I (don’t) want to ride my bicycle

fietsenfietsenfietsen

Ik ben een lief meisje. Dat geloven jullie misschien niet na vijf jaar gemene blogs schrijven, maar het is echt zo. Ik zeg dankjewel in restaurants, stuur kaartjes als vrienden jarig zijn (soms zelfs als ze niet jarig zijn) en ik heb wel eens iemand voorgelaten in de rij voor de kassa.

Maar soms verander ik in de duivel.

Dit gebeurt met name als mensen chocoladeladepepernoten in plaats van chocoladekruidnoten zeggen mensen vragen wat kun je daar nou mee met filosofie ik denk aan de aankomende Amerikaanse president ik op de fiets zit. Fietsen in de stad is een hel voor licht ontvlambare mensen in het verkeer. Als een ware Jan Mulder, maar dan leuker en minder rimpelig ga ik jullie dan ook mijn ergernissen vertellen:

– Mensen die oversteken waar er geen voetpad is en dan ook niet eens kijken of er een fietser aankomt.
– Auto’s die haaientanden negeren.
– Scholieren die met zijn tachtigduizenden naast elkaar gaan fietsen, maar dan wel heel sloom.
– Dat er in Rotterdam en met name rond het Centraal Station waar ik dus negen van de tien keer langs moet er altijd wel iets te verbouwen valt en dat dan dan tien jaar kost, net als het station zelf.
– Flikkerende fietslichtjes. Hallo epilepsie-aanval.
– Regen en dat je dan je capuchon op doet, maar eigenlijk is je hoofd te klein of de capuchon te groot en dan moet je hem vasthouden met een hand, want anders valt hij weer van je hoofd af, maar dan kun je weer niet goed remmen of je hand uitsteken en ik kan niet kiezen wat belangrijker is, mijn veiligheid of mijn haar.
– Dat ik altijd tachtigduizend keer bijna doodga tijdens fietsritjes van vijf minuten (laat staan langer).
– De kou.
– Mensen die opeens rechts- of linksaf gaan, zonder een hand uit te steken en dat je dan bijna tegen ze opbotst.
– Honderd fietssloten hebben en dat ik er daarom duizend jaar over doe om mijn fiets op slot te zetten of van het slot te halen en dat je dan ook nog die pleurislampjes erop moet doen, want je echte lichten doen het al jaren niet meer.
– Automobilisten.
– Voetgangers.
– Scooterrijders.
– Mensen in het algemeen.

(eigenlijk vind ik fietsen voor de rest best leuk, maar je hoort Jan Mulder ook nooit zeggen dat hij dingen leuk vindt, dus doe maar alsof je dit niet gelezen hebt)

Terug naar Oegstgeest: fietsen door onbewoonde straten

Ik fiets terug naar Oegstgeest. Van en afspraak, een film, een etentje, wat zal het zijn? De lucht is donker, maar ik kan het blauwe er nog steeds uithalen. Het enige wat ik hoor, is het draaien van mijn wielen, een zuchtje wind. Mede-fietsers kom ik zelden tegen, want dit is Oegstgeest: de straat immer onbewoond na achten.

Ik neem expres de lange weg. Langs de oude huizen, het bos van Wijckerslooth, de slootjes. Vanuit de huizen straalt licht me tegemoet. Ik zie gezinnen rond een tafel, woonkamers met de tv aan, maar zonder mensen erin. Wat voor levens zouden zich daar afspelen? Voor wie zendt de televisie uit als er niemand in de kamer aanwezig is?

Ondertussen fiets ik mijn leven en huis tegemoet. Ik weet niet wat de toekomst me gaat brengen, wat ik zal vinden aan de andere kant van de tijd. Maar ik weet dat mijn benen me over de weg leiden en dat dat ontzettend fijn is.

Jeugdtrauma 2: de oranje vlag

Ik heb een jeugdtrauma. Ja, ik had jullie al verteld over het peeropbroodtrauma, maar ik heb er dus nog meer. Je kunt eigenlijk wel stellen dat ik een verschrikkelijke jeugd heb gehad. Deze keer kwam het niet door de oppas, nee, het waren mijn ouders.

Ik was uitgenodigd op een kinderfeestje. Duh, dat krijg je als je famous bent. Ik heb geen idee wat we gingen doen, maar we moesten op de fiets. Nu moeten jullie weten, ik fietste niet zo vaak. Daar was geen reden toe. Voor buiten spelen hoef je niet te fietsen en bovendien ben ik een verwend kind was ik een verwend kind reden mijn ouders me naar school. En er was nog iets.

Iedereen had een mooie fiets. Ik ook. Hij was perfecto. Deed wat hij moest doen. Dikke prima. Of nou nee, toch niet. Want mijn fiets verschilde op één ding van de andere fietsen: er zat een oranje vlag op.

Nu denk je: ‘Wat de f, was het Koninginnedag ofzo?’ Nee, het was geen 30 april. Het Nederlandse elftal speelde niet. Mijn ouders zijn niet extreem koningsgezind. Ze zijn gewoon intens gemeen.

Ze wilden namelijk voor mijn veiligheid zorgen en hoe val je op? Ja, door zo’n verschrikkelijk ding op de fiets van je kind te plaatsen. Na jaren smeken hebben ze hem uiteindelijk op mijn 22e van mijn fiets gehaald.

Hoe ik dat kinderfeestje in godsnaam heb overleefd? Niet. Ik raakte verdwaald, want dat is mijn noodlot, gelukkig vonden ze me nog op tijd. Ik ben weggefietst. Mét oranje vlag.

Een onmogelijke opgave

Vanuit Oegstgeest fiets ik naar station Leiden CS, wat al een gevaarlijke onderneming is met mijn rijstijl. Daar aangekomen, hijgend en al, want ik vertrek net iets te laat, ga ik op zoek naar een plek op mijn fiets te parkeren.

Een onmogelijke opgave.

U moet weten, Leiden dacht: jeetje, je fiets parkeren is zo moeilijk, laten we het nóg moeilijker maken! Dit heet het fiets fout, fiets weg-beleid. Je MOET je fiets in een rek zetten, anders halen de vervelende meneren van de fietsdienst hem weg en mag je hem ophalen van een industrieterrein in Friesland ofzo voor vijfentwintig euro. Daarnaast heb je natuurlijk ook de kans dat je fiets gestolen of in de gracht gegooid wordt.

Nou, zul je zeggen, dan zorgt de gemeente Leiden wel voor genoeg van die rekken. Nou nee hoor. Het is eigenlijk een soort van puzzeltocht: zoek het rek waar je fiets in past. Want dat is zo makkelijk niet. Er is geen plaats. En als er wel plaats is, dan heeft zo’n verdomde bakfiets of fiets met tassen TWEE rekken ingenomen. Uiteindelijk prop je hem er toch maar in, ook al gaat hij niet helemaal in het rek en dan is het maar hopen.

Elke maandag en dinsdag (dan heb ik namelijk college in Amsterdam) moet ik minimaal twee uur ervoor uittrekken om mijn fiets te parkeren bij het station. Dit is van de zotte.

Gelukkig heb ik de rest van de week om ervan bij te komen.

Fietsen in de stad vs fietsen in een dorp

fietsenfietsenfietsen

Ja, het gaat weer over fietsen. Misschien moet ik er maar Laurafietst.nl van maken.

Fietsen in een dorp:
– Je pakt je superdure en glanzendnieuwe fiets uit de schuur, terwijl je de buurman gedag zegt.
– Je fluit een liedje, ook al kun je niet fluiten, de rest van de buurt gedag zwaaiend. ‘Alles goed met de kinderen?’
– Een kind schopt een bal naar je, die je weer terugschopt.
– Een auto geeft je voorrang, ook al heb je niet.
– Je kan overal doorfietsen.
– Voor je: weiland. Naast je: weiland. Achter je: een tractor.
– Een auto toetert: het is een bekende. ‘Hallo!’
– Je zet je fiets op slot en gaat naar de plaats der bestemming.

Fietsen in de stad:
– Je rukt je barrel uit het schuurtje dat je met tien anderen deelt/je raapt je barrel van de grond, terwijl er andere barrels omvallen en schreeuwt ‘OPSODEMIETEREN!’ naar een random voorbijganger op straat.
– Je hebt nog geen meter gefietst of je fiets al bijna iemand aan. ‘OPSODEMIETEREN! roep je nog maar een keer.
– Er rijdt een stom kind voor je zonder moeder in de buurt, die je afsnijdt, terwijl je ‘OPSODEMIETEREN!’ roept.
– Je neemt voorrang, ook al heb je het niet.
– Het verkeerslicht staat verdomme steeds op rood.
– Voor je: fietsers, voetgangers en ander tuig. Achter je: fietsers, skaters en ander tuig. Naast je: auto’s, scooters en ander tuig.
– Een auto toetert: of je wil ‘OPSODEMIETEREN!’.
– Je zoekt je een ongeluk (letterlijk, je krijgt bijna een ongeluk, omdat niemand ooit oplet) naar een plek om je fiets te parkeren. Na tien minuten heb je die gevonden, je doet je fiets op slot, hijst er nog een ander slot omheen en nog eentje en nog eentje. Een halfuur later ga je dan eindelijk naar de plaats der bestemming (om er na afloop achter te komen dat je fiets gestolen is).

Ja, ik ben een beetje gek, vooral op fietsgebied

fietseniszoawesome

Het was nog geen vijf minuten fietsen van mijn huis naar de middelbare school. Maar god, wat had ik een hekel aan die route. Dus probeerde ik een andere. Maar ook daar kreeg ik een hekel aan. Dus ging ik weer terug naar de eerste. En dat ging zo zes jaar door.

Daarna reisde ik van het leukste dorp van Nederland (volgens TMF dan) naar Leiden en weer terug. Bus, metro, trein, lopen. Lopen, trein, metro, bus. Genoeg afwisseling zou je zeggen, maar jeetje, op een gegeven moment werd ik er gek van en was ik blij dat ik even twee weken niet hoefde (kerstvakantie).

Toen kwam die mooie dag voor Oegstgeest en haar inwoners: ik ging er wonen. Ik fietste en fietste en fietste, want hoewel Oegstgeest het bijzettafeltje is van Leiden, moet je er toch vier kilometer voor afleggen. Ik reed langs hele mooie huizen, het schattige oude centrum van Oegstgeest en gekke mensen. Het duurde lang, maar toch kwam die dag: ik werd de route spuugzat.

Mijn methode is dan om te kijken naar dingen die me nog niet eerder zijn opgevallen, maar zelfs dat volstaat niet. Ik draai muziek, maar het helpt slechts voor even.

Laatst las ik in de Quest over een geniale app, die er helaas niet is, want geen geld enzo. Een app voor alternatieve routes, zodat je weer eens een andere route hebt. Ik vond het geniaal.

Op één puntje na: het maakt de route alleen maar langer. En aangezien ik minimaal vijftien minuten moet fietsen om ergens te komen (en ik altijd te laat wegga, waardoor ik hard moet fietsen en dan waait het natuurlijk weer, want het waait altijd in Oegstgeest en Leiden en jeetje, ik word al moe bij de gedachte) lijkt me dat toch geen goed plan.

Oplossingen zijn altijd welkom. Ik heb er zelf al één bedacht: een paar weken op vakantie gaan. Wie sponsort mij?

Terug naar Oegstgeest: het fietsprobleem

fietsenfietsenfietsen

Twee jaar geleden woonde ik nog niet in Leiden, maar moest ik wel steeds van het station naar mijn faculteit lopen en dat vond ik irritant. Dus kocht ik een fiets. En een extra slot. Want Leiden is niet het kleine, schattige dorpje van mijn ouders.

Na twee weken werd hij gestolen.

Goed, goed, kan gebeuren. Nieuwe oude fiets. Nieuw extra slot. Binnen twee minuten bij de faculteit zijn en ‘Muwhahaha’ doen naar de mensen die moeten lopen is fijn.

Na twee weken werd hij gestolen.

Oké, dan maar weer lopen. Ik liep en ik liep en ik liep en toen ging ik in Oegstgeest wonen. Oegstgeest mag dan wel het bijzettafeltje van Leiden zijn, maar dat wil niet zeggen dat het te lopen is naar het centrum. Dus moest ik wel een fiets.
Mijn fiets parkeren in Leiden kost me minimaal tien minuten (wat ik allemaal wel niet had kunnen doen in die tijd, een tweede studie volgen, een kind opvoeden, het aidsprobleem oplossen!). Dit zijn de werkzaamheden:
– Een rek zoeken, want fiets fout = fiets weg (als de dieven je fiets niet stelen, dan is het de gemeente Leiden wel).
– Mijn fiets in het rek proppen (lang leve mensen met fietsmandjes en bakfietsen en dat soort ongein).
– Mijn voor- en achterlicht uitknippen.
– Mijn sleutels uit het slot halen.
– Mijn extra slot van mijn snelbinders halen en om mijn fiets doen.
– Uithijgen door dit zware werk.

Afgelopen weekend was ik bij mijn ouders en had ik afgesproken met vrienden. Ik fietste er naar toe (geen rode verkeerslichten om doorheen te fietsen, geen mensen die dingen als ‘OPLETTEN, TRUT!’ naar me schreeuwen, geen irritante slome fietsers voor me) en het was heerlijk. Ik parkeerde mijn fiets, niet in een rek, want die was er niet en dat maakt de gemeente helemaal niets uit. Ik zette mijn fiets op slot en: ik was klaar. Ik genoot.

De volgende dag kwam ik weer terug in Oegstgeest en zag dat mijn fiets voor de tachtigduizendste keer was omgevallen. Welkom thuis, Laura.

Fietsen is leuk

Heb ik eerder gejankt dat fietsen zo ontzettend stohoooom is, zal ik nu even vertellen waarom ik ondanks dat het toch volhoud om dit voertuig te beklimmen en daadwerkelijk te gebruiken. Ja, geloof het of niet, maar sommige dingen zijn ook leuk aan fietsen.

Is de heenweg echt verschrikkelijk: het is vroeg, het waait te hard, ik ben te laat weggegaan, maar kom niet vooruit, er zijn teveel fietsers en die fietsen te langzaam, de verkeerslichten werken tegen, ik heb het ontiegelijk warm, er komen geen leuke liedjes op de shuffledinges van mijn mp3speler – is de terugweg echter (vaak) heerlijk.

Op de terugweg zweef ik, zeker als het donker is. Ik heb energie (’s ochtends ben ik pas vanaf een uur of tien aanspreekbaar), ik heb geen haast en mijn benen trappen als een malle, zonder enige moeite. Mijn wangen zijn koud, op een prettige manier, maar voor de rest is mijn lichaam warm – niet te warm. De shuffledinges van mijn mp3speler speelt alleen leuke, uptempo liedjes. Overal branden lichtjes en stiekem kijk ik bij huizen naar binnen. Het heeft iets gezelligs. Bovendien is het lekker rustig op de weg, dat scheelt ook heel veel. Fietsen is nog gezond ook. En sneller dan de bus. En milieuvriendelijker.

En dat is waarom fietsen leuk is.

(ik beloof dat ik in ieder geval de komende week niet meer over fietsen zal bloggen, want anders vrees ik dat ik mijn blognaam moet veranderen in Laura fietst).

Fietsen is stom

Kijk, fietsen is best te doen. Als het niet waait. Of regent. Of heel koud is. Maar het punt is dat dat het zo ongeveer 90% van de tijd is in Nederland. Die wind is natuurlijk tegen je gekeerd. De regen valt als je je regenbroek niet aan hebt (oh wacht, die heb sowieso niet). En de kou komt je tegemoet wanneer je dat oh zo leuke, maar oh zo niet warme jasje aan hebt getrokken. Lang leve Nederland.

Als dat nou het enige was, ja, dan zou ik het wel overleven. Ik ben immers niet van suiker. Op een Legoblokje staan is veel erger dan fietsen met vervelend weer. Maar je raadt het al: dat is dus niet het enige.

Je kijkt op een willekeurige website die je het weer vertelt. Steekt je hoofd uit het raam, want je vertrouwt die sites nooit. Hmm, het is inderdaad koud ja. Vandaag doe je maar die superdikke Minnie Mouse-trui aan (die heb ik helaas niet). Als je buiten de trap af loopt, vind je het al raar dat je het niet koud hebt. Je hebt het namelijk AL-TIJD koud. Ach, dat komt vast nog wel. Je gaat fietsen (tegenwind, miezerregen, automobilisten die je geen voorrang geven) en na vijf minuten begin je het toch wel erg warm te krijgen (let wel: je moet nog vijftien minuten fietsen). Nee, dat is een understatement, je hebt het werkelijk waar bloedje heet. Als het kon, zou je alles uittrekken, maar ja, om nou midden in Leiden te gaan streaken, is ook weer zo wat. Dus doe je maar een knoopje van je jas open. En nog een knoopje. En nog een knoopje (je hebt maar drie knopen). Zo fiets je verder, met je jas open, maar wel een sjaal om. Wandelaars, met mutsen op en dikke handschoenen aan, kijken verbaasd naar je.
‘Dat is die gek uit Oegstgeest.’ roepen sommigen.
Je Minnie Mouse-trui is doordrenkt door het zweet als je op de plaats der bestemming bent. Je parkeert de fiets en gaat naar binnen. Na tien minuten begin je te bibberen: het is zo ongelooflijk koud!

En dat is waarom fietsen stom is.

Zeg Roodkapje, waar ga je heen?

liefjasje

Ik heb een rode jas. Het is de perfecte jas, ook al is hij niet blauw, wat ik oorspronkelijk wilde. Het is namelijk een wat langere trenchcoat (trenchcoats zijn duizend keer toffer dan vuilniszakjassen), maar niet zo lang dat ze heel mijn benen bedekken en ik dus nóg kleiner lijk. En hij heeft een capuchon, mijn eerste vereiste. Ik moet namelijk elke dag een halfuur fietsen.

Ik houd van mijn jas.

Maar ik heb een enorm groot dilemma. Als ik mijn capuchon niet op doe, dan wordt mijn haar nat. Als mijn haar nat wordt, ziet het er niet uit totdat ik het weer ga wassen en ik was het niet dagelijks, want dat is sssssslecht. Ik kan me dus echt niet vertonen met natgeregend haar, dat snappen jullie ook wel.
Maar als ik mijn capuchon op doe, zie ik niets meer. Deze capuchon is namelijk te groot (en nee, ik had geen kleinere maat jas kunnen kopen, want die bestaat niet)c. Dit is op zich best wel gevaarlijk als je aan het fietsen bent.

‘Maar Laura, je zou een paraplu kunnen gebruiken.’
Duidelijk dat jij er niets van begrijpt, beste lezer. Fietsen met een paraplu is al een gave, maar volstrekt onmogelijk als er wind staat. Mijn vorige paraplu heeft dit niet overleefd en mijn huidige is me erg lief (hij is paars met witte stipjes, dus je begrijpt waarom), dus dat gaan we mooi niet doen.

Wat is belangrijker, mijn haar of mijn veiligheid? Mijn haar natuurlijk. Dus doe ik toch maar die capuchon op, die ik met mijn ene hand vast houd, zodat ik toch nog wat kan zien.

U voelt het volgende probleem al opkomen: dat vindt je arm een kwartier lang niet leuk om te doen en het is ook niet praktisch als je je hand moet uitsteken, omdat je linksaf gaat (oh en ik kan niet zonder handen fietsen).

Een zwaar leven heb ik, maar dat wisten jullie al. Wanneer is het weer lente?