Ik heb een vader. Ik heb een broer. Ik heb een broertje. Allemaal mannen zijn het. Gelukkig heb ik ook nog een moeder, anders was de balans al helemaal zoek geweest.
Kijk, mannen, dat zijn sowieso rare wezens. Daar kom je al helemaal achter als je met ze in één huis woont. Mijn broer is het huis uit, dus die kan in ieder geval niet doen alsof hij het beter weet. Maar de overgebleven mannen worden er alleen maar erger van.
Het is als we tv aan het kijken zijn. Of een discussie hebben tijdens het eten. Of tijdens het bepalen waar de volgende vakantie naar toe gaat. Je snapt er helemaal niks van. Hoe ze op het idee komen dat ze überhaupt iets zinnigs te melden hebben.
Ze denken dat ze de baas zijn.
Ze gaan ervan uit dat zij iets te zeggen hebben over de afstandsbediening, ja, dat ze zelfs mogen beslissen wat we gaan zien! Zeg nou zelf, dat is toch te gek voor woorden?
Want de vrouwen zijn de baas, dat weet iedereen.
Of eigenlijk, maar zeg dat maar niet tegen mijn moeder, ben ik gewoon de baas. Het wordt een zootje zonder mij. Daarom ga ik ook nog terug in de weekenden wanneer ik in Oegstgeest woon, om de boel enigszins recht te trekken.
Ach, wat ben ik toch eigenlijk goed mens, vind je niet?