Het is zoals ik het zie

Pietje en Marietje zijn al jaren bij elkaar, niet altijd even gelukkig. Pietje vindt namelijk dat Marietje ontiegelijk lui is. Het is net alsof ze die sokken op de vloer niet ziet, ze stapt er gewoon overheen alsof ze er niet zijn. En de vuilniszak buiten zetten? Heeft ze al maanden niet gedaan.
Marietje vindt Pietje een zeurpiet. Na een lange dag werken (ze werkt in een lunchtent, waarbij ze dus heel lang op haar voeten moet staan en weinig pauze heeft) is ze helemaal kaputti. Ze vindt het al heel wat dat ze op woensdag, haar enige vrije dag, het hele huis schoonmaakt. Ze heeft Pietje nog nooit met een wcborstel in de hand gezien.
Het is een random dag en het was niet zo druk vandaag in de lunchtent. Marietje pakt een paar sokken op, gooit ze in de wasmand en brengt zelfs vuile borden en glazen naar de keuken. Stiekem is ze best een beetje trots op zichzelf en verwacht een compliment van Pietje. Maar het enige wat hij zegt, is: ‘Goh, dat werd eens tijd.’
De zoveelste ruzie is weer begonnen.

Het is zomaar een voorbeeld en niet eens uit het echte leven gegrepen. Allebei hebben ze verwachtingen en een bepaald beeld van wat er gedaan moet worden. Pietje snapt niet dat Marietje ZO lui kan zijn, maar Marietje denkt alleen maar aan hoe hard ze heeft gewerkt en hoe kaputti ze daarvan is, maar dat ziet Pietje weer niet.

Een tijdje geleden heb ik het boek Het romantisch misverstand van Jan Drost gelezen en ik ben van plan om er nog een aantal blogjes over te schrijven. Bovenstaande situatie heb ik bedacht naar aanleiding van dit citaat uit het boek:

Als wij naar de wereld en de mensen om ons heen kijken, als wij het ware vanuit de beslotenheid van ons innerlijk naar buiten blikken, dan nemen wij doorgaans aan dat wat wij zien is zoals wij het zien. Dat de mensen die wij zien, zijn zoals wij ze zien. Dit is misschien wel een van de voornaamste oorzaken van de misverstanden en problemen die zich tussen mensen voordoen: dat wij denken dat de wereld en de mensen zijn zoals wij ze waarnemen.’ Blz. 134

Je herkent het vast wel. Je kunt je gewoon níet voorstellen dat mensen vrijwillig plofkippen eten. En waarom zijn er in godsnaam mensen die ‘ik vindt’ schrijven? Of een voorbeeld van mezelf: hoe kun je niet snappen dat bepaalde vooroordelen racistisch zijn?

Wat kunnen we hier tegen doen? Zoveel mogelijk communiceren, niet alleen met ‘ons soort’ mensen, maar juist ook met mensen die verder van ons af staan. Lees goede boeken, kijk goede films. Verbreed je kennis. We komen nooit volledig van die blik af, maar hem bijschaven? Dat moet kunnen.

Ik zie, ik zie wat ik niet zie

Vandaag is het onderwerp de blik. Ook dit is iets wat Jan Drost heeft verteld tijdens de Soul Masqué en wat ik helaas niet zelf heb verzonnen.

We zien nooit wat we zien. Onze ogen zien niets, wij zijn het die zien. We zien alleen wat we denken te zien, wat geleerd hebben te zien en wat we verwachten te zien (of is dat teveel ‘zien’ in één zin haha). Je kunt namelijk niet volstrekt objectief naar de dingen kijken. Er zijn altijd bepaalde ideeën die je meebrengt in je blik. Denk bijvoorbeeld aan het bekijken van een foto van iemand. Meteen denk je al van alles: oh, dat zal wel een saai meisje zijn. Oh, hij houdt vast van metal. Je kan dat eigenlijk niet tegenhouden.

Want we nemen de dingen waar, bemiddeld door de ideeën die we hebben. En dat is de enige manier waarop we kunnen kijken. Het doet me denken aan de denker Foucault en zijn idee van episteme. Een episteme staat voor het geheel van kennis en wetenschap in een bepaalde periode en hoe de onderlinge samenhang wordt ervaren. Je kunt niet buiten je episteme kijken, net zoals dat je vast zit aan je blik. Dat klinkt heel naar, maar er valt simpelweg niet veel aan te doen.

Wel kun je gesprekken voeren met mensen. Jan Drost noemt een gesprek het uitwisselen van beelden. Zo kun je achter een ander perspectief komen. Maar of je de ander ook daadwerkelijk kunt begrijpen? Ik geloof van niet.

Wat denken jullie?