Mijn kant, jouw kant

‘Het maakt me niet uit aan welke kant ik slaap,’ zei ik toen ik ging samenwonen met Jeroen. Lekker boeiend. Ik ben wel neurotisch, maar zo neurotisch? No way.
Jeroen wilde natuurlijk liever aan de rechterkant slapen (links voor de kijker), want, nou ja, neuroticisme.

Zo gingen de weken voorbij en kreeg ik steeds meer slaapgebrek doordat die jongen ofwel heel vroeg uit bed ging (iets met stage, slecht excuus) ofwel heel laat naar bed ging (iets met borrels, slecht excuus).
‘Misschien kan ik tijdens die nachten beter aan de rechterkant slapen (links voor de kijker),’ zei ik tegen hem. ‘Dan heb ik geen last van je.’

Er gebeurden twee dingen:
1. Ik had alsnog last van hem (iets met licht slapen).
2. Die kant van het bed lag best wel heel erg superlekker.

Kijk, ik ben dan wel de baas, maar ook niet altijd de strengste.
‘Weet je wat,’ zei ik tegen mijn onderdaan. ‘Als jij vroeg op moet, slaap jij aan die kant en als ik vroeg op moet, dan slaap ik er.’
Hij stemde ermee in, want hij wist dat hij anders op straat moest slapen.

Maar dan komt de hamvraag: wie slaapt aan welke kant als we er allebei niet vroeg uit moeten?

Je kan het antwoord vast wel raden.

De matrassenman

Verhuizen is niet makkelijk, zeker niet als je ouders’ huis zo’n zeventig kilometer van je nieuwe kamer is verwijderd. Want hoe doe je dat met meubels? En wat te denken van het matras?

Allereerst kwamen de mannen van de Ikea de meubels brengen. Ze zouden tussen negen en één uur komen. Toen ik dat hoorde, gooide ik er een aantal scheldwoorden uit, want: ‘Dan moet ik hartstikke vroeg weg en je zult zien dat ze pas om één uur komen.’ (het is namelijk twee uur reizen voor mij met het openbaar vervoer) Maar het wonder geschiedde: ze kwamen om negen uur. Ik heb de Ikea dus in mijn hart gesloten (ook al begint het wel te vervelen als je er in drie keer in een maand bent geweest).

Maar ja, wel leuk hoor, die meubels, bank, tafel, bed. Maar wat is een bed zonder matras? Daar heb je eigenlijk niks aan, ligt niet zo lekker, alleen een lattenbodem. Dus moest er een matras komen.

Een matras van 140 bij 200 centimeter vervoer je niet zomaar even. Gelukkig bestaat er zoiets als een matrassenman. Deze meneer komt in zijn vrachtwagen naar je toe en sleept je matras zelfs nog die tachtigduizend trappen op.

Een paar dagen geleden zou hij komen, de matrassenman. Tussen acht (!!!!!!) en twaalf uur. Mensen op Twitter hadden me al gewaarschuwd: ‘Die komt om half één.’ Oké oké, het was niet zo geweldig als met de Ikea, maar hij kwam. Om half tien. In de tussentijd vermaakte ik me met afwassen (van mijn nieuwe servies, niks laten vallen!), het kapot maken van het touwtje van de lamellen (ik word ook wel eens handige Harry genoemd) en creatieve foto’s van mijn lamp maken, zoals je hierboven ziet.

Ik rende naar beneden toen ik hoorde dat de matrassenman er was. Ik vloog bijna, zo hard rende ik. Ik kon zijn vrachtwagen al zien. Met één arm leunde hij op het halfopen raampje. Diezelfde arm was versierd met een tatoeage. Ik houd niet zo van tatoeages, maar bij hem maakte het me niet uit.

Want mijn god, wat was de matrassenman knap.

Hij bracht mijn matras naar boven, die tachtigduizend trappen op (oooh, hij is nog sterk ook!), legde het matras op de lattenbodem, nam het geld aan en… ging ervandoor.

Ik vertelde erover op Twitter en ik weet niet wat voor reputatie heb, maar iedereen vroeg gelijk of ik het matras samen met hem heb uitgeprobeerd.

Sorry, ik heb mijn reputatie geen eer aangedaan.

Nu maar hopen dat de postbode in Oegstgeest een knappe jongen is.

Mijn vriendje Grote Fantasie

Ik heb een grote fantasie. Te groot eigenlijk. Nee, ik heb dit niet bij de winkel gekocht en mijn ouders hebben het me ook niet aangeleerd. Hiermee ben ik geboren en ik zal er mee moeten leven.
Eigenlijk word ik altijd wel vergezeld door mijn vriendje Grote Fantasie. In de trein, op straat en… in bed. Helaas ben ik niet gezegend met het talent om binnen vijf minuten in slaap te vallen. Grote Fantasie ligt namelijk naast me in bed en houdt me wakker.
‘Weet je nog die vrouw, die niet voor je op wilde staan in de metro?’ fluistert hij in mijn oor.
‘Daar had je wat van moeten zeggen. Waarom heb je niet gezegd dat je er niet langs kon als ze niet opstond, waarom keek je haar niet boos aan? Waarom zei je niet: ‘Dit vind ik niet netjes, mevrouw.’ Dat had je echt moeten zeggen.’
Ja ja, dat is waar, Grote Fantasie. Had ik moeten doen. Wat een stom wijf was het ook eigenlijk. Hoe durft ze niet voor me op te staan, waar slaat dat nou weer op? Zoveel moeite is het niet hoor. Train je je bilspieren waarschijnlijk ook nog mee en nou, dat had die vrouw echt wel nodig. Ja, dát had ik tegen haar moeten zeggen.
Grote Fantasie woelt door mijn haren en pakt mijn hand vast.
‘Morgen heb je dat feestje hè?’
Ik knik.
‘Dat feestje waar je niemand kent.’
Ik zucht, want ik weet al waar dit naar toe gaat.
‘Hoe ga je dat doen? Je durft toch niet op mensen af te stappen. Je zit vast de hele tijd alleen in een hoekje.’
Grote Fantasie verzint en verzint maar, totdat hij op het punt komt dat ze allemaal om me heen staan om me uit te lachen.
Ik ben het zat. Met al mijn kracht duw ik Grote Fantasie mijn bed uit.
‘Ga jij maar op de bank slapen vannacht.’
Ik draai me om en val in slaap. Morgen weer een dag.