Mijn broertje is vandaag 21 geworden. 21, dat betekent volwassen in alle opzichten. Hoe dan? In mijn hoofd blijft hij voor altijd zes, een schattig jongetje met een iets te groot hoofd en ondeugende ogen.
In groep twee zette hij al de hele klas tegen de juf op. Op een gegeven moment riep de school mijn ouders op om te komen. ‘Mogen we hem wat strenger aanpakken?’ vroegen ze. Dat mocht wel.
Tijdens zwemles had mijn broertje geen zin om onder water te zwemmen (wie wel), dus zorgde hij er gewoon voor dat niemand luisterde naar de zwemjuf. Zo doe je dat.
Je zou denken dat hij nu op zijn minst een dictator is geworden, maar niets is minder waar. Oké, hij schreeuwt heel vaak naar zijn medespelers tijdens het gamen, maar hij is ook bezig met een lerarenopleiding Duits. En iedereen weet dat leraren Duits niet zoveel gezag hebben (jawohl).
21 dus. En mijn broer is ook al 30. Ooit was mijn broertje zes, ik tien en mijn broer zestien. Dat vonden we heel grappig. Nu schijnen we alledrie volwassen te zijn. Gekkigheid, zeg ik je, gekkigheid.