Waarom ik de irritante huisgenoot ben

In één of ander programma, ik weet niet meer welke dus, werd er gesproken over twee soorten mensen: ’the annoying flatmate’ en ’the annoyed’. Ik val heel duidelijk in de eerste categorie. Mijn huisgenootje heeft het er maar moeilijk mee:

– Ik zing heel vaak, heel hard en heel vals mee met mijn muziek.
– Ik was nooit meteen af. Eerder ehm na een week ofzo.
– Ik ga ’s nachts minstens tachtigduizend keer naar de wc.
– Ik kom vaak ’s nachts thuis en dan doe ik het licht aan, want anders kan ik mijn deur niet open doen.
– Ze heeft me in mijn relaxkleding gezien. Mijn relaxkleding is niet charmant. Wel relaxt.
– Ik heb geen smetvrees.
– Ik douche lang.
– Ik doe het dopje op haar afwasmiddel, omdat ik neurotisch ben en niet tegen opstaande dopjes kan (en kleding tussen mijn ladekast en gordijnen die niet helemaal sluiten en rode knopjes en en en).
– Ik check tachtigduizend keer per dag of de deur wel op slot zit (nogmaals: neurotisch).

Maar ik geef geen wilde feestjes, ik heb de gang (nog) niet ondergekotst, ik neem niet elke week een andere jongen mee naar huis die dan de wcbril omhoog laat staan en ik luister geen hardcore.

Dus om van het positieve uit te gaan: het kan altijd erger.

Dingen die ik doe als mijn huisgenootje niet thuis is


Wat? Nee, die afwas staat er pas net en natuurlijk ga ik die zo meteen opruimen. Zou niet durven om dat langer dan een uur zo te laten staan, stel je voor zeg!

Uiteraard ben ik het leukste huisgenootje dat je maar kunt hebben (nee, vraag mijn huisgenoot maar niet om bevestiging). Ik was altijd meteen af, nadat ik gegeten heb (zie hierboven voor het bewijs). Elke dag poets ik twee uur lang de badkamer, zodat hij glimt als een gek. Ik kom nooit ’s nachts thuis om vervolgens het licht in de keuken aan te doen, omdat ik anders niet kan zien welke sleutel voor mijn kamer bestemd is en waar het sleutelgat überhaupt is. Perfect dus. Maar oh wee als mijn huisgenootje niet thuis is, dan ga ik helemaal los! Ik doe dan bijvoorbeeld dit:

– Tegen de douche die spontaan wisseldouches geeft schreeuwen: ‘NEE, NIET WEER HE? ALS JE NU NIET WARM WORDT, OVERLEEF IK HET NIET HOOR.’
– Mijn openingspraatje op de radio oefenen. (‘Goedemorgen, u luistert naar Nieuwsradio van 24 november.’) Die de hele tijd onderbroken wordt door wat hierboven staat.
– Tegen mezelf praten. Heel veel tegen mezelf praten.
– Meezingen. Heel hard meezingen met hele foute nummers (nee, het is dan ook weer niet dusdanig erg dat ik met Volendamse nummers ga meezingen, no worries).
– Denk ik als mijn huisgenootje thuis is nog wel eens: goh, dit is al de vijfde keer in een uur dat ik naar de keuken ga, laat ik daar maar geen zes keer van maken. Maar als ze niet thuis is, is het eerder: goh, dit is al de vijfde keer in tien minuten dat ik naar de keuken ga (nee joh, ben geen vreetzak), dan kan een zesde keer er ook wel bij.
– De laptop naar de keuken verplaatsen, omdat ik per se mijn Spotifymuzieklijst wil luisteren tijdens het afwassen (afwassen zonder muziek is saaaaai) en juist dat ene liedje wat ik al tachtigduizend keer gedraaid heb niet op mijn telefoon staat. En dat je huisgenootje dan opeens thuis komt en er eerst nog vijf minuten overheen gaan, voordat je beseft dat de muziek nog aanstaat en het vast raar overkomt dat je laptop op de grond in de keuken staat.
– Met ontploft haar, mascararesten onder mijn ogen, tandpasta op mijn wang, een half geknoopte blouse en mijn relaxbroek aan naar de badkamer sloffen.
– Ik zet wel eens een bord of iets dergelijks op haar kant van het aanrecht (watch out, we got a badass over here).

Gelukkig weet mijn huisgenootje dit niet, behalve dat met die laptop in de keuken dan. En ik zou het heel erg waarderen als jullie het niet doorvertellen. Alvast bedankt.

Terug naar Oegstgeest: de complicaties van het op kamers wonen

Inmiddels woon ik meer dan twee maanden op kamers in Oegstgeest en ik heb gemerkt dat dat ook wel eens problemen oplevert. Een overzicht (en er zijn er waarschijnlijk nog meer die ik vergeet):

– Ik  heb oneindig veel kledingproblemen. Binnen heb ik het koud, buiten ook, totdat ik op de fiets stap, dan krijg ik het ontiegelijk warm. Tot een paar weken geleden droeg ik nog mijn zomerjas (nu mijn tussenjas, ik snap mensen niet die geen tussenjas hebben, een winterjas is nu toch te warm? En bovendien is tussenjas een leuk woord, dus dat lijkt me wel reden genoeg.) en op de fiets deed ik die niet dicht en dan kijken mensen je raar aan. Zeker als je dan nog wel een sjaal draagt, omdat je verkouden was (nee, ík ben niet degene die raar is). Daarnaast heb je nog het welkekledingmoetikmeenemennaarmijnoudersenwelkeweerterugnemenprobleem. Dit probleem is vooral groot als ik op zaterdag uitga, omdat al mijn leuke kleding natuurlijk in Oegstgeest ligt. En natuurlijk het altijd terugkerende probleem van watmoetikvandaagweeraan. Zucht. Het leven van een oppervlakkig meisje is zo zwaar.
– Ik heb een douche die uit zichzelf wisseldouches geeft. Zo. Ontzettend. Fijn.
– Dat je uit het raam kijkt en dan je halfnaakte overbuurman ziet. Ik zal je zeggen: dit was niet de manier waarop ik mijn overbuurman graag had willen leren kennen.
– Wat moet ik vanavond nou weer gaan eten?
– Er is niemand die mijn zooi opruimt. Zo flauw.
– Een koffer en het openbaar vervoer gaan niet goed samen. En er is ook niet één galante jongeman geweest die mijn koffer de trap af heeft gedragen (wat ik ook niet zou accepteren, omdat ik bang ben dat hij met mijn koffer ervandoor gaat, maar het gaat om het idee, mensen).
– Fietsen in de regen en dat je dan geen paraplu kunt gebruiken, omdat het te hard waait daarvoor en dat je dan haast hebt en mensen die supersloom fietsen en stoplichten die zodra ze jou zien op rood gaan enzo. Of nog erger: dat je hardop wil zingen, maar dat er net iemand achter je fietst! (en nee, ik ga de ochtend van die mensen niet verpest met mijn valse stem, zo gemeen ben ik nou ook weer niet)
– Dat ze zomaar geld van je rekening afhalen onder het mom van ‘De huur moet ook betaald worden’. Nou ja zeg. Het gore lef!
– Altijd teveel dan wel te weinig rijst koken.
– Dat er een houdbaarheidsdatum op eten zit en dat die natuurlijk altijd te vroeg is.
– Om twee uur ’s nachts je deur proberen open te maken zonder je huisgenootje wakker te maken (dus zonder het licht in de keuken aan te doen, dit is praktisch onmogelijk).  Natuurlijk stoot je dan net weer tegen het één en ander aan en valt er van alles om.

Maar ondanks al deze supergrote problemen is het gelukkig toch wel leuk!

Terug naar Oegstgeest: this is my crib, roomraiders, wanna come in?

Nou, daar is die dan: de langverwachte roomtour. Ik kan jullie alvast vertellen dat ik niet voor jullie heb opgeruimd. Sorry.

Ik heb jullie wel in de maling genomen met bovenstaande foto he? ‘Huh, is dat vreselijke geval Laura’s kamer?’ Nee, thank god niet. Voordat ik over ga naar de after-foto’s (dit was dus duidelijk een before-foto’s) een aantal weetjes omtrent mij en mijn kamer:

1. Ik houd niet van biggetjesroze.
2. Mijn kamer was eerst biggetjesroze.
3. Het is lastiger dan je denkt om over biggetjesroze te verven met wit.
4. De vorige bewoonster had nog nooit van schoonmaken gehoord.
5. Ja, ik wel. Soort van.
6. Mijn kamer is 21 vierkante meter.
7. Ik heb een balkonnetje dat ik moet delen met de buurvrouw. Ik heb hem niet op de foto gezet, want hij is zo klein dat je hem niet kunt zien. Nee oké, dat is niet waar. Er past een stoel op. Maar daar is alles ook mee gezegd.
8. Ik heb zilvervisjes, een dode spin en een enkele vlieg als huisdieren gehad, maar die zijn nu verdwenen.
9. Genoeg feitjes, op naar de foto’s!

Wat u hierop kan zien: mijn kledingrek (ja, hij is scheef, maar dat is artistiek en heeft niks met mijn twee wel heel erg linkerhanden te maken), een bescheiden schoenencollectie voor een meisje, een twijfelaar, een poster van Flow Magazine en jawel: een BLAUWE muur. Weg met biggetjesroze, blauw is de kleur! Of nou ja, de Gamma noemde de kleur ‘Tibet’, maar ik vind het gewoon blauw hoor.


Wat u hierop kan zien: mijn ladekast, waar mijn modieuze outfits opgeborgen liggen. Mijn spiegel, die nog opgehangen moet worden aan de deur. En voor de rest: troep, heel veel troep (dingen zoals een fietspomp, een schaar, glitterzonnebrandcrème, twee muntstukken van vijftig cent en natuurlijk één of ander draadje voor mijn mobiel). Zoals ik al zei: ik heb niet voor jullie opgeruimd.


Wat u hierop kunt zien: mijn nog wel erg lege boekenkast Billy (geloof ik of een andere Zweedse naam), mijn bureau en mijn ikbendebaasbureaustoel.


Wat u hierop kunt zien: de kapstok, mijn wereldberoemde trenchcoat en mijn tasje Gerrit.


Wat u hierop ziet: Tibet! Mijn uitschuifbare eettafel met mijn niet-officiële eetstoelen (die moeten nog gekocht worden), een poster die verdomme de hele tijd valt en voor de rest trrrrrrroep.


Wat u hierop ziet: een tafeltje, een (slaap)bank, mijn van Gogh (oké oké, hij is niet echt) en vanzelfsprekend: troep.

Goed, dat was mijn kamer. En nu mijn huis uit!

Terug naar Oegstgeest: de eerste 24 uur


Ja, hij is schuin, maar dat is artistiek ofzo. Of luiheid. Nee, nee, dat vast niet.

Maandagavond. Mijn Mutti en ik slepen mijn spullen naar boven (lang leve wonen op driehoog). En wanneer mijn moeder vertrokken is, is het echt zo ver: ik woon op mezelf.

De eerste nacht heb ik overleefd en dat wil heel wat zeggen. Ik heb namelijk een kledingrek naast mijn bed (zie foto) en die is ’s nachts maar liefst twee keer in elkaar gestort, half bovenop mij. Maar dat overleefde ik dus. Je zult de rest van het verslag moeten lezen om erachter te komen of ik de rest van de dag ook overleefd heb, want geloof me: dat zou een wonder zijn.

Ik fixte internet (erg belangrijk voor een dagelijkse blogger) en de dag erna werd ik wakker (‘Serieus?’). Ik ontbeet en daarna kwam alweer de volgende uitdaging: fietsen naar Leiden voor een interview voor studenten.net. Nu moet u weten dat ik in Oegstgeest woon en dat het vijf kilometer is. Dat is echter niet het probleem. Het probleem is de weg vinden. Maar ik kan u blijde mededelen dat het me gelukt is zonder te verdwalen, maar dat is alleen omdat ik de busroute gevolgd heb en niet de korte en snellere route die ik dus niet weet.

Na een dag niet op mijn kamer geweest te zijn kwam ik er rond een uur of vijf weer aan (wederom zonder te verdwalen). Wat moet je dan doen? Juist. Boodschappen.

Ik had het gevoel alsof heel de supermarkt door had dat ik voor het eerst boodschappen voor mezelf deed. Zelfs de caissière keek me aan van: ‘Nou Laura, jij bent duidelijk nieuw hier.’ Maar ook dit is gelukt (schouderklopje voor mezelf).

Daarna ging het mis. Er kwam een vriendin eten. Ben ik bij mijn ouders een kookplaat gewend, heb ik hier een fornuis. Met hulp van die vriendin ging dat nog goed. Maar toen…

Ik ging paprika snijden. Ik had er nog amper in gesneden toen ik een pijnscheut voelde. In mijn duim. Of eerder gezegd, in wat ooit mijn duim was. Ik keek naar beneden en daar lag mijn voormalige duim dan. Bij het zien van al het bloed viel ik flauw. Of ik wakker ben geworden? Dat is voor jou een vraag en voor mij een weet…

De matrassenman

Verhuizen is niet makkelijk, zeker niet als je ouders’ huis zo’n zeventig kilometer van je nieuwe kamer is verwijderd. Want hoe doe je dat met meubels? En wat te denken van het matras?

Allereerst kwamen de mannen van de Ikea de meubels brengen. Ze zouden tussen negen en één uur komen. Toen ik dat hoorde, gooide ik er een aantal scheldwoorden uit, want: ‘Dan moet ik hartstikke vroeg weg en je zult zien dat ze pas om één uur komen.’ (het is namelijk twee uur reizen voor mij met het openbaar vervoer) Maar het wonder geschiedde: ze kwamen om negen uur. Ik heb de Ikea dus in mijn hart gesloten (ook al begint het wel te vervelen als je er in drie keer in een maand bent geweest).

Maar ja, wel leuk hoor, die meubels, bank, tafel, bed. Maar wat is een bed zonder matras? Daar heb je eigenlijk niks aan, ligt niet zo lekker, alleen een lattenbodem. Dus moest er een matras komen.

Een matras van 140 bij 200 centimeter vervoer je niet zomaar even. Gelukkig bestaat er zoiets als een matrassenman. Deze meneer komt in zijn vrachtwagen naar je toe en sleept je matras zelfs nog die tachtigduizend trappen op.

Een paar dagen geleden zou hij komen, de matrassenman. Tussen acht (!!!!!!) en twaalf uur. Mensen op Twitter hadden me al gewaarschuwd: ‘Die komt om half één.’ Oké oké, het was niet zo geweldig als met de Ikea, maar hij kwam. Om half tien. In de tussentijd vermaakte ik me met afwassen (van mijn nieuwe servies, niks laten vallen!), het kapot maken van het touwtje van de lamellen (ik word ook wel eens handige Harry genoemd) en creatieve foto’s van mijn lamp maken, zoals je hierboven ziet.

Ik rende naar beneden toen ik hoorde dat de matrassenman er was. Ik vloog bijna, zo hard rende ik. Ik kon zijn vrachtwagen al zien. Met één arm leunde hij op het halfopen raampje. Diezelfde arm was versierd met een tatoeage. Ik houd niet zo van tatoeages, maar bij hem maakte het me niet uit.

Want mijn god, wat was de matrassenman knap.

Hij bracht mijn matras naar boven, die tachtigduizend trappen op (oooh, hij is nog sterk ook!), legde het matras op de lattenbodem, nam het geld aan en… ging ervandoor.

Ik vertelde erover op Twitter en ik weet niet wat voor reputatie heb, maar iedereen vroeg gelijk of ik het matras samen met hem heb uitgeprobeerd.

Sorry, ik heb mijn reputatie geen eer aangedaan.

Nu maar hopen dat de postbode in Oegstgeest een knappe jongen is.

Fictief interview met mijn kamer

Na de zomer verhuis ik naar een nieuwe kamer in Oegstgeest. Nu ik hier nog woon, leek het me een goed idee om een keer het gesprek aan te gaan met mijn oude kamer.

Slechte ideeën heb ik toch.

Ik deed de deur van kamer open en zei: ‘Goeeeeeeeeedemorgen!’
‘Hoi.’ klonk het dof.
Ik haalde mijn wenkbrauwen op.
‘Alles goed?’
Mijn kamer keek me niet aan toen hij antwoordde.
‘Ach ja, wat is goed? Met jou gaat het blijkbaar wel goed.’
‘Ja, dat klopt. Vind je dat erg dan?’
Mijn kamer ging met zijn rug naar mij toe zitten.
‘Ja…’ klonk het zacht.
Ik ging naast hem zitten en sloeg mijn arm om hem heen. Gelukkig sloeg hij die niet weg, zoals ik eigenlijk verwacht had.
‘Wat is er dan, lieverd?’
Hij haalde zijn schouders op.
‘Ik vind het niet leuk dat je me in de steek laat.’
Verontwaardigd stond ik op.
‘Wat? Waar heb je het over? Dat ik naar Oegstgeest ga?’
Mijn kamer knikte.
‘Ja. Je hebt een nieuwe kamer gevonden. Je hebt het er de hele tijd over hoeveel groter en leuker hij is dan ik. En hem ga je veel meer zien. Ik voel me achtergesteld.’
Ach, arm kamertje van mij. Ik had er geen idee van dat hij zo verdrietig was.
‘Oh liefje, maar jij blijft toch altijd mijn eerste kamer? Ik woon al mijn hele leven in je, je denkt toch niet dat onze liefde niets meer voor me betekent, alleen maar omdat ik naar een ander ga? En bovendien kom ik terug in het weekend, dan heb ik alle tijd voor je.’
Ik bood hem een glaasje roosvicee aan.
‘Het komt wel goed, schatje.’

Maar toen ik daarna even naar beneden ging, hoorde ik hem toch nog zacht snikken.

Wat ik heb geleerd van twee dagen verven


Voor: biggetjesroze. 


Na: Tibet (blauw dus). De rest van mijn kamer is overigens wit. 

Zoals je misschien wel weet, ga ik op kamers. Dat gaat helaas zomaar niet. Er zijn van die pietlutterige dingen die je moet doen, zoals de stufi omzetten naar uitwonende studiefinanciëring (daar heb ik geen problemen mee), meubels kopen en… muren verven.

Dat laatste heb ik twee dagen gedaan samen met meine Mutti und mein Bruder. Ik zal mijn bevindingen aan de hand hiervan met jullie delen, want de wijsheid die ik hierdoor heb opgedaan moet met de hele wereld gedeeld worden.

– Mijn plan B wordt geen carrière als muurschilder. Ook niet plan C of D. Twee dagen schilderen vind ik meer dan genoeg voor de rest van mijn leven. Of zoals mijn broer het zei: ‘Laura heeft een aparte manier van verven.’ Dat is niet handig in die business.
–  Het is moeilijker om wit over een lichtroze muur te verven dan je denkt. En: je krijgt vanzelf een hekel aan de kleur lichtroze (als je dat al niet had).
– De kleur Tibet is blauw (zie foto), niet rood, wat logischer zou zijn. Sowieso is de Gamma geniaal in het bedenken van rare namen voor kleuren (Zo was er ook de kleur ’tandenborstel’. Juist…).
– Ren na afloop snel naar de auto, want je gezicht en haren zitten onder de witte stipjes. Voor je het weet, sta je bekend als ‘de gek van Oegstgeest’.
– Verf geen zwarte tekst op de muur, ook al is het van Winnie de Poeh (de vorige bewoonster moest het overschilderen, maar nu zit er een lichte plek op de muur en overschilderen werkt niet. Oh en ik vind Winnie de Poeh heel leuk hoor, maar lichtroze muren niet). Overigens zie je die plek nu (gelukkig) niet meer zo goed, maar het blijft irritant!
– Het is het beste om die lelijke, oranje sokken aan te trekken, want Nederland is toch al uit het EK en waarom zou je ze anders aantrekken?
– Zelfs de muziek van Frank Sinatra maakt verven niet leuk.

Volgende stap: schoonmaken. Ik ben benieuwd wat dat voor wijze inzichten oplevert.