I’m a survivor

Je moeder praat er vast wel eens over: van die mensen die vastgeplakt zitten aan hun telefoon en laptop. Je rolt met je ogen, terwijl je nog even dat appje aan een vriendin stuurt en zegt dan, onderwijl Twitter checkende op je laptop: ‘Aansteller. Zo ben ik écht niet.’

Maar dan moet je opeens twaalf dagen (!!!) zonder internet thuis doen. Omdat je verhuisd bent. Alsof dat nog niet genoeg straf is.

Het is al heel erg als je verslaafd bent en je geen internet hebt. Maar stel, stel hè, dat je ook nog een blogger bent. Een blogger met een miljoenenpubliek, fans die gillen om een nieuwe blog, advertorials over autobanden die je nog in moet plannen. Dan is het toch wel extra kut als je niet over banaaneipannenkoekjes kunt bloggen.

Uiteraard kan het nog erger. Je schijnt van die mensen te hebben die community manager zijn, voor hun bijbaan. Iets met Facebook, hier en daar reageren, en vooral ’s avonds en in het weekend werken. Dan heb je toch echt wel een probleem.

Ik schijn dus die persoon te zijn. In die twaalf dagen heb ik duizend keer mijn superzware pauperlaptop (ja sorry, heb geen MacBook) naar de stationshuiskamer op Rotterdam Centraal gesleept. Het is niet eens ver lopen, maar mijn armspieren zijn niet zo ontwikkeld (#fitgirllaura). Op een gegeven moment zag de bediening me al aankomen: ‘Heb je haar weer. Zeker nóg een keer een blogje over Rotterdam typen, djeez.’

Het was ongelooflijk zwaar, zowel voor mij als voor mijn internetbundel. De hoop op wifi die vervolgens voor intense teleurstelling wordt ingeruild. De momenten van inspiratie (‘Ik zou echt een keer moeten bloggen over mijn outfit van de dag.’) die vervliegen. Eindelijk snap ik de lyrics van Destiny’s Child. Maar ik hoop dat ik deze hel nooit meer hoef mee te maken.

Hallo, ik ben Laura en ik ben verslaafd

Het begon vorig jaar, 31 december. Ik zat te trillen als een gek. Niet van de drugs, maar door de angst voor het vuurwerk. Mijn vriend probeerde me gerust te stellen en dit keer niet met chocolade (hoe durft hij). Nee, hij nam Turks brood mee, voor bij het voorgerecht (tweekleurenpaprikasoep wat er overigens best wel heel cool uit ziet). Nu trillend én boos keek ik hem aan: ‘Had je geen chocolade kunnen kopen? Wat ben jij nou voor vriendje!’
Ik wilde nog meer zeggen, maar hij propte een stukje brood in mijn mond.

Ik denk dat de wolken in de hemel zo smaken.

Het was heerlijk. Ik wilde meer, meer, meer, NOG MEER. Het brood was al half op en we waren nog niet eens begonnen met het voorbereiden van de soep. De rest van de avond/nacht hebben we alleen maar over het brood gepraat. Volgens mij hebben we elkaar niet eens een gelukkig nieuwjaar gewenst.

Veel mensen doen aan goede voornemens. Mijn jaar is begonnen met een slecht voornemen: zoveel mogelijk Turks brood tot me nemen.

We zijn goed op weg. Elke week kopen we Turks brood, zo’n grote, en eten die binnen een paar uur op. Daarna krijgen we afkickverschijnselen, zoals woede (‘HAD JE NIET TWEE GROTE BRODEN KUNNEN KOPEN, DEBIEL?’) en een bleek gezicht. Als we bekenden op straat tegen komen, herkennen ze ons niet meer. Ik pas tegenwoordig in de kleding die mijn vriend in het pre-turksbroodtijdperk droeg.

Maar we zijn nog nooit zo gelukkig geweest.

(en nog nooit zo dik)

Het kattenvrouwtje van Oegstgeest

IMG-20130923-WA0001 (1)
Als u dit kattenvrouwtje ziet, wilt u dan onmiddellijk de politie van Oegstgeest bellen. Alvast hartelijk bedankt.

Er loopt een meisje rond in Oegstgeest. Klein, schattig en zenuwachtig om zich heen kijkend. Ze zoekt recht, ze zoekt links, onder, boven en gaat zelfs op haar hoofd staan.

Dit meisje is op zoek naar een kat.

Nee, niet omdat ze haar huisdier verloren is. Die heeft ze niet. En dat breekt haar hart. Eigenlijk is het een verslaving; als ze haar dagelijkse dosis katten niet heeft gehad, dan gaat ze trillen en soms valt ze zelfs flauw. Dus maakt ze Oegstgeest onveilig. Ze klakt met haar tong tegen haar gehemelte, roept ‘Poesje!’, denkt er zelfs over om kattensnoepjes te kopen.

Oh en als ze er dan één heeft gevonden, nou, dat wil je niet meemaken. Als een gek rent ze op het arme beest af, steekt haar hand uit, aait en begint als een malle te brabbelen: ‘Wie is er een lief poesje? Ja, jij bent een lief poesje. Ik ga je meenemen en dan blijf je voor altijd bij mij.’ Ze blijft maar aaien, uren achter elkaar, totdat de kat het zat is (vind je het gek?) en ervan door gaat. Nou, dat is nog wel het ergste moment. Het meisje gilt dan heel Oegstgeest bij elkaar, wat de katten alleen maar wegjaagt, en huilt onbedaarlijk. Kinderen liggen er wakker van, bejaarden horen de tv niet en scholieren komen niet meer aan leren toe.

Dus kwam er een plan. Heel Oegstgeest, behalve het kattenvrouwtje, verzamelde zich.
‘Misschien moeten we haar gewoon een kat geven,’ opperde de één.
‘Nee joh,’ zei de ander. ‘Dan wil ze er alleen maar meer. Het houdt niet op. Dat mens moet in rehab.’
Maar er is geen kattenvrouwtjesrehab in Oegstgeest. Gelukkig kwam een andere inwoner op een heel goed plan.
‘We schoppen haar gewoon eruit. Ze is feitelijk een crimineel, dus dat mag wel. Weg met het kattenvrouwtje!’
Heel het dorp schreeuwde mee, ‘Weg met het kattenvrouwtje!’, zodat het zelfs in Leiden te horen was.

Maar het kattenvrouwtje hoorde het niet. Die was bezig om een kat te aaien en daarbij wat te kirren. Ze had geen idee wat haar allemaal nog te wachten stond…