Een woordenboek is zo makkelijk nog niet

Je hebt een leestoets Frans. Of je weet niet wat dat woord in het Engelse boek dat je aan het lezen bent betekent. Wat het ook is, je kijkt in het woordenboek. Bladeren, bladeren totdat je bij de a/b/c/etc. bent gekomen en voila, je weet wat het betekent. Toch? Of is het eigenlijk niet zo simpel?

Het is niet zo simpel en ik zal het uitleggen (of althans een poging doen). Er bestaat zoiets als een betekenaar en daarnaast is er ook nog een betekende. Betekenaren zijn willekeurig. In het Nederlands heet een boom ‘boom’ (‘Dat meen je niet!’), maar in het Engels ’tree’. We hadden het net zo goed ‘oeloewoeloe’ kunnen noemen, dat maakt niet uit. Het woord zegt eigenlijk niets over het concept. De naam die je het geeft, is dus de betekenaar en waarnaar verwezen wordt, is de betekende, dus het concept zelf.

Dit heb ik (weer helaas!) niet zelf bedacht, maar is een principe wat naar voren komt in het poststructuralisme, een literatuurbenadering. De betekende is eigenlijk een spel van betekenaren en als voorbeeld wordt het woordenboek genoemd.

Stel, je wil weten wat het woord ‘meander’ betekent (ik sloeg even het woordenboek op een willekeurige pagina open). In mijn woordenboek staat dat dit ‘kronkelende lijn’ betekent. Hmm oké. Maar wat betekent ‘kronkelend’ dan? En wat is een ‘lijn’? ‘Kronkelend’ staat er niet in, maar wel ‘kronkelig’: met kronkels. Maar wat zijn ‘kronkels’? Een ‘kronkel’ is: herhaalde kromming. Maar wat houdt ‘kromming’ in?

En zo ga je maar door en door. De ene betekenaar wordt voor de andere ingewisseld en wordt beschreven door andere betekenaren, zodat je eigenlijk nog steeds niet weet waar je aan toe bent. Natuurlijk, je weet wat een ‘lijn’ is en uiteindelijk zul je wel doorkrijgen wat het nou ongeveer betekent, maar dat is het probleem eigenlijk: het is ongeveer. Je kunt niet precies uitleggen wat een boom is. Je moet altijd gebruik maken van andere betekenaren.

Denk daar maar eens aan de volgende keer dat je een woordenboek openslaat (‘Nee, Laura, dat doen ze in deze tijd niet meer. Ze zoeken het op internet, wat denk jij dan?).

It’s better to be absolutely ridiculous than to be absolutely boring


Mijn poging tot een duckface, zodat ik een leuke, nieuwe profielfoto op Facebook heb. Ik kan ook heel normaal op foto’s kijken hoor. 

Marilyn Monroe zei het: ‘It’s better to be absolutely ridiculous than to be absolutely boring.’ En ik ben het helemaal met haar eens.

Ik word er een beetje kriebelig van als mensen zich profileren als ‘een gewone student uit Rotterdam’ of ‘een huisvrouw zoals er velen van zijn’. Waarom zou je jezelf zo neerzetten? Sinds wanneer is het leuk om standaard te zijn (behalve in sommige onderzoeken)? Ik vind het een beetje suf om nu met het iedereenisuniekverhaal aan te komen, maar ik doe het lekker toch. Je bent bijzonder en je doet jezelf tekort als je jezelf als één van velen ziet.

Bovendien vind ik zinnen als ‘Doe maar normaal, dan ben je al gek genoeg’ verschrikkelijk. Er bestaat sowieso niet iets als ‘gewoon’ of ‘normaal’, dus waarom zou je er naar streven?

Waarom zou je je conformeren aan de rest? Waarom zou je een harembroek (überhaupt) dragen, alleen maar omdat het in de mode is? Wat is er mis met gek zijn? Het doorbreekt gewoontes, het zorgt ervoor dat je uit je comfortzone komt en: het maakt het leven een stuk minder saai.

Dus laat mij maar lekker absolutely ridiculous zijn dan!

(Oh en als je het niet met me eens bent: vertel het me en vooral ook waarom! :))

Geëmancipeerd… of toch niet?

Een tijdje geleden heb ik al geschreven over dat de binaire oppositie tussen man en vrouw die misschien zo slecht nog niet is. Daarin zei ik ook dat het beste wat je in deze wereld kan zijn een blanke, westerse man is. Man ja, geen vrouw. En waarom niet? Omdat vrouwen nog steeds als minder gezien worden. En het zijn niet alleen de mannen die dat in stand houden.

‘Maar Laura,’ zul je, als je een vrouw bent, misschien zeggen. ‘Ik heb gestudeerd, ik werk en heb mijn eigen huis gekocht. Ik mag auto rijden, stemmen, geld verdienen en broeken dragen. Ik heb geen man nodig om voor me te zorgen. Dus waar heb je het in hemelsnaam over? Ik ben toch geëmancipeerd?’
Het klopt, al die dingen mag je. Maar denk dan eens verder. Nog steeds komt het voor dat vrouwen minder verdienen dan mannen. En het wordt als raar gezien wanneer de vader thuis blijft bij de kinderen en de vrouw kostwinnaar is.

Natuurlijk, vroeger was het erger. Virginia Woolf vertelt daarover in ‘A room of one’s own’. Vrouwen konden vroeger niet schrijven, omdat ze geen inkomen hadden (ze kregen nog net genoeg geld van hun vader of man om kleding te kopen en dat was het wel) en bovendien geen eigen kamer om in te schrijven. Denk daarbij aan de weerzin die er was tegen vrouwen die schrijven (Zoals een hele stomme man zei: ‘Zelfs de slechtste man is nog beter dan de beste vrouw.’) en je kan als vrouw geen kant op.

Nu is dat anders. Toch? Of niet? Is het eigenlijk niet raar dat op de boeken van Joanne Rowling J.K. Rowling staat? Ja, dat is gedaan, omdat de uitgever dacht dat jongens het boek niet zouden lezen als ze wisten dat het van een vrouw was. Dat boek is in 1997 gepubliceerd, nog niet zo heel lang geleden.

Nu een voorbeeld waardoor vrouwen (inclusief ikzelf) het in stand houden. Ik vind het leuk en galant als een jongen mijn jas aanneemt. Maar zou het niet ontzettend raar zijn als ik hém in zijn jas hielp? Dat vind ik eigenlijk wel en dat is misschien wel een fout van mijn denken of er zo ingeprogrammeerd door de patriarchale maatschappij (een maatschappij waarin de man hoger staat dan de man) dat het er niet uit te krijgen is.

Vrouwen zijn nog steeds beperkt. Ik kan niet ’s nachts om drie uur alleen door Rotterdam lopen. Ja, het kan wel, maar dat doe ik niet, omdat ik dan kwetsbaar ben. Als man zul je zoiets toch sneller doen.

Om dan toch iets positiefs te zeggen: ik heb al een veel beter leven dan de vrouwen van een paar generaties terug. Er zijn meer open dan gesloten deuren voor mij. Maar we zijn er nog lang niet en ik weet ook niet of dat wel gaat gebeuren (omdat binaire opposities dus nodig zijn, zie dit blogje).

Weg met de binaire opposities: droom of nachtmerrie?

Voor de mensen die nog niet afgeschrikt zijn door de woorden ‘binaire opposities’ (begrippen die recht tegen over elkaar staan, zoals goed en kwaad): welkom!
Vandaag niet lachen, gieren, brullen, maar iets om over na te denken.

Allereerst: ik heb dit weer (helaas) niet zelf verzonnen. Aanleiding hiertoe is een college van het vak ‘Literatuurbenaderingen’ en de benadering waar we het in dat college over hadden, was het feminisme.

Een ontwikkeling die je bij de feministische benadering goed kan zien, is dat er eerst gekeken wordt naar gelijkheid (bijvoorbeeld: waarom mochten mannen vroeger wel studeren en vrouwen niet?), daarna naar verschil (wat voor kwaliteiten heeft de vrouw?) en vervolgens deconstructie (het overstijgen van zowel mannelijkheid en vrouwelijkheid). Dit heb ik overigens van de literatuurwetenschapper Maaike Meijer (een slimme mevrouw).

Momenteel mogen vrouwen studeren. Ze mogen werken, een huis kopen, een eigen rekening openen; wat mogen ze eigenlijk niet? Maar toch is er nog steeds die binaire oppositie tussen man en vrouw. We leven in een patriarchale samenleving, waarin de man hoger staat dan de vrouw. Mannen verdienen meer. Vrouwen worden regelmatig seksistisch behandeld. Het beste wat je kan zijn in deze wereld, is een blanke, westerse man. Ik zal hier in een ander blogje meer over vertellen.

Misschien denk je nu: BE-LACH-E-LIJK! Waarom is er zo’n hiërarchie, weg ermee! Oké, stel je voor dat dat gebeurt. De vrouw is niet meer minder dan de man, beide seksen worden hetzelfde behandeld. Maar is dat wel zo goed?

Want we hebben binaire opposities nodig. We hebben verschil nodig om onszelf te kunnen definiëren (ik ben een vrouw, omdat ik geen man ben). We kunnen er niet zonder leven. Hetzelfde geldt voor vooroordelen, stel je voor dat je niet iedereen in hokjes stopt, wat voor chaos zou het dan wel niet zijn in je hoofd?

Zijn binaire opposities dan goed? Nee. Wat kunnen we eraan doen? Ik vind dat Foucault (een slimme meneer) wel een goede oplossing heeft bedacht, voor zover die uitvoerbaar is. Hij houdt een pleidooi voor de vermeerdering van mogelijkheden. Dat houdt in dat er meerdere subjectposities (een man of een vrouw is een voorbeeld van een subjectpositie) gecreëerd moeten worden. Zo wordt de ambiguïteit (ambigu = dubbelzinnig) binnen de concepten man en vrouw zichtbaarder. We kunnen de categorieën dus niet verwerpen, omdat we ze nodig hebben. Maar we kunnen ze wel complexer maken, zodat ze minder natuurlijk lijken.

Dus, wat denk jij: droom of nachtmerrie?

Ik: uniek of niet?

Als je de titel van deze blog leest, dan denk je misschien: ja, natuurlijk ben je uniek, Laura! Iedereen is uniek! Of: nee, natuurlijk niet, Laura, niemand is uniek, we lijken allemaal op elkaar!
Maar dan ben je op het verkeerde been gezet. Want dat bedoel ik helemaal niet. Het gaat om het woord ‘ik’ zelf. Ik zal het even uitleggen.

Lacan (een slimme meneer) bedacht het systeem van de ordes. Als kind kom je eerst in de imaginaire orde, ook wel het spiegelstadium genoemd. Het kind ziet zichzelf niet in zijn totaliteit, maar leert zichzelf zien door een extern beeld (de ander). Dat zorgt voor gespletenheid, omdat het kind zichzelf dus via via ziet. Met het toetreden van de taalorde (als het leert spreken) komt het kind in de symbolische orde terecht en daar blijft hij de rest van zijn leven. Maar door de taal die het kind leert, gaat er iets verloren, de betekende van zijn eigen ik (Een betekenaar is een woord, bijvoorbeeld ‘boom’. Betekenaren zijn willekeurig. In het Nederlands heet het een ‘boom’, in het Engels ’tree’, maar ze verwijzen naar hetzelfde. Het concept waarnaar verwezen wordt, heet een betekende). Daarnaast heb je nog de reële orde, dat is dat wat niet symboliseerbaar is en daar kun je dus nooit bij.

Goed, ik hoop dat jullie het nog snappen tot nu toe haha en anders kun je altijd vragen om opheldering! We gaan nu verder over betekenaren. Alle woorden zijn betekenaren, zo ook het woord ‘ik’. Je hebt er misschien nog nooit over nagedacht, maar eigenlijk is het raar. Je gebruikt het woord ‘ik’ als verwijzing naar jezelf, maar het zegt niets over jou, het zegt niets over je unieke zelf (in het geval dat je gelooft in een ‘unieke zelf’ natuurlijk). Het woord ‘ik’ is inwisselbaar, iedereen gebruikt het immers. Zelfs je naam zegt niets over jou. De naam Laura zegt niets over mijn identiteit, het is willekeurig, mijn ouders hadden me ook Ashley kunnen noemen.
‘Maar wat als jij de enige bent met die naam?’
Misschien ben je nu wel de enige (ik ben geloof ik de enige die Laura Bosua heet, in ieder geval op Facebook haha), maar dat maakt niet uit. Het zegt het alsnog niets over jou, omdat het willekeurig is. Het is gewoon handig, zo’n naam (als je iemand kwijt bent in een grote menigte bijvoorbeeld), meer niet.

Hoe raar is dit idee wel niet? En misschien ook wel vervelend. Dat taal grenzen heeft, dat je niet alles kan uitdrukken met taal. Dat ‘ik’ niet uniek is.

Denk daar maar aan de volgende keer als je weer teveel over jezelf praat!

Jij bent niet mijn alles

Het gebeurt in liedjes. In gedichten. In films. Maar helaas ook in het echte leven.
‘Jij bent mijn alles. Zonder jou ben ik niets.’
Het is één van de uitspraken waarin ik een hekel aan heb of dat is nog zwak uitgedrukt: ik verafschuw het.

Dit is niet vanuit een gefrustreerde vrijgezelperspectief bedoeld, want dat ben ik niet. Voor zover ik weet, heb ik nooit tegen een jongen gezegd dat hij mijn alles is. En dat is maar goed ook, anders was ik nu niets.

Je hebt mensen die in een relatie stappen en hun hele leven opzij zetten. Hij of Zij is het Leven. Heette je vriendin eerst nog Marietje, nu is het MarietjeenPietje geworden. Marietje praat alleen nog in wijvorm en dat is niet omdat ze koninklijk bloed heeft. Denk je gezellig wat met Marietje te gaan drinken, blijkt Pietje ook mee te gaan. Ze zitten met lijm aan elkaar vast. Marietje is bovendien zo’n typje dat alles op Facebook zet.
‘Beertje, je bent mijn allesje, you and me forever, it’s real love!’ zet Marietje op de Facebookpagina van haar ware Jakob. Ze weet zeker dat ze voor altijd bij elkaar blijven.

En dan gaat het mis. Want ‘Beertje’ is toch niet meer zo verliefd. Hij is jaloers op zijn vrienden, die hij overigens nooit meer ziet (want dat vindt Marietje a.k.a. Tijgertje niet leuk), want die gaan nog wel stappen in het weekend. Hij is het gebonden leven zat.
Misschien voel je hem al aankomen, maar inderdaad: Pietje maakt het uit.
En Marietje? Die heeft een probleem. Want Pietje was Alles en nu is er Niets.

Ik zeg niet dat je geen kleffe koosnaampjes mag gebruiken, dat je niet af en toe in wijvorm mag praten of dat je geen lieve dingen mag zeggen tegen je geliefde. Maar het kan te ver gaan. Iemand anders kan niet alles zijn, het kan ook niet zo zijn dat jij niet zonder iemand kan. Want mensen gaan weg. Niet altijd, maar het risico bestaat. Dus bereid je er op voor. Zorg ervoor dat je naast je relatie ook nog een eigen leven hebt. Vergeet je vrienden en je hobby’s niet. Bovendien heb je dan ook nog wat aan elkaar te vertellen, ook fijn.

En alsjeblieft, liedjes- en filmmakers, dichters, ‘gewone’ mensen, zeg geen dingen meer als ‘Jij bent mijn alles en ik kan niet zonder jou’. Je geeft een verkeerd beeld.

Ik zie, ik zie wat ik niet zie

Vandaag is het onderwerp de blik. Ook dit is iets wat Jan Drost heeft verteld tijdens de Soul Masqué en wat ik helaas niet zelf heb verzonnen.

We zien nooit wat we zien. Onze ogen zien niets, wij zijn het die zien. We zien alleen wat we denken te zien, wat geleerd hebben te zien en wat we verwachten te zien (of is dat teveel ‘zien’ in één zin haha). Je kunt namelijk niet volstrekt objectief naar de dingen kijken. Er zijn altijd bepaalde ideeën die je meebrengt in je blik. Denk bijvoorbeeld aan het bekijken van een foto van iemand. Meteen denk je al van alles: oh, dat zal wel een saai meisje zijn. Oh, hij houdt vast van metal. Je kan dat eigenlijk niet tegenhouden.

Want we nemen de dingen waar, bemiddeld door de ideeën die we hebben. En dat is de enige manier waarop we kunnen kijken. Het doet me denken aan de denker Foucault en zijn idee van episteme. Een episteme staat voor het geheel van kennis en wetenschap in een bepaalde periode en hoe de onderlinge samenhang wordt ervaren. Je kunt niet buiten je episteme kijken, net zoals dat je vast zit aan je blik. Dat klinkt heel naar, maar er valt simpelweg niet veel aan te doen.

Wel kun je gesprekken voeren met mensen. Jan Drost noemt een gesprek het uitwisselen van beelden. Zo kun je achter een ander perspectief komen. Maar of je de ander ook daadwerkelijk kunt begrijpen? Ik geloof van niet.

Wat denken jullie?

‘Het boek is echt beter dan de film.’

‘Het boek is echt beter dan de film.’
Hoe vaak hoor je die zin wel niet? Ik heb hem zelf ook meerdere keren gezegd. Tot ik het vak Literatuur en Film kreeg. Eén van de onderwerpen waar we het over hadden, was adaptatie (ook wel boekverfilming genoemd). Helemaal gek werd de docent van bovengenoemde uitspraak. En gelijk heeft hij.

Ik zal het even uitleggen: je hebt een boek. Bijvoorbeeld Harry Potter. Het boek is heel populair en nu wil men er een film van maken (laat het geld maar binnenstromen!). De film komt uit en uiteraard gaan veel mensen er naar toe, omdat ze het boek zo leuk vonden. Maar nadat ze uit de bioscoop komen, hoor je het overal zoemen: ‘Het boek is echter beter dan de film.’

Waarom komt dat? Als je een boek leest, is er geen beeld. Je hebt alleen taal. In je hoofd vormt zich een beeld van de personages, van de omgeving en het verhaal. Lijkt in jouw beleving Hermione Granger op een bever, blijkt ze in de film gewoon een knap meisje te zijn! Verontwaardigd ben je: hoe kon de filmmaker wel niet?

Maar: iedereen heeft een ander beeld van het boek. Simpelweg omdat iedereen een ander referentiekader (dat zijn je opvattingen, ideeën en nog veel meer) heeft. Hoe goed je iemand ook probeert te casten, je zult nooit een acteur of actrice vinden die aan ieders eisen voldoet. Dat kan gewoon niet.

En dan nog het tweede principe, wat belangrijker is: boek en film zijn twee verschillende media. Het boek is op taal gericht, de film op beeld en geluid. Mensen klagen wel eens over dat delen van het verhaal anders zijn in een film. Dat is zo raar niet, want die aanpassingen worden gemaakt, omdat dat beter uit komt voor het medium film. Als Harry Potter in het boek aan het nadenken is (bijvoorbeeld over hoe hij de horcruxes/gruzielementen kan vinden), dan kun je dat in film niet precies zo weergeven. Je kan een voice-over gebruiken, maar dat is niet hetzelfde (en bovendien niet erg origineel). Dus moet je een andere manier vinden om het weer te geven. Bovendien: elk medium heeft zo zijn kwaliteiten, dus film ook.

Dus de volgende keer wanneer je een boekverfilming kijkt, denk dan niet aan hoe jij de personages had voorgesteld en hoe anders dat nu is (want de filmmaker zou nooit aan je verwachtingen kunnen voldoen). Maar probeer te kijken wat er anders is, hoe de film bepaalde situaties aan pakt en of dat op een goede manier is gedaan.  Zo niet, ga je gang, zeg het maar: ‘Het boek was echt beter dan de film.’ Maar zo wel: waag het niet om het te zeggen!

Leunstoelliefde

Vandaag ga ik het over de liefde hebben en hierbij wil ik vertellen dat ik dit (helaas) niet zelf bedacht heb, maar dat dit uit een lezing van Jan Drost komt tijdens de Soul Masqué. En om even onbetaalde sluikreclame erdoor heen te gooien: het staat waarschijnlijk ook in zijn boek Het Romantisch Misverstand (die ik overigens niet gelezen heb, maar een ieder die het mij cadeau wil doen: ik houd je niet tegen).

Ik heb jullie al eerder het verhaal van de bolvormige wezens verteld, maar voor de mensen die te lui zijn om te klikken even in het kort: het verhaal ging dat mensen vroeger bolvormige wezens waren met vier armen, vier benen en twee geslachtsdelen (soms dezelfde geslachtsdelen, soms niet). Maar op een gegeven moment werd Zeus, de oppergod, boos en spleet de wezens in tweeën. Sindsdien zijn de wezens op zoek naar hun wederhelft, want zonder hen zijn ze niet compleet.

Er is dus een romantisch misverstand gebaseerd op dit verhaal en dat is: liefde is jagen naar het hele. Zonder de ander ben je niet compleet. We willen samensmelten met hem of haar. Ja, we zijn alleen geboren en we gaan ook alleen weer dood, maar in de tussentijd horen we toch met iemand samen te zijn? Want vrijgezel zijn, dat hoort toch niet? Kijk alleen al naar de maatschappij die de voorkeur geeft aan stelletjes.

Maar, zegt Jan Drost, als er sprake is van samensmelting: wie heb ik dan om van te houden? Het is een eenheid, er is niemand om van te houden. Je kan de twee personen niet los van elkaar zien.

Relatietherapeuten zeggen dat de meeste problemen in huwelijken voortkomen uit het willen zijn van een eenheid.  Mensen denken dat je het altijd met elkaar eens moet zijn. En als dat dan een keer niet zo is, zit je met de gebakken peren.

En dat is juist wat je niet moet doen. Het is eigenlijk heel raar om te denken dat je één kunt zijn met iemand anders, dat je precies dezelfde ideeën en gevoelens en opvattingen kunt hebben als een ander. Dat jullie een eenheid zijn. Je kunt beter van een tweeheid uitgaan, die niet per se hetzelfde hoeft te zijn. De voorwaarde voor een liefdesrelatie is dat je met zijn tweeën bent (er schijnt een vrouw getrouwd met zichzelf te zijn, maar dat kan dus eigenlijk niet he). Je moet dus niet alleen vanuit jezelf denken.

Dat zou ook betekenen dat er niet zoals als de ware is. Want die tweeheid, die kun je niet per se alleen met Harry vormen. Misschien lukt het ook wel met Gerrit.

En als de ware niet bestaat, dan bestaat leunstoelliefde (geweldig woord trouwens), wachten op de ware, ook niet. Maar wat is volgens Jan Drost het belangrijkste? De films en de boeken die je goed vindt, zeggen iets over jou en wat je zoekt in de liefde. Ga geen romantische komedies kijken, want die zijn niet realistisch. Kijk góede films (hij noemde Revolutionary Road, die heb ik niet gezien, maar ik vind Blue Valentine een goed voorbeeld) en gooi de chicklits weg.

Al kan ik het zwijmelen zelf nog niet helemaal opgeven.

Good communication is as stimulating as black coffee, and just as hard

Posters die ik in Amsterdam zag.

Pingen. WhatsApp. E-mail. Sms. Facebook. Twitter. Er zijn zoveel mogelijkheden om met een ander te communiceren tegenwoordig. En dat is fijn. Ik kan het contact onderhouden met mijn tante die in Australië zit (ik heb geen tante die in Australië zit, maar het gaat om het idee, dat snap je wel). Ik kan mijn beste vriendin smsen dat ik wat later kom. Ja, het is heel handig. Maar er zitten ook nadelen aan.

Want Bo heeft ruzie met Diederik. Op WhatsApp. In eerste instantie was er niets aan het handje: ze zouden naar de film gaan, maar Bo kon niet en toen liep het opeens uit de hand. Want Bo smste dat ze Diederik stom vond en dat ze daarom niet ging. Het was bedoeld voor Jan-Hendrik-Roderick, maar ze stuurde het per ongeluk naar Diederik.
En het blijft niet op WhatsApp. Bo zet op Twitter dat Diederik echt een sukkel (eigenlijk zei ze iets anders, maar dat durf ik niet op mijn blog te zetten) is. En Diederik plaatst een foto van Bo in haar ondergoed op Facebook.
Als ze elkaar de volgende dag op school zien (in REAL LIFE dus), negeren ze elkaar.

Dit probeer ik hiermee te zeggen: ik vind het jammer dat alles tegenwoordig via de moderne communicatiemiddelen gaat. Liefdesverklaringen, maar ook ruzie’s en het uiten van diverse gevoelens. Want het is niet echt (nee, ook niet nep, maar ik weet niet precies hoe ik het anders moet noemen). En ik vind het stom. Want zoiets doe je toch niet? Als je boos bent op iemand, dan zeg je dat gewoon. Recht in zijn of haar gezicht. Het is laf om zoiets via pingen of wat dan ook te doen. Wat is er gebeurd met het echte contact? Het betekent veel meer als iemand in het echt zegt dat hij/zij van je houdt dan op Twitter (voor mij dan).
Bovendien kunnen dingen door die social media en dergelijke heel verkeerd opgevat worden. Want je ziet iemands gezicht niet, je hoort de stem en daarmee een bepaalde toon niet. En dan loopt het al snel uit de hand.

En ik snap het. Ik vind het ook moeilijk en doe het ook niet altijd goed. Het is makkelijker om je gevoelens te uiten wanneer je niet iemand in de ogen kijkt. En soms kan het ook niet anders, vanwege de afstand of omdat de ander je niet face to face wil spreken.

Maar alsjeblieft. Het is zo zonde. Natuurlijk mag je boos zijn op iemand, maar zég het dan gewoon. Houd het tussen jou en die persoon, zet het niet op Facebook, want daar blijft het voor altijd staan (ja, ook als je het verwijdert, Facebook is slim).
En wees gewoon niet zo laf. Dat er makkelijkere wegen zijn, wil nog niet zeggen dat je die ook moet nemen (aldus Laura de wijze *ahum*).

Wat vinden jullie hiervan?

(Oh en Bo, Diederik en Jan-Hendrik-Roderick bestaan niet echt. Maar dat had je misschien al door)