Roll over Beethoven

https://www.youtube.com/watch?v=ai9GFa6jifY

In die meer dan vijf jaar op deze blog heb ik volgens mij nog nooit verteld hoeveel ik van muziek houd. Er schijnen dus mensen te zijn die echt niet van muziek houden, maar dat kan ik me niet voorstellen. Ik heb altijd muziek op staan, tenzij ik mijn goede vriend Netflix bezoek of echt heel erg geconcentreerd moet zijn (iets met het s-woord). Tijdens pubquizen kijk ik uit naar de muziekronde, want dat is waar ik punten maak.

Ik weet namelijk niet alleen iets van de top veertig af (eigenlijk niet zoveel als de meeste mensen van mijn leeftijd vermoed ik, ja heel erg #specialsnowflake van me), maar vooral ook van de jaren zestig en zeventig. Ik weet niet hoe het bij jullie zit, maar muziek is iets wat mijn ouders me hebben overgebracht. Mijn moeder, die zeven jaar jonger is dan mijn Vati, de jaren zeventig en mijn vader de jaren zestig. Donna Summer (door mijn broertje en mij steevast Donna Flubber genoemd, net als in de Donald Duck) kreunde door de auto heen tijdens de vakantie. Daar werd ik niet zo blij van. Of wat dacht je van Tom Jones’ Sex Bomb? Ja, dat luisterde mijn moeder gewoon, terwijl haar kindjes op de achterbank zaten (en geen flauw benul hadden van de betekenis). Liever heb ik the Beatles van mijn vader en Frank Sinatra van mijn opa.

Zoals het een echte hipster betaamt, heb ik dan ook een platenspeler (die eerst van mijn broer en daarvoor van mijn vader was) met platen van bovengenoemde en daarnaast ook namen als Chopin en Debussy. Zoals elke bejaarde luister ik tussen kerst en oud en nieuw naar Top 2000 en ja, ik kijk ook elke aflevering van Top 2000 a gogo. Maar geen zorgen, ik zal niet zeggen dat er geen goede muziek meer wordt gemaakt (Paul McCartney maakt nog steeds muziek).

Dus. Wie heeft er nog muziektips?

Broeder- en zusterliefde

Broeder- en zusterliefde is liefde van een apart soort. Tegen je zusje zeg je niet: ‘Ik vind je geweldig, je bent de beste zus ever.’ Of tegen je broer: ‘Je bent een topgozer!’ Zo werkt het gewoon niet. In ieder geval niet in mijn gezin. Liefde uiten gaat op een andere manier.

‘Hé kabouter!’ zegt mijn broer bijvoorbeeld altijd tegen mijn broertje (die overigens langer is dan hij). Dat betekent zoiets als: ‘Hé, leuk om je weer te zien!’
Of ik kom bij mijn ouders en mijn broertje roept geërgerd: ‘Wanneer ga je weer terug naar Voorschoten?’ In vertaling: ‘Ik heb je gemist.’ (of daar ga ik maar vanuit)

Zelf spreek ik mijn broer en broertje altijd aan met drol. Tegen mijn broer zeg ik dat hij een vieze hipster is en tegen mijn broertje dat hij stinkt. Maar dat moet je niet alleen maar letterlijk nemen (want het is natuurlijk ook de waarheid), maar als een uiting van liefde. Tegen familie kun je zoiets namelijk zeggen, want je kunt toch niet ontkomen aan die familieband.

Je moet je pas zorgen maken als ze écht iets liefs zeggen. Dit is namelijk zeldzaam. Laat het over je heenkomen. En geniet ervan.

Ze komen niet, ze komen wel

httpv://www.youtube.com/watch?v=cPlNrP9B2Zs

Mijn moeder heeft vliegangst, dus gingen we altijd met de auto op vakantie. Dat was niet altijd een pretje. We hebben een keer de reis naar Italië (achttien uur) in één keer gedaan. We hebben met zijn vieren op de achterbank gezeten richting Frankrijk. We zijn tachtigduizend keer bijna doodgegaan, omdat we links moesten rijden in Engeland.

Ondanks de pijn in mijn ledematen van het lange zitten, de stompen die ik kreeg van mijn broer(tje) en de eindeloze files heb ik ook goede herinneringen aan de autoreizen. Dat zit hem vooral in de muziek.

Meestal mocht iedereen één CD maken met liedjes die we vervolgens eindeloos moesten horen, totdat je oren er pijn van deden. Maar vaak zat er ook nog een verloren CD van mijn moeder verstopt in de auto. De ene keer was het Donna Summer, die wij Domme Flubber noemden, want wat een verschrikkelijke muziek was dat zeg. Behoorlijk gênant ook, aangezien ze zingt alsof ze in een porno-musical zit. Eén liedje was echter wel leuk: ‘State of Independence’. Nog voordat wij wisten wat mama appelsap was, hadden we het al ontdekt. Het koor zong niet Engels, nee gewoon Nederlands en wel: ‘Ze komen niet, ze komen wel.’

Ook de liedjes van Ramses Shaffy kennen we woord voor woord. Enthousiast zongen we mee met de Shaffy Cantate (goed, de tekst daarvan is ook niet zo moeilijk) en natuurlijk ‘Sammy’. Of het goed klonk, durf ik echter niet te zeggen…

Achteraf gezien waren die autoreizen zo slecht nog niet.

Een ode

Een ode aan mijn moeder. Dat moest ik schrijven van Anne. Lekker spontaan dit dus. Een volledige ode zal dit niet worden, want dat wordt veel te persoonlijk voor een blog die iedereen (familie, vrienden, bloggers, vage bekenden en vage onbekenden) leest. Maar ik kan wel een tipje van de sluier oplichten.

Uiteraard is mijn moeder de liefste moeder van de hele wereld. Nee, ik heb niet alle moeders ontmoet, maar dat hoeft ook niet, want dit weet ik zeker. Waag het niet om te zeggen dat jouw moeder dat al is, want dan ken je mijn moeder duidelijk niet goed genoeg.

Mijn moeder doet heel veel (zo niet alles) voor me. Ze is mijn taxichauffeuse (ze zit erover te denken om een bordje met ‘Taxi Bosua’ te bevestigen op haar auto), secretaresse, financieel adviseuse, personal assistent en nog veel meer. Als ik wil zeuren, advies nodig heb of iets leuks wil vertellen (dat overkomt me ook wel eens), dan kan ik haar altijd bellen. Behalve als ze haar mobiel weer eens is vergeten. Maar dat is een detail (en dat is een uitspraak die mijn moeder vaak zegt en ik overgenomen heb).

Mijn moeder is iemand die haar sleutels in de koelkast laat liggen.
Mijn moeder is iemand die midden in de nacht naar Oegstgeest zou rijden als ik verdrietig ben.
Mijn moeder is iemand die altijd boven de maximum snelheid zit als ze auto rijdt.
Mijn moeder is iemand die haar mailtjes naar haar dochter eindigt met xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.
Mijn moeder is iemand die zo hard praat aan de telefoon dat de persoon aan de andere kant van de lijn er doof van raakt.
Mijn moeder is iemand van wie ik hoop dat ze nog heeeeeeeeeeeeeeeeeeel lang bij me blijft.

Mama, ik houd van je.

Terug naar Oegstgeest: de buurtjes

20121217_142809

Ik woon nu meer dan drie maanden in Oegstgeest. Dit is geen vrijstaande villa (wat je waarschijnlijk zou verwachten), maar een studentenwoning die ik deel met één huisgenootje. Dit betekent vanzelfsprekend ook dat ik buren heb.

Ze zeggen wel eens: beter een goede buur dan een verre vriend. Ik heb geen idee hoe mijn buurtjes heten, maar toch zal ik ze even aan jullie voorstellen (hieronder reken ik ook de buurtjes van de buurtjes en daar weer de buren van).

– De plantjesburen (zie foto).
Groen is cool. Dat weten deze buren ook wel. Bij gebrek aan een tuin (ja, we hebben allemaal een balkon dat we moeten delen met onze buren van de ene kant, maar daar past krap één stoel op, dus dat mag de naam balkon niet eens krijgen) gebruiken ze de galerij. Want ja, die plantjes zijn toch wel erg leuk. Je eigen bieslook kunnen knippen enzo. Ik heb er dan ook geen bezwaar tegen (behalve als het gewaaid heeft en ik mijn lenigheid moet gebruiken om ze te ontwijken). Ik vind het wel handig. Als ik munt nodig heb, kan ik dat gewoon pakken (dat is een grapje, want ik gebruik nooit munt). Handig, zulke buren!

– De luie buren.
Deze buren hebben een probleem. Ze hebben namelijk geen kracht in hun armpjes. Ze kunnen nog net de energie opbrengen om de vuilniszak op de galerij neer te zetten, maar om dan heeeeeelemaal de trap af te gaan met zo’n zak, nee, dat is echt veel te zwaar. Gelukkig staat dat wel mooi, vijf van die stinkende vuilniszakken op een rij.

– De rookburen.
Roken is zó gele zwemslip, dat weet iedereen, behalve mijn buurtjes. Soms kom ik ze tegen, terwijl ze gezellig staan te blauwbekken in de kou. Een plastic bekertje vol afgebrande peuken staat ter uitnodiging voor de deur. Als ik ze groet, krijg ik een schorre ‘Goedemorgen.’ terug. Hoestend weet ik nog net de trap te bereiken. De volgende keer ga ik de andere kant op (dat kan namelijk ook, zo functioneel, die flat van mij).

– De ik groet je altijd chagrijnig terug, behalve als ik mijn pakketje bij je af moet halen-buren.
De meneer van Post NL heeft mij gevonden. Eén keer vroeg hij mij of ik een pakketje in ontvangst kon nemen voor de buren en ik, engel dat ik ben, zei ja. Sindsdien komt hij elke dag langs met minimaal tien pakketjes. Die pakketjes zijn altijd voor meneer de chagrijn. Wanneer ik hem tegenkom en groet (ik groet mijn buurtjes altijd, beter een goede buur…), kan hij er nog net met moeite een ‘Hallo’ uitpersen. Maar als ik een pakketje van hem in bezit heb en hij aanbelt, straalt hij als een mooie zondagmorgen. Ik vind het verdacht.

– De toneelburen.
Technisch gezien niet mijn buren, aangezien ze op een andere verdieping wonen, maar who cares? Iedereen in de flat is mijn lieve buur! Dit zijn de beste buren, want ze roken niet, groeten vriendelijk, ik kan hun vuilniszakken toch niet ruiken en ze zitten bij de leukste toneelvereniging van Leiden.

U merkt het al: we zijn één grote familie. De gezelligste familie van Nederland (oh nee wacht…).

‘Ok.’

Mijn moeder is heel lief. Echt waar. De liefste moeder van de wereld met de liefste dochter van de wereld. Maar ook zij heeft haar gebreken.

Ik stuur wel eens een sms’je vol enthousiasme en euforie zoals: ‘Ik heb een negen voor mijn redigeeropdracht gehaald!!! Joepiedepoepie!!! Mijn leven heeft weer zin!!! xxx’.*
Dat zijn de sms’jes die je wil ontvangen als moeder (naast ‘ik hou van je’-sms’jes natuurlijk), want slimme kinderen hebben is fijn en blije, slimme kinderen hebben nog veel fijner. Daar wil je dan als moeder ook zelf enthousiast op reageren. En dat doet mijn moeder. Dit stuurt ze dan namelijk terug: ‘Ok.’

Dit, beste moeders van het land, is niet oké. De ‘Ok.’ is koel, afstandelijk en bovendien nog eens afgekort. Er kan niet eens een x’je vanaf. En dat op zo’n geweldig sms’je als bovenstaande.

Natuurlijk is dit al heel erg, maar het kan nog erger. Ik stuur namelijk wel eens mailtjes naar mijn moeder in de trant van: ‘Herinner me eraan dat ik zaterdag een kerstcadeautje voor je moet kopen in het dorp.’ Ondanks het leeftijdsverschil is haar geheugen namelijk beter of nou ja, daar vertrouw ik op. Dit is een belangrijk mailtje, zeker voor mijn moeder, want die wil natuurlijk wel kerstcadeautjes. En wat krijg ik dan terug?
HELEMAAL NIETS. ZELFS GEEN ‘OK’.

Dit is niet oké. Maar misschien was de mail niet aangekomen.

Dus ik stuurde een paar dagen later nog een sms’je dat ze me eraan moest herinneren. Dit kreeg ik terug (niet eens een x’je!): ‘Je wordt oud (hoop ik) want dat had je al aan me gevraagd.’

Moeders, ik snap er helemaal niets van.

(*Dit was leuker voor het verhaal , maar in werkelijkheid ging het zo:
Ik: ‘Ik heb een 9 voor mijn redigeeropdracht!!!’
Mijn moeder: ‘Geweldig!!!!!!!!!!’)

Voor iedereen die wil weten hoe mijn vakantie was, een korte samenvatting


Ik was hier heel hard aan het nadenken. Of aan het bekijken hoe wit mijn benen nou zijn, dat kan natuurlijk ook. 

Bestemming: het dorpje Lazise bij het Gardameer in Italië.
Accommodatie: een huisje op een camping waar men ofwel Duits ofwel Nederlands was.
Gezelschap: vader, moeder, broertje en in de tweede week ook broer en vriendin van broer.
Duur: twee weken.
Vervoer: auto.

Aantal kaarten dat ik verstuurd heb: 7.
Wanneer zijn de kaarten op de bestemming aangekomen: na ongeveer een week (erg redelijk voor Italiaanse begrippen).

Aantal boeken dat ik gelezen heb: 8.
Aantal boeken dat een + of ++ hebben gekregen: 7.
Aantal tijdschriften dat ik gelezen heb waar ik eigenlijk twintig jaar ouder voor moet zijn: een stuk of 10.
Aantal puzzels in tijdschriften dat ik gemaakt hebt: 2.
Aantal puzzels in tijdschriften dat ik afgemaakt heb: 0.

Uitspraak die het meeste voorkwam: ‘Und jetzt kommen die Kamele.’
Uitspraak die daarna het meeste voorkwam: ‘We gaan de bietenbrug op.’

Lijflied van de eerste week: Normaal – Oerend hard (‘Ik zeg oe!’).
Lijflied van de tweede week: Ramses Shaffy – We leven nog (‘Maar we leven nog, ja, we leven nog en we leven nog, dus niet zeuren.’)
Tweede plaats van het lijflied van de tweede week: Ramses Shaffy – Sammy (‘Hoog, Sammy, kijk omhoog, Sammy, want dan word je lekker nat.’).

Aantal keer gezwommen in het meer: 7.
Aantal keer dat ik die verdomde steentjes op het strand en in het water vervloekt heb: niet te tellen.
Aantal keer dat de kano is omgevallen door mijn vreselijk lieve broer dan wel broertje: minstens 5.

Gemiddelde temperatuur: 35 graden.
Gemiddelde temperatuur waarmee ik me nog kan voortbewegen: 25.
Het aantal graden verschil tussen de gemiddelde temperatuur en de gemiddelde temperatuur waarmee ik me nog kan voortbewegen: 10.
Conclusie: ik heb me niet verroerd.
Aantal keer regen: 0.
Hoeveelheid broeken die ik heb gedragen: 0.
Gevoel toen ik na twee weken weer een broek droeg: dit is zoooo raar. En warm. En bedekt.
De kleur die ik in die twee weken in de zon heb opgedaan van zalmroze tot 75% pure chocolade: lawinewit.

Ik ben de baas

Ik heb een vader. Ik heb een broer. Ik heb een broertje. Allemaal mannen zijn het. Gelukkig heb ik ook nog een moeder, anders was de balans al helemaal zoek geweest.

Kijk, mannen, dat zijn sowieso rare wezens. Daar kom je al helemaal achter als je met ze in één huis woont. Mijn broer is het huis uit, dus die kan in ieder geval niet doen alsof hij het beter weet. Maar de overgebleven mannen worden er alleen maar erger van.

Het is als we tv aan het kijken zijn. Of een discussie hebben tijdens het eten. Of tijdens het bepalen waar de volgende vakantie naar toe gaat. Je snapt er helemaal niks van. Hoe ze op het idee komen dat ze überhaupt iets zinnigs te melden hebben.

Ze denken dat ze de baas zijn.

Ze gaan ervan uit dat zij iets te zeggen hebben over de afstandsbediening, ja, dat ze zelfs mogen beslissen wat we gaan zien! Zeg nou zelf, dat is toch te gek voor woorden?

Want de vrouwen zijn de baas, dat weet iedereen.

Of eigenlijk, maar zeg dat maar niet tegen mijn moeder, ben ik gewoon de baas. Het wordt een zootje zonder mij. Daarom ga ik ook nog terug in de weekenden wanneer ik in Oegstgeest woon, om de boel enigszins recht te trekken.

Ach, wat ben ik toch eigenlijk goed mens, vind je niet?

Koffie, eh… Kofi Annan

Een aantal jaar geleden, geen idee wanneer (meer dan drie jaar in ieder geval) was er een reclame op tv. Ja, nogal schokkend, ik weet het. Toen waren er al reclames op tv. Maar dit was niet zomaar een reclame. Ik weet niet meer precies hoe hij ging en waar hij van was (één of ander koffiemerk?), maar het speelde zich geloof ik op een kantoor af.
Het ging zo: het woord ‘koffie’ mocht niet gezegd worden. Elke keer dat iemand het toch zei, moest er geld in de pot gedaan worden. Verder kan ik me herinneren dat ze een foto van Kofi Annan lieten zien en vroegen wie het was. Het antwoord? ‘Koffie, eh… Kofi Annan.’

Nu moeten jullie weten, ik kom uit een nogal gek gezin (‘Nou, dat had ik echt niet verwacht joh, Laura. Je bent zelf echt doodnormaal.’). Wij doen altijd rond zeven/acht uur koffie (eigenlijk spelen ik en mijn broertje vals, want wij drinken thee), wat op zich nog niet heel gek is. Maar nadat we die reclame hadden gezien, besloten wij hetzelfde te doen.

Het woord ‘koffie’ was uit den boze. Zei je het toch? Kom maar op met dat geld!

Hoe lang we het volhielden, weet ik niet. Ik weet wel dat ik het niet vaak zei (duh, zo gek ben ik nou ook weer niet). Uiteindelijk hadden we aardig wat geld bij elkaar gespaard (als je na gaat, dat elke keer als je het zei, je iets van tien cent moest betalen). Wat we ervan gekocht hebben?
‘Koffiebonen?’
Nee. Bonbons.

Kom jij wél uit een normaal gezin?

Kusje van je zusje

Bron

Ik heb een broer, al mijn hele leven lang (jawel!). Drieënhalf jaar heb ik zonder gedaan, maar toen kwam ook hij: het broertje. Ik ben dus een zogeheten sandwichkind.

Als enige meisje tussen de jongens (ik heb natuurlijk ook een moeder, maar het gaat nu even over de kindertjes he) is het niet altijd makkelijk. Jongens houden van computerspelletjes, voetbal en dergelijke (ik niet dus), ze slaan je zonder reden en negen van de tien keer kun je geen normaal gesprek met ze voeren (dit is overdreven, maar mensen met broer(tje)s snappen mij wel).

Bovendien is er één ding waar ik me enorm aan erger. Kijk, ik ben een meisje van 20, maar door mijn bolle wangetjes en lengte word ik meestal  altijd jonger geschat. Mijn geliefde broertje is zestien en langer dan ik en vaak denken mensen dat hij ouder is. Nu is dit op zich al irritant, maar het erge is dat mijn ouders er nog aan meewerken ook. Ze zeggen dingen als: ‘Wil jij je broer even roepen?’ Mijn antwoord? ‘BroerTJE!’

Maar goed, ik leef nog en soms kunnen ze best lief zijn. Soms. Eén ding wat ik heel leuk vind om te doen in een mailtje of smsje is dit: rijmen. Verklaar me voor gek (ben ik ook), maar ik vind het zo leuk om onder een mailtje te zetten: ‘Kusje van je zusje’.

Want hoe oud we ook worden, ik blijf altijd het zusje voor mijn broer en de zus voor mijn broerTJE (note voor mijn moeder: ALTIJD, al wordt hij drie meter lang!).

Kus(je) van je zus(je).

(Misschien denken jullie nu: waarom heb je in hemelsnaam een plaatje van Shrek gedaan? Nou, dat zal ik je even uitleggen, het gaat niet om Shrek an sich, maar om het feit dat het een familie is. En dat het een groene familie is, maakt niet uit, dat moet je gewoon respecteren!)