Uitgaan in de winter

Wanneer jij dit leest, bevind ik me waarschijnlijk tussen de hossende mensen in Utrecht samen met Nicole en Manon (of uitgeput in bed als je dit ’s ochtends leest).
Wij gaan namelijk uit of zoals de ‘ik ben lekker gek’-meisjes zouden zeggen: drankjes doen en dansjes dansen met mijn dinnetjes!!! <3 <3 <3
Uitgaan is leuk (‘OMG, volgens mij keek hij wéér naar je!’ ‘Wat een creep.’ ‘Hoeveelste wijn is dit ook alweer?’ ‘Ik had geen hakken aan moeten doen.’), maar uitgaan in de winter is wel een challenge hoor.

Buiten vriest het zo’n twintig graden. Je gaat al bijna dood als je naar buiten kijkt, laat staan als je je daar vrijwillig (en ook onvrijwillig trouwens) op glad ijs zou begeven. Maar goed, de afspraak is gemaakt. Op je hoogste hakken en in je dunste panty glibber je over straat.
‘Ik heb het zoooooo koud!’ gil je om de minuut.
‘Mijn voeten doen pijn,’ klaagt je dinnie.
Je gaat het nooit meer warm krijgen.
Maar dan kom je in de club. Het is bloedjeheet. Het zweet gutst door de zaal heen als een soort schuimparty, maar dan onbedoeld. Verdomme, je had ook geen panty aan moeten doen. Binnen tien minuten zijn je kleren, je hebt er twee uur over gedaan om dit setje uit te kiezen, helemaal doorweekt. En je hebt nog steeds pijn in je voeten.

Een paar uur later staan jullie weer buiten. Je benen vriezen vast aan je panty. Verdomme, had je maar een broek aangedaan met daaronder een thermolegging. Naast je gilt je dinnetje: ‘Ik heb zo’n pijn in mijn voeten!’

Gelukkig heeft de winter ons dit jaar overgeslagen. We will survive.

Gênante momenten zijn er om met je lezers te delen

20130828_095618

Dit jurkje speelt een belangrijke rol. Deze foto is een kwartier voor hét moment genomen.

Gênante momenten zat in mijn leven (in een prullenbak stappen, terwijl ik midden in de aula van een andere middelbare school stond, de wcdeur vergeten op slot te doen en dat er dán juist iemand de deur open doet etc.), maar ik zal er eentje uitlichten. Overigens; ik daag de andere bloggers uit om ook over een gênant moment te schrijven!

Een mooie zomerdag. Zo mooi dat je er je leukste jurkje voor aantrekt. Ik weet niet meer waar ik naartoe op weg was, maar waarschijnlijk iets met liefde, ijsjes en liggen op het gras. Het was de laatste vrije dag voor basisschoolkindjes en daarom had de gemeente Oegstgeest een luchtkussendag georganiseerd (geniaal). Ook was er her en der wat andere plezier in de vorm van circusacts en dergelijke, kwam ik later achter.

Ik fietste er namelijk recht op af. De circusactmensen namen een groot gedeelte van de straat in beslag, dus moest ik via een krap weggetje, omgeven door hekken, mijn weg vervolgen. Een paar verstandelijk beperkte mensen liepen me tegemoet, dus moest ik mijn fiets afstappen, anders kon ik er niet langs.

Ik stapte mijn fiets af. Alle erge momenten gaan in slowmotion, dus dit ook. Mijn tip is alvast deze: stap nooit van je fiets af in de zomer, wanneer je geen panty, maar wel een jurk/rok aanhebt, en er mensen in de buurt zijn.

Mijn jurkje werkte niet mee en zo liet ik per ongeluk (ik zweer!) mijn billen zien aan de mensen die me tegemoet liepen.

Nu is dat niet heel erg, want ik heb niet zo’n kont dat je als tafeltje kunt gebruiken zo groot is hij en ik was deze keer niet van de trap gevallen zoals vorig jaar, toen mijn kont bont en blauw was. Als ik nou mijn voeten ofzo had laten zien, oké, maar nee, dit ging wel.

Maar toen gingen de verstandelijk beperkte mensen lachen. Ze lachten me gewoon uit!

Beschaamd sprong ik op de fiets en fietste zo hard als een wielrenner tijdens de Tour de France op doping. Om de hoek stond ik stil (nadat ik goed om me heen had gekeken of er niemand was). Ik hield me vast aan een paaltje en kwam niet meer bij van het lachen.

Er zijn ergere mensen aan wie je per ongeluk (echt waar!) je je billen kunt laten zien.

Elke dag patatdag

Als je interessante gesprekken wilt horen, moet je in de Rotterdamse metro gaan zitten. Zo zat ik eens achter een telefonerende man die aan de ander vroeg: ‘Wat heb je aan?’
Mij leek het niet zo handig om sexy talk in de metro te doen, maar het bleek een blind date te zijn. Kan ook.

Nu wil het toeval dat ik vandaag in de metro zat. Na een nacht van vijf uur (ik had gala de avond ervoor) sukkelde ik van de ene bijna-slaap in de andere. Niets kon me nog wakker houden, totdat er een paar emo-jongens instapten.

Voor de mensen die niet weten wat ‘emo’ betekent of het hebben verdrongen vanwege een traumatische ervaring in de puberteit: denk aan zwart/rood/paars geverfd haar met een schuine pony, zwarte kleding met een beetje kleur, een constante droevige blik in de ogen en zeggen dat je niet emo bent, je bent ‘gewoon jezelf’. Dat is nou emo.

Het was wel schattig. De emo-jongetjes vonden zichzelf helemaal te gek. Leren jasjes, schoenen van Vans, droevige blik, het was allemaal daar. Nu waren ze nog vijftien (aww, kon ik maar in hun wangetjes knijpen), maar hoe zouden ze eruit zien op hun veertigste? Hopelijk dragen ze dan minder eyeliner.

Zoals elke tiener hadden ook zij zo hun liefdessores.
‘Ik kan me niet voorstellen dat ik een relatie van twee jaar zou hebben,’ zei de één, terwijl de ander zijn zwarte nagellak zat bij te werken o.i.d. ‘Het is net als patat.’
Ik moet zeggen dat ik veel fantasie heb, maar in welke zin hadden relaties en patat met elkaar te maken? Dat je er allebei uiteindelijk dik van wordt?
Nee.
‘Ik vind patat wel lekker,’ zei de liefhebber. ‘Maar als ik het elke dag zou moeten eten…’

Ja, dat is toch ook wel verschrikkelijk. Dan is het niet vrijdag patatdag, maar elke dag patatdag. Ik belde meteen mijn vriendje op en zei: ‘Schat, ik heb trek in iets anders dan patat.’

Thank god voor de wijsheid van vijftienjarige emo’s.

‘Ik heb mijn bachelor al hoor!’

Hoe lang is het geleden dat ik voor een middelbare scholier werd aangezien: waarschijnlijk één seconde geleden.
Hoe lang is het geleden dat ik daadwerkelijk een middelbare scholier was: 3,5 jaar.

Mijn vriend loopt stage op een middelbare school. Moet hij zelf weten uiteraard. Ik moet er wel eens naar toe, want uitslapen is belangrijk en dan kom ik de sleutel van zijn huis (van zijn ouders) brengen.

En elke keer ben ik doodsbang.

Ik mag dan wel tweeëntwintig (!!!) zijn, maar ik zie er eigenlijk nog steeds uit als zestien. Twaalf, als ik een t-shirt met Minnie Mouse-print aantrek. In supermarkten moeten ze bij mensen onder de vijfentwintig jaar de ID checken als ze alcohol kopen. Ik moet dus mijn hele leven lang mijn ID laten zien.

Elke keer als ik dus die middelbare school binnenloop, kijk ik angstvallig om me heen, klaar voor elke aanval. Tegelijkertijd probeer ik zo nonchalant mogelijk te lopen, als een echte, heuse volwassene. Ik zie de vragen in hun ogen: ‘Moet jij niet naar je les? ‘Weet jij het huiswerk voor wiskunde?’ ‘Haha, brugwup!’
Ik weet al hoe het zal gaan. Ze omringen me met hun vragen, drukken me in een hoek, terwijl in in paniek gil: ‘Ik heb mijn bachelor al hoor!’

Wat een opluchting als ik bij het kantoor van mijn vriend ben beland. Ik geef hem een kus (‘Hé, staat daar nou een leraar met een leerling te zoenen?’) en knuffel hem.

Totdat ik besef: ik moet die school ook nog uit.

Klein is niet fijn

Ik ben een klein meisje (‘Dat meen je niet, Laura, daar heb je nou nog NOOIT over geblogd.’). Echt waar. Mensen geloven het nooit, want elke blogger zegt bij onze ontmoeting: ‘Oh, je bent ECHT klein.’ Pfff, alsof ik altijd overdrijf ofzo.

Maar goed. Kleine meisjes eten kleine hoeveelheden. Ik was een keer naar de bioscoop met mijn petite mama, haar vriendin Pinda (no worries, dat is een bijnaam) en haar zoon. Na de film besloten we nog wat te drinken. Bij dat drinken namen we wat brood met kruidenboter. Stokbrood na stokbrood werd verslonden en dan vooral door de vijfmeterslange zoon van Pinda.

Mutti en ik hadden elk misschien vijf stukjes stokbrood gegeten. We kwamen echter thuis alsof we een hele kerstman hadden verslonden. ‘Wij hoeven niet meer te eten,’ zeiden we tegen de rest van het gezin. ‘We hebben nog nooit zo vol gezeten.’
Later vertelde Mutti dit verhaal aan Pinda en die is nog steeds niet bijgekomen van het lachen.

Nu moet je niet denken dat dat leuk is hoor, weinig eten. Mensen zeuren steeds aan je hoofd dat je meer moet eten (vooral dingen als groenten en aardappels, bij patat vragen ze het nooit) of ze scheppen uit zichzelf voor je op en dan natuurlijk veel te veel. Het erge zijn nog wel die all you can eat-restaurants. Die maken winst op mensen zoals wij. Oplichterij vind ik het, stelletje afzetters.

Het is niet allemaal kommer en kwel. Mijn maag is dan klein, maar er is één soort voedsel dat er met kilo’s in gaat: chocolade.

(ik ga mezelf maar niet vertellen dat als ik dat nog vaak doe ik niet meer een klein meisje ben, maar eerder een groot bolletje)

Jeugdtrauma 2: de oranje vlag

Ik heb een jeugdtrauma. Ja, ik had jullie al verteld over het peeropbroodtrauma, maar ik heb er dus nog meer. Je kunt eigenlijk wel stellen dat ik een verschrikkelijke jeugd heb gehad. Deze keer kwam het niet door de oppas, nee, het waren mijn ouders.

Ik was uitgenodigd op een kinderfeestje. Duh, dat krijg je als je famous bent. Ik heb geen idee wat we gingen doen, maar we moesten op de fiets. Nu moeten jullie weten, ik fietste niet zo vaak. Daar was geen reden toe. Voor buiten spelen hoef je niet te fietsen en bovendien ben ik een verwend kind was ik een verwend kind reden mijn ouders me naar school. En er was nog iets.

Iedereen had een mooie fiets. Ik ook. Hij was perfecto. Deed wat hij moest doen. Dikke prima. Of nou nee, toch niet. Want mijn fiets verschilde op één ding van de andere fietsen: er zat een oranje vlag op.

Nu denk je: ‘Wat de f, was het Koninginnedag ofzo?’ Nee, het was geen 30 april. Het Nederlandse elftal speelde niet. Mijn ouders zijn niet extreem koningsgezind. Ze zijn gewoon intens gemeen.

Ze wilden namelijk voor mijn veiligheid zorgen en hoe val je op? Ja, door zo’n verschrikkelijk ding op de fiets van je kind te plaatsen. Na jaren smeken hebben ze hem uiteindelijk op mijn 22e van mijn fiets gehaald.

Hoe ik dat kinderfeestje in godsnaam heb overleefd? Niet. Ik raakte verdwaald, want dat is mijn noodlot, gelukkig vonden ze me nog op tijd. Ik ben weggefietst. Mét oranje vlag.

De klappende zeehond

Je kunt veel over Nederlanders zeggen. Dat ze niet kunnen dansen. Dat ze aso direct zijn. En dat ze verdomme met alle muziek meeklappen.

Random zanger/band is aan het spelen. Dat is leuk. Je deint een beetje mee (je durft niet te dansen, want je bent een Nederlander en danst alsof je een vastgeroeste kunstheup hebt) en je neuriet het refrein. Dan komt er een catchy stukje en voor je het weet, ja, ja, daar komt het dan: het geklap.

Als een stelletje zeehonden staan de Nederlanders massaal – uit de maat – mee te klappen met muziek die niet vraagt om op geklapt te worden (het is niet We Will Rock You van Queen namelijk). Het catchy stukje loopt weer af en daarna wordt het geklap wel heel awkward. Het wordt minder, maar er blijven altijd nog wel een paar zeehonden klappen, totdat ze beschaamd om zich heen kijken en merken dat ze de laatste debielen zijn.

Beste Nederlanders en andersoortigen: kap hiermee. Jullie hebben geen ritme. Het is awkward, vooral als je een glas in je hand hebt. Bovendien verpest het de muziek. Alvast hartelijk bedankt.

Hoe de wereld nóg oppervlakkiger werd

Eerst was er het niet-daten (‘Truusje, je gaat met Flappo trouwen.’). Al snel volgde het echt-daten (‘Zullen we ergens wat gaan drinken?’). Daarna kwam het speeddaten (oh god, ik heb nog drie minuten en ik weet niks meer te vragen) en uiteraard het internetdaten (ik gooi die foto van tien jaar en vijfentwintig kilo geleden er wel op). Nu is er iets nieuws: de vleeskeuring, ook wel Tinder geheten.

Want nog meer oppervlakkigheid in de wereld kunnen we echt wel gebruiken.

Tinder is een app voor je smartphone. Er verschijnt een foto van een man/vrouw (ligt eraan waar je voorkeur naar uit gaat) en als je die persoon niks vindt, dan sleep je de foto naar links en wel leuk vindt naar rechts. Als het wederzijds is, heb je een match en kun je praten.

Uiteraard is het in de club ook een vleeskeuring, maar dat is in ieder geval minder opzichtig en oh ja: gewoon in het echt. Geen foto’s uit een goede hoek of diepzinnige tekstjes als ‘Live your life’. Je kunt elkaar zien, horen en ook heel leuk: aanraken.

Het ergste is misschien nog wel dat er ook mensen met een relatie hierop zitten. Sterker nog, ze zetten foto’s van hen met hun vriend(in) erop of met een kind. We willen allemaal misschien wel eens checken of we nog in de markt liggen, maar lach dan eens een keer vriendelijk naar een man/vrouw in de metro en laat het daarbij.

Dus sorry, ik ben er geen fan van. Een foto zegt misschien meer dan duizend woorden, maar nog steeds niet genoeg.

Het balkje

Ik maak me nogal vaak druk in de supermarkt. Waarom hebben ze geen mandjes, maar alleen karretjes bij mijn Lidl? Wat is het nut van bolvormige courgettes? Staat er wel genoeg geld op mijn pinpas? Maar mijn grootste zorgen betreffen het beurtbalkje.

Ja, ik wist ook niet dat het zo heette. Het beurtbalkje dus. In de theorie werkt dat zo: je legt je boodschappen (ijs, chocoladereep, drop, sla, groenten, fruit) op de band. Als je klaar bent, zet je het beurtbalkje erop voor diegene achter je. Klaar is Kees.

In de praktijk gaat het anders. Je gaat in de rij staan achter mensen die de halve supermarkt hebben leeg gekocht, want op de één of andere manier staan die altijd voor je. Natuurlijk alleen maar de supergezonde dingen (kom jij aan met je bak ijs). Als je zoveel dingen op de band moet pleppen (het kan me niet schelen dat dat geen woord is), dan kan er ook wel zo’n balkje bij, zou je denken. Nou nee dus. Dat is blijkbaar teveel moeite.
Natuurlijk kun je zelf niet bij dat stomme balkje, omdat er niet genoeg balkjes zijn en je armen niet zo lang zijn en die persoon voor je (meestal een vrouw van 60+) de halve supermarkt heeft leeg gekocht, dus nou ja, dat gaat niet.

Eén keer was ik de asociale mensen zo zat, dat ik het beurtbalkje pakte (deze keer kon ik er wel bij) en hem keihard op de band plepte (het maakt me nog steeds niet uit dat dat geen woord is). De zestigjaarofoudervrouw keek me verschrikt aan.

Tot zover mijn passieve agressie (en dan heb ik het nog niet eens gehad over mensen die de halve supermarkt leeg kopen, maar jou met je bak ijs niet voorlaten, ook al ben je een schattig en lief meisje). Misschien dat ik er volgende keer ook nog wel ‘Zo!’ bij durf te roepen.

(Off topic: als je mee wil naar het Nemo-schoolreisje 15 juni, laat het even weten, dan mail ik je de details)

Het lot van de man

De winkelstraten staan er vol mee. Lamlendig, met de schouders omlaag en blik op oneindig: mannen. Ze zijn meegesleurd door vrouwen, vriendinnen of moeders. Onder het mom van ‘Je hebt nieuwe broeken nodig!’ gingen ze mee, maar nu komen ze erachter dat dat eigenlijk betekent: ‘We kopen een paar broeken voor jou en dan gaan we tientallen winkels af voor mij.’
Ze sjokken achter de luid babbelende vrouwen aan, ploffen uitgeput op krukjes in de paskamers, slepen vele plastic tasjes achter zich aan en zeggen tachtigduizend keer achter elkaar: ‘Leuk, schat.’, ook al maakt het haar nog dikker dan ze al is.
Als je ze ziet, wil je ze graag uit hun lijden verlossen en naar het dichtstbijzijnde café met bier en voetbal sturen, maar die is natuurlijk nergens te bekennen tussen de H&M’ en Vero Moda’s.
Na uren de ene winkel in en de andere winkel uit en dan toch weer die eerste winkel in te zijn gegaan, stelt de vrouw voor om wat te drinken. He zo gezellig, met een gebakje en koffie, lieverd. Ze praat en praat en praat.
‘Hallo, luister je wel?’
‘Huh, wat?’
‘Ik vroeg waar je aan zat te denken.’
Shit, denkt hij.
‘Niets.’
‘Wat nou niets? Je kan toch niet aan niets denken?!’
Hij voelt al aan waar dit naar zal leiden (ze zijn al bijna twintig jaar getrouwd), dus zegt hij, een wilde gok: ‘Wilde je niet toch nog dat ene jurkje passen?’
Enthousiast springt ze op.
‘Goed idee!’
En hij weet: het shoppen is nog lang niet over.