Lezen, lezen, lezen

Laatst was er een test in de Pyschologie Magazine om te testen hoe snel je kon lezen. Oh mijn god jongens en meisjes, ik wist wel dat ik snel kon lezen, maar deze uitslag was toch wel dat je denkt van: wat een wonderkind ben ik.

Snel lezen is heel fijn als je Literatuurwetenschap studeert en er semesters zijn waarin je elke week één boek en minstens zes artikelen (die niet in Jip en Janneke-taal zijn geschreven en vaak in het Engels zijn) moet lezen.

Je zou het misschien niet zeggen, maar zo leuk is het niet altijd. Zoals Cruijff niet zou zeggen: elk voordeel heb z’n nadeel.

Ik zat op de middelbare school. Ja, echt waar. Ik ben dan wel een wonderkind, maar ook weer niet zo wonderkindachtig dat ik de gehele middelbare school heb overgeslagen. Ik weet niet meer hoe de situatie precies was, maar ik moest een aantal lessen tijdens Nederlands mijn boek delen met degene naast mij.

Nu is een boek delen met mensen sowieso al irritant. Of het boek zit teveel naar zijn/haar kant, waardoor je op het puntje van je stoel moet zitten om het te kunnen lezen of juist teveel naar jouw kant (maar dan voel je je weer schuldig), maar ja, anders wordt het zo knus. En natuurlijk de vraag van: wie slaat de bladzijde om? Het is net zoals met op het knopje drukken voor een stoplicht: je weet van tevoren nooit of je gezelschap daar juist wel of niet dol op is (ik niet kan ik je alvast vertellen).

Goed, ik zat dus tijdens Nederlands met dat meisje. Onze klas bestond uit dertig mensen. Dit kon geen toeval zijn. Ik was de snelste lezer van de klas (laten we daar maar even vanuit gaan, is goed voor mijn ego) en zij de sloomste. En juist wij zaten naast elkaar. Dit, lieve mensen, is geen ideale situatie.
Na één minuut had ik het gelezen, maar ik zag haar nog naar de eerste regels van de tekst staren. Zucht. Goed, anders las ik het toch nog een keer, dan is ze wel klaar. Eh, nee dus. Ik tikte met mijn vingers op de tafel, gooide er een dramatische zucht uit, maar ze had het niet door. Na tien helse minuten (ik verveel meeeeeeeee) (er waren toen nog geen smartphones) keek ze me aan: ‘Heb je het al gelezen?’
‘JA DUHUH, AL TACHTIGDUIZEND KEER.’ schreeuwde ik. Nou ja, in mijn hoofd dan.

‘Ja maar, Laura, zeikerd, dat is maar één ding.’
Nou nou, beste lezer, ik weet nog wat: boeken meenemen op vakantie. Stel, je gaat twee weken op vakantie. Niet zo’n we gaan bergen beklimmen en alle musea langs-vakantie, maar een beetje zwemmen beetje plaatsjes bekijken beetje relax flex-vakantie. Dan kun je dus niet met een lullig aantal van twee boeken aankomen. Dan moet je minstens je halve boekenkast meenemen, ik althans wel. Mais ce n’est pas possible, want dan heb je ook nog zoiets als ouders die vinden dat de ruimte van de achterbak van de auto voor stomme dingen als kleding enzo beschikbaar moet zijn. Dus mag je maar een beperkt aantal boeken meenemen. In mijn geval: zeven. Nou, ik moest me behoorlijk inhouden mensen. Uiteindelijk heb ik er acht gelezen (mijn broer, die later kwam, had ook nog een boek bij zich), maar het hadden er ook achttien kunnen zijn als ik los had mogen gaan.

Zucht. Het zware leven van een snelle lezer. Gelukkig is het voor het grootste gedeelte van de tijd wél fijn.