Lezen in de trein

Als ik mensen in de trein een boek zie lezen, vind ik ze meteen een stuk aardiger. Vaak probeer ik dan heel sneaky te kijken welk boek ze lezen en als ik het ook ken, denk ik: ‘Zal ik er iets over zeggen? Of mag ik ze niet storen? Of is dat sowieso heel raar?’

Ook ik lees in de trein een boek, want, nou ja, duh. Laatst zat ik een enorm roze boek te lezen (‘De dag dat ik doodging’ van Tania Bongers), waar ik me wel een beetje voor schaamde, want nou ja, roze. Sinds ik de lichtroze muren van de vorige bewoner wit moest verven toen ik ging verhuizen, heb ik er zo mogelijk een nog grotere hekel aan gekregen.
Goed, dat boek dus. Naast mij ging een vrouw zitten, zo’n zweverig typje met kort haar, zo’n jasje met verschillende stukjes vierkanten stof (die je in van die wierookzaakjes kunt kopen). Ik ben zo nuchter als wat, dus daar kan ik sowieso niet zo goed tegen, maar wat deed ze?  Ze boog zich helemaal naar voren, richting mij en probeerde te kijken welk boek ik aan het lezen was. Stoïcijns las ik door, maar van binnen schudde ik heel hard met mijn hoofd.
Les één van het voyeurisme: zorg ervoor dat het bekeken object het niet merkt.
Ze deed het nog een paar keer, maar no way dat ik liet merken dat ze zich ook maar een centimeter bewoog en uiteindelijk gaf ze het op.

Het kan ook gewoon goed gaan. Vandaag was ik ‘Kind onder kannibalen’ van Charles Bukowski aan het lezen en een man sprak me, in het Engels, erover aan. Dat die Bukowski raw schreef, maar wel goed en enjoy het lezen. Hij was geïnteresseerd, maar niet té en mijn Engelse uitspraak was gewoon in één keer goed, terwijl ik normaal van de omschakeling ga stamelen.

Misschien moet ik de volgende keer ook maar iemand aanspreken die een goed boek leest.