I’m a survivor

Je moeder praat er vast wel eens over: van die mensen die vastgeplakt zitten aan hun telefoon en laptop. Je rolt met je ogen, terwijl je nog even dat appje aan een vriendin stuurt en zegt dan, onderwijl Twitter checkende op je laptop: ‘Aansteller. Zo ben ik écht niet.’

Maar dan moet je opeens twaalf dagen (!!!) zonder internet thuis doen. Omdat je verhuisd bent. Alsof dat nog niet genoeg straf is.

Het is al heel erg als je verslaafd bent en je geen internet hebt. Maar stel, stel hè, dat je ook nog een blogger bent. Een blogger met een miljoenenpubliek, fans die gillen om een nieuwe blog, advertorials over autobanden die je nog in moet plannen. Dan is het toch wel extra kut als je niet over banaaneipannenkoekjes kunt bloggen.

Uiteraard kan het nog erger. Je schijnt van die mensen te hebben die community manager zijn, voor hun bijbaan. Iets met Facebook, hier en daar reageren, en vooral ’s avonds en in het weekend werken. Dan heb je toch echt wel een probleem.

Ik schijn dus die persoon te zijn. In die twaalf dagen heb ik duizend keer mijn superzware pauperlaptop (ja sorry, heb geen MacBook) naar de stationshuiskamer op Rotterdam Centraal gesleept. Het is niet eens ver lopen, maar mijn armspieren zijn niet zo ontwikkeld (#fitgirllaura). Op een gegeven moment zag de bediening me al aankomen: ‘Heb je haar weer. Zeker nóg een keer een blogje over Rotterdam typen, djeez.’

Het was ongelooflijk zwaar, zowel voor mij als voor mijn internetbundel. De hoop op wifi die vervolgens voor intense teleurstelling wordt ingeruild. De momenten van inspiratie (‘Ik zou echt een keer moeten bloggen over mijn outfit van de dag.’) die vervliegen. Eindelijk snap ik de lyrics van Destiny’s Child. Maar ik hoop dat ik deze hel nooit meer hoef mee te maken.

De Cirkel

Voor kerst kreeg ik het boek De Cirkel van Dave Eggers en wow, jongens, wat een boek is dat. Het zet je heel erg aan het denken en is daarnaast ook dusdanig spannend dat je het liefst alle 445 pagina’s in één dag zou uitlezen.

Een korte samenvatting: Mae mag gaan werken bij de Cirkel, het machtigste internetbedrijf van de wereld. Dit bedrijf heeft ervoor gezorgd dat iedereen slechts één online identiteit heeft en heeft nog meer plannen in petto. Welke? Lees het boek maar!

Gedachten naar aanleiding van dit boek: word ik wel eens op mijn vingers getikt dat ik teveel bezig ben met mijn telefoon, is dat in dit boek allemaal nog een stapje erger. Ben je ergens naar toe geweest (al is het maar de sportschool of een bezoekje aan je oma), dan móet je het delen met je volgers. Het liefst met foto’s en een paar tings (soort van berichten) en als het kan ook een video. Wat als iedereen je kan opsporen, omdat er overal camera’s zijn? Wat als je hier allemaal niet aan wilt meewerken, maar je wel moet?

Het boek geeft een beeld van hoe de toekomst zou kunnen worden. Waarbij niet alleen de NSA weet dat jij gegoogeld hebt op ‘zwangerschapsverschijnselen’, maar de hele wereld dat kan zien. Waarbij die ene sexy foto die je maakte voor je scharrel nooit verwijderd kan worden. Waarbij je altijd weet waar iedereen is.

Natuurlijk hoeft het niet zo te zijn in de toekomst. Maar het zet je wel aan het denken. Is het echt nodig om van elk aspect van je leven een foto te maken (hallo Instagrammers)? Waarom whatsappen met je vriendin als je ook kunt bellen of beter nog: elkaar in real life kunt zien. Is privacy op het internet überhaupt mogelijk?

Het is geen boek om vrolijk van te worden, maar ik kan het jullie sowieso aanraden. Het zet je in ieder geval aan het denken en wellicht plaats je minder vaak Instagramfoto’s van je havermoutontbijt (ik hoop het!).

Zijn papa en mama tegenwoordig nog helden?

‘Hoe lang bestaat de aarde, papa?’
Ongeduldig kijkt het jongetje in de trein zijn vader aan.
‘Hmm, ik denk 65 miljoen.’
Het jongetje is er niet mee eens.
‘Neeeee, ik denk 100 miljoen miljard.’
‘Zal ik het opzoeken?’
De vader typt geconcentreerd iets in op zijn smartphone. Het blijkt zo’n 4,6 miljard te zijn. En ja hoor, daar komt de volgende vraag al.
‘Waarom zijn dinosauriërs uitgestorven?’
‘Papa moet even mailen, schatje.’
‘Alweer?’
‘Ja, mensen willen antwoord hebben.’
Het jongetje klimt op de stoelen, kijkt uit het raam, sjort aan zijn vaders arm. Nog meer vragen.
‘Wanneer beginnen de landen? Wanneer bestonden huizen? Wanneer waren er dinosauriërs?’
‘Dat weet ik niet, schatje. Ik zal het even opzoeken. Maar eerst even deze mensen antwoorden.’
Dit gebeurde tijdens een treinreis het afgelopen weekend. Uiteindelijk stapten ze uit, de vader driftig typend en zijn zoon nog steeds sjorrend aan zijn arm.

Vroeger was de moeder of vader een soort alwetende instantie. Je vuurde er allerlei vragen op af en steeds wisten ze een antwoord (of het klopte, maakte niet uit). Maar tegenwoordig weet papa of mama het niet, maar de telefoon of de computer wel. Voordat je een antwoord krijgt, gaan zij het eerst even opzoeken. Jammer.

Papa en mama weten niet meer alles. En dat doet toch een beetje afbreuk aan het idee van ouders als helden.

(Later kom je er natuurlijk sowieso achter dat ze niet alles weten, maar ik zou deze fantasie graag zo lang mogelijk in stand willen houden)

Wat voor inzicht een kaasdief je kan geven

College Internetjournalistiek op maandag.

‘Kijk op Twitter of je een leuke tweet ziet,’ zei de docent.
Daar deden we niet moeilijk over en binnen vijf minuten vonden we een interessante tweet. Het ging over een dief die kaas had gestolen uit een fabriek in Rijen.
‘Researchen maar.’
We zochten persoonsgegevens, bronnen, achtergrondinformatie en locaties. Na een uur was het college afgelopen.

In dat uurtje zijn we achter telefoonnummers gekomen, hebben andere kaasdiefincidenten gevonden en weten hoe het paard van het kind van de wijkagent in Rijen heet.

Dat is indrukwekkend en handig. In korte tijd kun je als journalist veel vinden. Maar het is vooral ook zorgwekkend.

Stel dat jij een wedstrijd hinkstapsprong heb gewonnen/bushokjes in elkaar trapt/potloodslijpers steelt en een journalist wil meer over je weten. Wat vindt hij dan allemaal over jou op internet? Wat staat er op je Facebook en op die van je vrienden? Kan ik binnen tien minuten uitvinden hoe jóuw paard heet? (om maar even iets te noemen)

Mensen kunnen meer over je te weten komen dan je denkt. En dat is best wel eng.

Meer voorlichting aub

Het idee voor deze blog kreeg ik door Shirley.

Al een tijdje krijgen kindjes op school seksuele voorlichting. U weet hoe dat gaat, iets met een banaan en een condoom. Dat is normaal. Zestienjarige kindjes die zélf kindjes krijgen zoals in Amerika vaak gebeurt, willen we graag voorkomen in Nederland. Ik zou graag nog meer willen voorkomen.

Meisjes van twaalf die foto’s van zichzelf in bikini op Facebook zetten. Ouders die baby Splinter (want zo heten baby’s tegenwoordig) in bad doen, daar een foto van maken en op hun mamablog plaatsen. Pubers die twitteren dat ze twee weken alleen thuis zijn.

Wat kindjes en ook ‘grote mensen’ niet altijd doorhebben, is dat ze niet de enige zijn die op internet zitten. Op het internet zitten ook pedofielen, inbrekers, stalkers, kortom: enge mensen. En dat betekent dat je op moet passen met wat je op het internet zit. Die leuke jongen ziet jouw bikinifoto en liket het, maar de vader van je beste vriendin die je op Facebook hebt ook. Die foto van Spijker (want zo heten baby’s tegenwoordig) is wel enorm schattig, maar ook een pedofiel ziet die blote billetjes.

Zoals jullie heel misschien nog weten, ben ik een maand geleden ofzo op vakantie geweest. Daar hebben jullie niks van gemerkt. Ik ben niet anoniem en ik was met mijn ouders op vakantie en als je dat dan vermeldt, neem je een bepaald risico.
‘Hoe groot is nou de kans dat iemand leest dat jij op vakantie bent, Laura?’
Misschien niet zo groot, maar ik zou het risico toch niet willen nemen (en ik denk mijn ouders ook niet).

Maar veel mensen denken niet na over wat ze op internet zetten en vooral kinderen niet. Dus geef naast seksuele voorlichting ook internetvoorlichting op de basis- en middelbare school.

En vanaf nu dus nooit meer twitteren dat je alleen thuis bent!

Internetland


De toegang tot internetland.

Ik heb heel veel vrienden. Wel tweehonderd. Op Facebook. Nee, de meeste spreek ik nooit, maar dat maakt niet uit. Het zijn toch echt mijn vrienden (ook al vind ik sommigen niet zo heel aardig).

Daar blijft het echter niet bij. Nee zeg, wat denk je wel niet, dat ik zo weinig kennissen heb? Nee, op Twitter zijn er best veel mensen die me volgen. Best friends for life, dat zijn wij.

Internetland is verraderlijk. Het lijkt echt, maar dat is niet altijd. Als ik mijn vrienden in internetland meetel, wauw, dan ben ik populair (oké overdreven, maar je begrijpt wat ik bedoel). In het echte leven kom ik amper tot de vijftien (dat klinkt zieliger dan het is, maar ik wil wedden dat de meeste van jullie ook niet vijftien vrienden hebben en dat is niet erg, het gaat om de kwaliteit niet de kwantiteit).

Misschien ben jij wel superduperpopulair op internet. ‘Pietje? Ja, dat is die ene van Twitter/die blog/die bekende website.’ Maar als jij in de stad loopt, herkent niemand je.

Natuurlijk, internet heeft ook geweldige kanten. Als je antwoord wil op een vraag, dan kun je het googlen of op Twitter vragen. Massaal steunen we acties als die van Mauro of Kanjerguus.

Maar je kan jezelf er ook in verliezen. En dat is het gevaar. Internetland is, net zoals de echte wereld, niet altijd even onschuldig.

(Overigens vind ik het wel leuk als mensen me bijvoorbeeld op Twitter volgen en zijn heel veel mensen onder jullie die ik alleen van internet ken heel aardig, maar dat is mijn punt niet)