Je loopt in Leiden. Je fluit een deuntje, kijkt om je heen, het zonnetje schijnt: het leven is prachtig. Dan komt er een man op je afgelopen.
‘Wat een mooi decor he!’ zegt hij enthousiast.
‘Decor?’ vraag je.
‘Ja, Leiden. Ik vind dat ze het echt mooi in elkaar hebben gezet.’
Beduusd laat hij je achter. Je loopt langs een groepje mensen die om zich heen wijzen.
‘Die grachten lijken net echt!’
‘Ja, ik heb gehoord dat ze er Spa-water en zand uit de zandbakken van kinderen voor hebben gebruikt, zodat het realistischer lijkt.’
Je schudt je hoofd. Wat zijn dat voor grappen? Zijn de mensen in de war? Leiden is een echte stad. Toch?
Je reikt naar een bakstenen muur en begint te twijfelen. Hmm, het voelt een beetje raar. Misschien is het toch namaak. Ik bedoel, die huizen in Leiden schijnen heel oud te zijn, maar dan zouden ze allang ingestort zijn toch?
Voor de zekerheid ga je het toch maar even vragen, aan een oude vrouw op een bankje. Die zal het wel weten.
‘Ehm mevrouw, Leiden-‘
‘Ja, mooi he!’
Ze glimlacht.
‘Het doet me denken aan vroeger. Zo zagen de gebouwen er toen ook uit. Ze hebben het echt heel goed opgebouwd.’
Verward pak je je fiets en fiets terug naar Oegstgeest. Leiden is een decor. De bootjes, de huizen, de grachten, het is allemaal nep. En dat heb jij nooit geweten.
‘Oké Laura, nu ben je toch echt gek geworden.’ denk je nu. Maar waar jij je net in bevond, was de postmoderne wereld. Hierin speelt representatie en twijfel een grote rol. Wat is echt en wat niet? Klopt jouw beeld of het mijne? Of allebei? Is Leiden een decor of niet?
Als iedereen tegen je zegt dat iets zo is, dan begin je vanzelf te twijfelen, hoe standvastig jouw punt ook was.
Maar ik zal je geruststellen: Leiden is geen decor. Tenminste, voor zover ik weet…