Tien tips voor studeren/leren

Deze foto is in scene gezet. 

1. Zet Facebook/Twitter/elkwillekeurigewebsite NIET aan.
Gewoon niet doen. Alles lijkt leuk als sog-materiaal (S.O.G. = studieontwijkendgedrag), zelfs Hyves. Maar je moet het vooral n-i-e-t doen. Voor je het weet, is het de volgende dag.

2. Zorg voor een rustige omgeving.
Ga dus niet in de woonkamer zitten, terwijl de tv aan staat en je moeder aan de telefoon zit. Ga naar de UB (universiteitsbibliotheek) (tenzij je weet dat je meer pauzes zult nemen dan daadwerkelijk werk verrichten), een willekeurige bibliotheek of zit gewoon in je eigen kamer (nogmaals: ga NIET op Facebook).

3. Maak gebruik van de hulpmiddelen die je hebt.
Als je woordjes moet leren, gebruik dan wrts.nl. Bekijk de powerpoints van de colleges nog eens, vraag aantekeningen aan je studiegenootjes, kijk of er oefententamens zijn en ga die dan ook echt oefenen.

4. Gebruik een schema/planning.
Maak aan het begin van de tentamenperiode/toetsweek een planning waarin staat wat je wanneer gaat leren. En houd je er ook aan. Maak het schema eventueel mooier door het gebruik van kleurtjes, stickers en glitters (ja, alles is geoorloofd, behalve glinsterende vampiers).

5. Maak samenvattingen.
Ja, samenvattingen van anderen kunnen ook handig zijn, maar maak er eerst zelf één. Terwijl je iets samen vat, neem je al wat van de stof op. Oh en misschien is het handiger om al tijdens de collegeweken samenvattingen te maken en niet een week voordat je een tentamen hebt. Neem dat maar van mij aan.

6. Vergeet niet om pauze te nemen.
Vier uur achter elkaar non stop leren is niet gezond. Neem op tijd pauze. Denk aan: eten, drinken, how I met your mother kijken, op Facebook gaan (ja, tijdens pauzes mag het wel), je kamer opruimen et cetera. Maar alleen in je pauzes he, niet als studieontwijkend gedrag!

7. Zorg voor structuur.
De aantekeningen van dat ene vak horen niet bij de samenvattingen van dat andere vak. Doe mij dus niet na (zie de foto), maar zorg dat het een beetje netjes is.

8. Plan allemaal leuke dingen in de periode na de tentamen/toetsweek.
Dan heb je iets om naar uit te kijken tijdens het leren.

9. Neem genoeg rust.
Slapen is leuk en al helemaal tijdens dit soort weken. Slaap is je beste vriend. Ga geen nachten door, maar verwelkom je bed.

10. Geniet!
Voor je het weet, heb je een saaie kantoorbaan in plaats van die paar dagen college in de week en moet je écht volwassen gaan doen.
Oké nee, grapje, er valt simpelweg niet te genieten. Nog even en het is voorbij, oké? Het komt allemaal goed.

‘En Laura, houd je je eigenlijk aan je eigen tips?’
*klikt Facebook weg*
‘Eh ja, natuurlijk!’

Heb jij nog tips?

Ik ga mijn spreekbeurt houden over …

Ik heb op de basisschool gezeten. Jawel. Jij waarschijnlijk ook (‘Wat toevallig!’). Ik weet niet waaraan het lag, maar: ik heb nog nooit een spreekbeurt hoeven doen op de basisschool. Een enkele boekenbespreking en daar bleef het bij.

Op zich is dat natuurlijk hartstikke fijn. Presentaties zijn namelijk, nou ja, niet mijn favoriete bezigheid. Beetje jammer dat ik daar pas op de middelbare school achter kwam.

De dag voor een presentatie gierden de zenuwen al door mijn lijf. De ene worst case scenario na de andere volgde zich op: ik zou mijn tekst niet meer weten, huilend de klas uitrennen of flauw vallen. Ze zouden naar me wijzen en lachen.
Gebeurde natuurlijk niet, maar hoe maak je dat je bange alterego wijs?

Waarom ik niet van presentaties houd? Iedereen kijkt naar je. Ik mag dan wel een Leeuw van sterrenbeeld zijn (waarom in godsnaam, niks klopt van die beschrijving!), maar ik houd er niet van om in het middelpunt van de aandacht te staan. Het gevolg? Een trillende stem (het schijnt dat je het minder erg klinkt dan je zelf denkt, ik hoop het met heel mijn hart) en vuurrode wangen.

Inmiddels ben ik pas tien minuten voor de presentatie zenuwachtig (een hele verbetering). De enigszins trillende stem en rode wangen zijn gebleven, maar ja, er zijn ergere dingen tijdens presentaties, toch? (de hele tijd heen en weer lopen, steeds maar aan je shirt pulken of je tekst oplezen en niemand aan kijken)

Maar het zal nooit mijn favoriete bezigheid worden, vrees ik.

Goed, dit was het einde van mijn presentatie. Zijn er nog vragen?

(Om misverstanden te voorkomen: ik heb nooit een hamster gehad, laat staan dat hij Diederik heette, laat staan dat ik er een spreekbeurt over zou houden)

Spijbelen met toestemming

Bron

Ik was een braaf meisje op de middelbare school. Ik deed (meestal) mijn huiswerk, haalde weinig onvoldoendes en had bijna nooit corvee. Spijbelen heb ik nooit gedaan.

Dat laatste is niet helemaal waar. Ik heb wel gespijbeld, maar dan met toestemming. Ik moet namelijk een niet zo geheim geheimpje verklappen: ik had een hekel aan gym. Nee, dat is te zwak uitgedrukt: ik HAATTE gym. Behalve hockey was er maar bar weinig wat ik leuk vond of wat ik überhaupt kon (oké, turnen niet meegeteld, ik kan wel de handstand!).

Bijna mijn gehele middelbare schoolperiode was ik zo uitverkoren dat ik een beugel mocht dragen. Je weet hoe dat gaat met beugels, je moet wel eens (heel vaak) naar de orthodontist. Dit is niet leuk, dat weet jij ook wel. Maar er zat één voordeel aan: je kunt het inplannen. Soms lukte het echter niet om précies op het uur dat ik gym had een afspraak te krijgen. Dus dan werd het daarvoor of erna. Maar dan keek ik met mijn bambi-oogjes naar mijn moeder en deden we net alsof de afspraak wat eerder of later was. Geen gym voor mij dus. Spijbelen met toestemming.

Ik ben mijn moeder nog eeuwig dankbaar.

Ik moet bekennen dat ik niet meer zo braaf ben. Vorig jaar heb ik een aantal de meeste  hoorcolleges van Engels geskipt. Zonder toestemming.

Oeps.

Maar ik heb het vak wel gehaald en daar gaat het om, toch?

Spijbel(de) jij vaak? (al dan niet met toestemming)

Frans & Dirk

In de tweede had ik Frans (de taal, niet de persoon). Dat is niet heel bijzonder. Maar ik had Frans van een nogal vervelende lerares, laten we haar voor de grap mevrouw Truus noemen. Mevrouw Truus was ongeveer net zo groot als ik (en dat is zeldzaam, mensen), had kort haar, een getraind lichaam (ze was ook gymlerares geweest, wat ben ik blij dat ik haar nooit voor gym heb gehad!) en een blik die ervoor kon zorgen dat je spontaan in je broek plaste. Jawel: een teacher from hell. Ik heb nog wel ergere leraren gehad (lucky me), maar toch, een lieverdje was het niet, die mevrouw Truus.

Normaal mag je zelf uitkiezen waar je gaat zitten aan het begin van het jaar, maar zo niet bij mevrouw Truus. Nee, we moesten op alfabetische volgorde. Ik snap het nut hier van niet. Helaas voor mij, wat heb ik toch een zwaar leven, zorgde dit ervoor dat ik voor haar bureau moest zitten (leuk hoor als je achternaam met een B begint) naast de irritantste jongen uit de klas.
Drie keer in de week zat ik daar dus, met de strenge blik van mevrouw Truus altijd op me gericht. Frans was nooit leuk geweest, maar nu al helemaal niet. Bovendien had ze een rare bobbel bij haar pols en ik kon niet anders dan daar naar staren. Wat was dat in godsnaam? Waarom liet ze het niet weghalen?

Eén van de vervelendste dingen (naast presentaties) is voorlezen in de klas. Niet bij Nederlands of andere vakken, maar wel bij andere talen. Vooral als je het niet zo goed kan. De snerpende stem van mevrouw Truus onderbrak me steevast als ik stuntelend een poging deed om Frans te praten. Jullie begrijpen wel dat ik in de bovenbouw voor Duits heb gekozen.

En dit was ook zo’n dag. Iedereen moest een stukje voorlezen. Trillend als een rietje zat ik op mijn stoel, biddend dat ik een makkelijk stukje zou krijgen. Ik las de tekst vooruit en zag daar een woord staan. Shit, hoe moest ik dat uitspreken? Oh nee, wat als ik aan de beurt kwam? Ik bad tot God dat dat niet zou gebeuren en hij was mij goedgezind: Dirk (hij heet niet echt Dirk, maar ik neem aan dat hij niet wil dat zijn echte naam hier staat, dus vandaar Dirk en ja, Dirk is een stomme naam, net zoals Truus, daarom gebruik ik ze) was aan de beurt. Vol overtuiging zei hij het woord: ‘Super-B!’
Heel de klas moest lachen. Die domme Dirk. Dat sprak je toch niet uit als super-B? Maar stiekem was ik opgelucht: gelukkig was ik niet de enige die dat zo zou uitspreken.

Het woord was ‘superb’, niet te verwarren dus met ‘super-B’. Altijd als ik dat woord zie (wat niet zo vaak voorkomt),  denk ik aan Dirk.
Het is maar goed dat we beiden geen Frans zijn gaan studeren.

Terug van de hel

Zoals iedereen moest ook ik er in de zesde aan geloven: mijn profielwerkstuk (pws). Ik wist bijna meteen dat ik het voor het vak geschiedenis wilde doen (ik was toen nog in de fase dat ik geschiedenis wilde studeren, daarna werd het godsdienstwetenschappen en nu is het dus literatuurwetenschap geworden, ben blij dat ik die keuze heb gemaakt!). En op een dag, toen ik in bed lag, kwam daar het idee voor mijn pws: er is wel veel bekend over het leven van joodse gevangenen in concentratiekampen, maar wat wist ik zelf eigenlijk van hun leven erna? Niet veel. Dus besloot ik om dat te onderzoeken.

Mijn stelling was: hoe pakten de joodse, Nederlandse overlevenden hun leven weer op na hun terugkeer uit de concentratiekampen?
Deelvragen: – Werd het jodendom nog net zo beleden als voor de Tweede Wereldoorlog?
– Hoe reageerde de omgeving op de verhalen van de overlevenden?
– Waarom emigreerden sommige overlevenden, naar waar emigreerden ze en was er een verschil tussen ouderen en jongeren?
– Welke psychische gevolgen hadden de kampervaringen en hoe werden en worden die gebeurtenissen verwerkt?
– Hoe hielpen de overheid en andere organisaties de joodse overlevenden bij de terugkeer uit de concentratiekampen?

Ik vond het heel erg interessant om hieraan te werken en ik ben ook veel te weten gekomen. Nadat ik mijn cijfer had gekregen (een 9,5 en op je diploma wordt dat natuurlijk afgerond, dus daar staat een 10!), besloot ik om mee te doen aan een wedstrijd voor het beste profielwerkstuk  van de KNAW. Helaas ben ik er te laat mee begonnen (ik moest mijn pws daarvoor uitbreiden), maar hierdoor heb ik wel iets interessants gedaan: ik heb twee overlevenden geïnterviewd. Voor het eerste interview was ik héél zenuwachtig, maar gelukkig ging het goed. Het heeft ervoor gezorgd dat ik me nog meer kon inleven in het onderwerp.

Ik denk dat ik er meer tijd in heb gestoken dan de gemiddelde vwo’er, maar dat was het me wel waard. Nogmaals: ik vond het enorm interessant om dit te onderzoeken en ik heb er veel van geleerd.
Mocht iemand overigens geïnteresseerd zijn, dan kun je mailen en stuur ik het naar je op.

Wat was het onderwerp van jouw profielwerkstuk?

De brugwup

Je ziet het al op de spandoeken boven de wegen: binnenkort beginnen de scholen weer! Lucky bastards zoals ik hebben nog een aantal weken vakantie, maar zo niet de middelbare scholieren. En zoals elk jaar zijn ze er nu ook weer: de brugwuppen.

Trillend op hun beentjes staan ze in de hal van hun nieuwe school, die zoveel groter lijkt dan de oude, vertrouwde basisschool. Hun aanblik lokt reacties uit als: ‘Waar gaat die tas met dat jongetje naar toe?’ en: ‘Ze worden elk jaar kleiner!’ In hun rugzak, volgestouwd met al hun boeken, bevindt zich een broodtrommeltje, met liefde klaargemaakt door hun moeder. Met pijn in mijn hart kijk ik naar ze. Ach gossie (ik zou zo graag in hun wangetjes willen knijpen), wat zijn ze nog onschuldig. Nog zo naïef over de harde wereld van de middelbare school.

Zo zijn we allemaal geweest. Ik weet nog wel dat ik heel erg mijn best deed om mijn moeder over te halen een Eastpak voor me te kopen (gelukt!) en geen Kipling (want dat is niet cool). Ik weet nog dat alle meisjes in de klas na één week mijn naam al kenden en ik die van hen niet. Dat ik bang was dat ik geen vrienden zou maken (is toch gelukt, check). En dan die leraren, het leken allemaal wel duivels die rechtstreeks uit de hel kwamen!

Maar het gaat over. Op een gegeven moment kom je erachter dat je toch echt wel het sociale vermogen hebt om vrienden te maken. En die leraren? Die blijken ook gewoon mensen te zijn (ja, echt waar!).

Dus als jullie één dezer dagen zo’n brugwup zien, doe dan een beetje lief tegen hem of haar. Geef ze een snoepje, aai ze over hun bolletje en vertel ze dat het allemaal goed komt.
En zeg er dan maar niet bij dat het eerste jaar het ergst is.