Ik ben voor Chocovember

Deze maand is verschrikkelijk. Nee, niet omdat het steeds kouder wordt. Nee, niet vanwege de cadeautjesstress. Het gaat me om Movember.

Ja, Movember is voor het goede doel, maar oh wat heeft dat veel consequenties. Daar kun je iets veel beters voor verzinnen: mannen die de hele maand shirtloos moeten rondlopen (maar dan alleen die met een goed lichaam), elke dag van november chocolade eten (chocovember) of heel november dagelijks een liefdesverklaring geven aan je lover.

Maar als man je gezichtsbeharing laten staan? Dat is echt belachelijk. Je hebt vrouwen, veel vrouwen, die daar wel van houden. Ze zien niet in dat dat harig gedoe daar op zijn mooie gezichtje een stofnest met bacteriën en de spaghetti van vorige week is. Dat zoiets prikt (zeker die driedagenbaardjes) tijdens het zoenen. Dat je floepiewoepiedoepie zo op een Neanderthaler lijkt.

Mijn vriendje heeft één keer zijn baard en snor laten staan, toen ik tien dagen op vakantie was. Gelukkig schoor hij het af, voordat ik terug kwam, want anders hadden jullie dat kleffe stukje van een week geleden niet kunnen lezen.

Dus mannen, kap met Movember en doe met mij mee aan Chocovember!

Van denker tot denker: Ger Groot

Untitled 1

Via mijn broer kwam ik in aanraking met de filosoof Ger Groot. Groot was namelijk de docent van mijn broer en ik had ook al een aantal stukken van hem in de nrc.next gelezen. Genoeg reden dus om hem te interviewen. Het is een man van vele plaatsen, want hij woont in Brussel, maar werkt aan de universiteit in Rotterdam en Nijmegen. Ik interviewde hem uiteindelijk in zijn pied-à-terre in Amsterdam.

Publieksfilosofie

Toen Ger Groot begon met filosofie studeren, in de jaren zeventig, was filosofie iets wat eigenlijk alleen aan de universiteiten werd gedoceerd. Gaandeweg is filosofie bekender geworden bij een groter publiek in Nederland. “Dat zou je publieksfilosofie kunnen noemen. Dat gebeurde ook via de journalistiek. Ik was in zekere zin één van de eersten die dat deed. Je hebt nu de maand van de filosofie en God mag weten wat allemaal. Soms merk ik wel dat interviewers, bijvoorbeeld bij de radio, vinden dat ze hun luisteraars toch even moeten uitleggen wat voor vreemds dat is, de filosofie.  Maar opgetrokken wenkbrauwen kom ik niet tegen.”

Het vraagstuk van de religie

Eén van de zaken waar Ger Groot vaak over schrijft en denkt, is het vraagstuk van de religie. Hoe moet je begrijpen dat mensen in een wereld die helemaal ontmythologiseerd en onttoverd is en zogenaamd wetenschappelijk is geworden tóch religieus blijven op de één of andere manier? “Als ik een reëel probleem als dit tegenkom, probeer ik ten eerste gewoon te observeren  wat ik zie of wat ik mij herinner uit mijn eigen jeugd of familie. Ten tweede kijk ik natuurlijk naar datgene wat ik erover heb gelezen in de afgelopen decennia. Vervolgens probeer ik erover na te denken en een oplossing te vinden. Daar komt dan op een bepaald moment een tekst uit.”

Literatuur en filosofie

Ger Groot heeft voor de Groene Amsterdammer geschreven, maar schrijft op het ogenblik voor Trouw en het NRC Handelsblad. Religie is niet het enige wat hem interesseert. Ook de verschillen en overeenkomsten tussen literatuur en filosofie is iets waar hij zich mee bezig houdt. “Filosofie spreekt in algemene begrippen en literatuur altijd in singuliere gevallen. Dat zijn twee verschillende logica’s. Maar die hebben wel iets met elkaar te maken, want de filosofie kan zich niet alleen maar blijven ophouden in de abstracte algemeenheid. Dan gaat het op een bepaald moment nergens meer over. En in literatuur spelen ook altijd impliciet binnen die personages en hun specifieke situaties ethische kwesties. Het zijn verschillende logica’s,  ze zijn niet tot elkaar te herleiden, maar het inzicht zit op het punt waar ze elkaar raken.”

Schizofrene situatie

Onze huidige fase van de beschaving omschrijft Ger Groot als een schizofrene situatie. Aan de ene kant hebben we een overmaat aan rationaliteit, maar tegelijkertijd ook een overmaat aan emotionaliteit. ‘Dat zijn de Verlichtingstraditie en de Romantische traditie. Die twee zijn uit elkaar gegaan ergens in de loop van de moderniteit. Mijn inzet van de filosofie zou zijn dat die twee weer bij elkaar gebracht moeten worden, zodat ze elkaar kunnen beperken of nuanceren. De Romantische traditie moet laten zien dat er nu eenmaal altijd een rest of een diepte is die zich niet volledig laat beheersen. Maar de Verlichting laat dan weer zien dat het idee van de emotie, die heel sterk is in deze cultuur geworteld zijn geraakt, extreem en zelfs gewelddadig kunnen worden wanneer ze aan zichzelf worden overgelaten.  Dus in die zin moeten die twee elkaar begrenzen. Eén van de grote problemen van de huidige cultuur is dat ze los van elkaar zijn gemaakt en allebei op hol geslagen zijn.”
Wat kunnen we daar zelf aan doen? Dat vereist een zeker inzicht. “Je zult bijvoorbeeld moeten leren inzien dat pijn er altijd zal zijn. En dat het streven naar geluk moet onderkennen dat honderd procent geluk een illusie is. Uit dat feit moet je bepaalde consequenties trekken, namelijk dat er een grens is aan naar dat streven ernaar en dat de frustratie ervan onontkoombaar is. Als je dat inziet, als je dat ervaart, dan word je een stuk minder opstandig op het moment dat je je in je geluk gedwarsboomd voel.”

Boeken en krantenartikelen

Het lijkt me fijn om Ger Groot als docent te hebben. Hij praat dusdanig rustig dat ik gewoon kan meeschrijven met wat hij zegt en wat hij vertelt is interessant, maar niet zo moeilijk dat ik het niet kan bevatten. Helaas is dat niet voor iedereen mogelijk, maar niet getreurd: er zijn nog altijd zijn boeken en stukken in de krant.

I did it

Ik heb groot nieuws: ik heb namelijk Evy’s Start To Run voltooid! En ik kan nog steeds geen vijf kilometer in 30 minuten rennen!

Zo erg is dat natuurlijk niet. Voor iemand die trauma’s heeft aan de Coopertest is het al een hele prestatie om überhaupt een halfuur achter elkaar te kunnen rennen. De laatste les moest ik 32 minuten en Evy zei dat ik waarschijnlijk tussen de 4 en 5 kilometer zou rennen. Het werd 4.45 dus ik ben niet supersloom toch? (Toch? TOCH?!)

Nou, die laatste les, dat was nog wel wat. Ene Jaap raadde me aan om een rondje Klinkenbergerplas in Oegstgeest te doen. Bedankt Jaap. Ik ben nog nooit voor zoveel honden weggerend in mijn leven en bovendien viel ik bijna in het water door de zijwind. Het begon ook nog eens te regenen en toen ik klaar was, moest ik nog een stukje naar huis. Dan kon ik net zo goed naar de supermarkt gaan. Verkleumd en in mijn hardloopkleding kwam ik daar aan (ik wil niet weten wat voor beeld dat gaf) en met chocoladekruidnoten kwam ik weer thuis. Je moet jezelf immers wel belonen. Nu, een half uur later, vallen mijn vingers er bijna af door het typen.

Allemaal voor jou, Evy. Maar het was het waard. Op naar de tien kilometer?

(In eerste instantie was het de bedoeling om ergens in november een wedstrijd te doen, maar ik moet jullie eerlijk bekennen dat ik het nog niet zeker weet. Ik weet dat ik vijf kilometer kan rennen, maar ik wil geen flashback krijgen en als laatste eindigen zoals bij gym.)

Laura’s liefdesletteren: vier maanden, twee weken, twaalf dagen en een paar uur

hartjeopmijnhandomdathetkan

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Ze waren nu al vier maanden, twee weken, twaalf dagen en een paar uur samen. Niemand in de klas had ooit zo lang verkering gehad.
‘Jullie gaan volgend jaar zeker trouwen en kinderen krijgen!’ plaagden ze, maar dat kon Tom niets schelen. Ze waren gewoon jaloers.
Hij wist eigenlijk niet wanneer hij het voelde. Al langer dan die vier maanden, twee weken, twaalf dagen en een paar uur. Misschien door een film, want in films zeggen ze die dingen altijd zo makkelijk. Of gewoon in bed, toen hij aan Saskia dacht en gloeiende wangen kreeg. Niet dat hij alleen in bed aan haar dacht, nee, eigenlijk de hele dag door. Zijn laatste rapport was ook slechter geweest, ‘Niet zoveel aan het vrouwtje denken!’ had zijn vader gezegd, maar hoe kon hij zich nou concentreren tijdens de les als er zo’n mooi meisje naast hem zat? Soms schreef ze hem briefjes met veel hartjes erop. Hij had ze allemaal bewaard.
Hij dacht na over het goede moment. Ze waren niet zoveel samen, één middag per week als hij geluk had, want ze moest naar paardrijden en pianoles en natuurlijk haar vriendinnen. Ze giechelde veel met die vriendinnen, soms keken ze allemaal naar hem. Hij keek alleen naar haar.
Als ze dan een middag samen waren, stormde Saskia’s moeder – want het moest altijd bij Saskia thuis zijn – regelmatig binnen.
‘Oh, vergeten je kleding terug te hangen!’ riep ze dan.
Dat vergat ze wel erg vaak.
Het duurde twee maanden, voordat hij een kus op haar mond durfde te geven. Laatst wilde hij het met tong proberen, dat had hij op tv gezien, maar dat leek Saskia heel vies. Dat maakte niets uit. Ze hadden nog hun hele leven samen voor zich. Maar nu moest hij het wel echt zeggen, want de woorden drukten op zijn lippen zoals haar kussen. Dus tijdens die middag, ze waren vier maanden, twee weken, twaalf dagen en een paar uur samen, zei hij het.
Saskia was haar haren aan het borstelen, waar lichtjes van goud in zaten. Het was zacht als je het aanraakte, maar dat mocht meestal niet, want dan gingen haar haren door de war. Tom schraapte zijn keel.
‘Saskia?’
‘Ja?’
Ze keek niet naar hem om en zag dus niet dat zijn wangen gloeiden en oh, wat trilden zijn handen toch! Hij haalde even diep adem.
‘Ik hou van jou.’
Nu draaide ze haar gezicht naar hem om, glimlachte en antwoordde: ‘Dankje.’
Opeens was Tom er niet meer zo zeker van dat ze hun hele leven bij elkaar zouden blijven.

‘Ik heb een duur treinkaartje gekocht en nu ben ik niet eens gecontroleerd!’

Ik moet toegeven: vroeger heb ik het ook wel eens gezegd. Maar toen was ik een onwetend scholiertje dat alleen maar met zichzelf bezig was. Ik zat een sporadische keer in de trein en verzuchtte tegen mijn vriendinnen: ‘Jeetje, zijn we weer niet gecontroleerd. Had ik dat treinkaartje net zo goed niet kunnen kopen!’

Nu zeg ik het niet meer, maar ik hoor het wel vaak om me heen. Sommige mensen klinken zelfs echt verontwaardigd. Geldverspilling, vinden ze het. En de NS is al zo duur.

Maar lieve mensen, laten we nou even eerlijk zijn: die uitspraak slaat nergens op toch? We vinden het logisch om benzine voor de auto te betalen en om een buskaartje te kopen. Dat is net zo logisch als een treinkaartje. En zo erg is het nou ook weer niet om niet gecontroleerd te worden, dat zorgt weer voor minder awkward gesprekken in het leven (‘Oh, jij kijkt wel serieus op die foto.’ ‘Eh… ja.’).