas.’), dat er mensen zijn met wel tien verschillende e-mailadressen, dat vijf eigenlijk maar heel weinig is!

Een schokkende bekentenis


Ik ben niet verantwoordelijk voor de tegelstickers en het douchegordijn (het valt mee, want eerst was het douchegordijn knalroze).

Adem in, adem uit. Ik ga iets bekennen. Het is werkelijk waar niet te geloven. Volgens mij is er niemand die het níet doet. Behalve ik dan. Oké, daar komt hij dan.

Ik zing niet onder de douche. Gewoon helemaal nooit, zelfs niet één keer ‘Lala’, njet.

Het is niet dat ik niet kan zingen, want oooooh, dat kan ik zo prachtig (nee, nee, vraag maar niet aan familieleden of dat klopt). En het is ook niet alsof ik nooit zing. Ik ben dol op zingen. Als ik alleen thuis ben (niet zo vaak). Natuurlijk zing ik dan niet mee met Jan Smit (gruweldegruwel), maar met The Voice (‘Ben Saunders?’ ‘Oh mijn god, nee, niet Ben Saunders.’) aka Ol’ Blue Eyes, Frankie, je weet wel (‘Eh…’). Frank Sinatra dus, voor de top 40-mensen onder jullie.

Frank en ik zingen over dat we echt niet gaan dansen (‘I won’t dance, don’t ask me/I won’t dance, don’t ask me/I won’t dance, madame, with you/my heart won’t let my feet do the things that they should do.’), koffie in Brazilië (‘They got an awful lot of coffee in Brazil.’) en meisjes die Frankie niet zien staan (‘Some, they may go for cocaine/I’m sure that if I took even one sniff/it would bore me terrifically too/but I get a kick out of you’.)

Oh, Frankie en ik zingen zo goed samen, dat wilt u werkelijk waar niet weten. No way dat hij, als hij nog in leven zou zijn, nog met Nancy (zijn dochter) zou zingen, nee, Frank en Laura zou het zijn.

Maar goed, ce n’est pas possible. Aangezien ik dus niet onder de douche zing en alleen wanneer er niemand thuis is, is er eigenlijk geen kans om mij te horen zingen.

Ik hoop dat jullie beseffen hoe jammer dat is.

Dit is een motor

Dit is een motor. Ik kan me een tijd herinneren waarin het gele koplicht (of wat dat ook mag voorstellen) zo hard blonk dat het pijn deed aan je ogen. Als je nu op de motor zou zitten, wat ik je niet kan aanraden met jouw gewicht (‘Noem je me nou dik?!’), hoor je een piepend geluid en waarschijnlijk gekrak, door jouw gewicht dus. Maar vroeger bewoog hij soepeltjes.

Nu moet u weten, ik heb op die motor gezeten. Jawel, ik ben een stoere motorchick. Ik weet niet wanneer de laatste keer was, maar het zal toch heus wel meer dan tien jaar geleden zijn. Ik zocht naar kapoentjes, maakte koprollen op het klimrek, knikkerde en reed op de motor. Ik kwam er alleen geen meter op vooruit, dat was wel jammer.

Soms ging iemand op de motor zitten en een ander achterop de motor staan. Ik hoop dat mijn ouders dit niet lezen, anders mag ik nooit meer naar de speeltuin, want dit is uiteraard erg gevaarlijk. Toch hebben we het allemaal overleefd.

En nu staat die motor daar dus nog steeds, gehavend en met een verdrietige blik in zijn ogen (ja, dat kan ik zien).
‘Waarom rijdt niemand meer met mij?’ staat er in die ogen geschreven.
Ik durfde hem het antwoord (‘Kindertjes vinden smartphones veel interessanter.’) niet te geven. En ik durfde ook niet op hem te zitten, want nou ja, krak.

Dus liet ik hem achter. Arme motor. Binnenkort wordt hij vervangen door een stoeptegel.

R.I.P. Motor. Voor altijd in ons hart.