Ik heb een broertje, dat is algemeen bekend. Met mijn broertje voer ik diepgaande gesprekken heb ik vaak van dit soort gesprekjes:
‘Colin!’
Stilte (hij zit op zolder, vandaar).
‘Colin!’
Immense stilte.
‘COLIN!’
‘Ja?’
‘Ik ga.’
‘Oké, ciao.’
‘Ciao.’
Waar het hier om gaat, is niet de (immense) stilte of het feit dat mijn broertje Colin heet met ÉÉN L dus en niet twee (zoals heel veel mensen denken). Het gaat om het ciao zeggen.
Wij, mijn kleine broeder en ik, zeggen bijna nooit doei. Doei, dat is voor losers en dat zijn wij overduidelijk niet. Misschien hebben we ergens verborgen Italiaans bloed (is mijn vader wel echt mijn vader?). We houden ook van ijs en pasta, dus het zou best kunnen. Of misschien is het codetaal voor yeszeiswegnukanikmijnmuziekhardzetten. Het kan natuurlijk ook ohshitzeiswegikgahaarzosuperergmissen betekenen, maar die kans, lieve mensen, is héél erg klein.
Mijn broerTJE en ik, wij zijn echte ciao-zeggers. En het zal altijd een mysterie blijven welke van de drie bovenstaande opties de diepere betekenis hierachter is.
Ciao!