Fotoleed

Ik kijk in de spiegel en ik zie het meteen: dit is een goede dag. En goede dagen zijn zeldzaam, dat weet jij misschien ook wel. Daar moet je van gebruik maken, dus pak ik mijn camera en zet mijn mooiste glimlach op. Vol spanning druk ik op het knopje, zodat ik kan zien hoe de foto is geworden.
Van schrik laat ik de camera bijna uit mijn handen vallen. Zie ik er echt zo uit? Maar hoe kan dat, in de spiegel leek ik niet op Shrek.

Gelukkig zijn er ook nog de jeugdfoto’s. Alle kinderen zijn schattig, dus ik ook, toch? Vol afschuw bekijk ik de foto-albums. Ik heb de meest debiele kleding aan, wat hebben mijn ouders me aangedaan? En waren er echt geen betere foto’s te vinden, waar ik bijvoorbeeld níet onder de ijs zat?
Er zitten ook een aantal klassenfoto’s tussen. De schoolfotograaf lijkt er een gave voor te hebben om op précies het verkeerde moment te klikken. Dat is een talent, jongens en meisjes. Maar niet het juiste. Het vervelende van schoolfoto’s is ook dat op het moment dat je moet lachen je kaken lijken te verkrampen. Ze kunnen geen kant meer op en al helemaal niet in glimlach-stand. Als je dan na de flits opstaat en terug naar het lokaal gaat, merk je dat ze weer soepeltjes zijn als nooit tevoren. Te laat.
Maar deze foto’s zijn niets, en dan bedoel ik ook echt niets, vergeleken met pasfoto’s. En dan heb ik het over het pasfotobeleid van de laatste paar jaren. Dit is samengevat het beleid:

– NIET lachen. Wat je ook doet, lach niet! Foto’s van chagrijnige mensen zijn namelijk veel leuker.
– Je hebt oren, ja toch? Dan moet je ze laten zien ook! Dus doe dat haar erachter en laat die elvenoortjes van jou zien!

Ik ken niemand – en oh, wat kan ik veel mensen, wel minstens tien miljoen – die door dit beleid een leuke pasfoto heeft. En dat doet me verdriet.

Ik sla het foto-album dicht en bekijk de pasgemaakte foto nog een keer. Hmm, eigenlijk nog niet zo heel slecht.