Mijn kant, jouw kant

‘Het maakt me niet uit aan welke kant ik slaap,’ zei ik toen ik ging samenwonen met Jeroen. Lekker boeiend. Ik ben wel neurotisch, maar zo neurotisch? No way.
Jeroen wilde natuurlijk liever aan de rechterkant slapen (links voor de kijker), want, nou ja, neuroticisme.

Zo gingen de weken voorbij en kreeg ik steeds meer slaapgebrek doordat die jongen ofwel heel vroeg uit bed ging (iets met stage, slecht excuus) ofwel heel laat naar bed ging (iets met borrels, slecht excuus).
‘Misschien kan ik tijdens die nachten beter aan de rechterkant slapen (links voor de kijker),’ zei ik tegen hem. ‘Dan heb ik geen last van je.’

Er gebeurden twee dingen:
1. Ik had alsnog last van hem (iets met licht slapen).
2. Die kant van het bed lag best wel heel erg superlekker.

Kijk, ik ben dan wel de baas, maar ook niet altijd de strengste.
‘Weet je wat,’ zei ik tegen mijn onderdaan. ‘Als jij vroeg op moet, slaap jij aan die kant en als ik vroeg op moet, dan slaap ik er.’
Hij stemde ermee in, want hij wist dat hij anders op straat moest slapen.

Maar dan komt de hamvraag: wie slaapt aan welke kant als we er allebei niet vroeg uit moeten?

Je kan het antwoord vast wel raden.

We hebben allemaal last van hallucinaties

Het was drie over drie ’s nachts. Ik schrok wakker. Shittttttttttttt, ik was in slaap gevallen op mijn stage. Zou ik er nog wel uit komen of waren de deuren op slot? Ik stond op. Ongelooflijk dom van me om in slaap te vallen. Ik liep heen en weer.

Door mijn kamer.

Ik was namelijk bij mijn ouders, niet in de kantoren van het Letterkundig Museum. Het besef kwam en ik ging maar weer liggen.

Zo ergens bij half-slaap krijg je ze: hallucinaties. Je grijpt naar je mobieltje, omdat je zeker weet dat je vriendje je een bepaald whatsappje had gestuurd (is mij overkomen), maar je kan hem helemaal niet vinden. De verwarring neemt toe en dan volgt het besef: het was een droom.

Halfslaap, noem ik het maar even. Net zoals dat gevoel dat je valt, terwijl dat helemaal niet kan, want je ligt gewoon in je bedje. Je zou het kunnen beschrijven met wat Todorov (schrijver/wetenschapper) het fantastische noemde: de twijfel tussen het één of het andere. Was het nou een droom of is het werkelijkheid?

Rare momenten zijn dat altijd. Je gaat bijna twijfelen aan je eigen mentale vermogens (mijn moeder noemde me gek toen ik het inslaapvallenopstageverhaal vertelde, moet zij zeggen!). Maar vrees niet: we hebben er allemaal last van en zijn net zo gek als jij. Oké bijna net zo gek.

(of ben ik stiekem toch de enige die hier last van heeft?)

Mijn vriendje Grote Fantasie

Ik heb een grote fantasie. Te groot eigenlijk. Nee, ik heb dit niet bij de winkel gekocht en mijn ouders hebben het me ook niet aangeleerd. Hiermee ben ik geboren en ik zal er mee moeten leven.
Eigenlijk word ik altijd wel vergezeld door mijn vriendje Grote Fantasie. In de trein, op straat en… in bed. Helaas ben ik niet gezegend met het talent om binnen vijf minuten in slaap te vallen. Grote Fantasie ligt namelijk naast me in bed en houdt me wakker.
‘Weet je nog die vrouw, die niet voor je op wilde staan in de metro?’ fluistert hij in mijn oor.
‘Daar had je wat van moeten zeggen. Waarom heb je niet gezegd dat je er niet langs kon als ze niet opstond, waarom keek je haar niet boos aan? Waarom zei je niet: ‘Dit vind ik niet netjes, mevrouw.’ Dat had je echt moeten zeggen.’
Ja ja, dat is waar, Grote Fantasie. Had ik moeten doen. Wat een stom wijf was het ook eigenlijk. Hoe durft ze niet voor me op te staan, waar slaat dat nou weer op? Zoveel moeite is het niet hoor. Train je je bilspieren waarschijnlijk ook nog mee en nou, dat had die vrouw echt wel nodig. Ja, dát had ik tegen haar moeten zeggen.
Grote Fantasie woelt door mijn haren en pakt mijn hand vast.
‘Morgen heb je dat feestje hè?’
Ik knik.
‘Dat feestje waar je niemand kent.’
Ik zucht, want ik weet al waar dit naar toe gaat.
‘Hoe ga je dat doen? Je durft toch niet op mensen af te stappen. Je zit vast de hele tijd alleen in een hoekje.’
Grote Fantasie verzint en verzint maar, totdat hij op het punt komt dat ze allemaal om me heen staan om me uit te lachen.
Ik ben het zat. Met al mijn kracht duw ik Grote Fantasie mijn bed uit.
‘Ga jij maar op de bank slapen vannacht.’
Ik draai me om en val in slaap. Morgen weer een dag.

Tien tips om een saai college (of les) door te komen

Sommige colleges zijn echt ronduit saai. Je opleiding kan nog zo goed bij je passen, aan saaie colleges ontkom je niet. ‘Help, wat moet ik doen?’ is misschien een vraag die je aan mij wil stellen. Ik, Laura de wijze, heb een antwoord. Tien dingen om te doen tijdens saaie colleges (of lessen, als je nog op de middelbare school zit):

1. Gesprekken in collegeblok.
Ik heb een keer het halve college een gesprek gehad in het collegeblok van een studiegenootje over een medestudent die de hele tijd irritant intelligente vragen stelde, het aankomende tentamen en nog meer gezeur. Dit is tevens een manier om papierverspilling mogelijk te maken.

2. Tekenen op de tafel.
De meeste tafeltjes in de grote collegezalen in Leiden zijn wel bekladderd door studenten die zich verveelden. Wees actief en voeg er iets aan toe! Enkele suggesties: de relieken van de dood (Harry Potter), je telefoonnummer, de naam van je dispuut of bloemetjes. En alsjeblieft, kom niet aan met de standaard tekening van een piemel (afgezaagd).

3. Docenten natekenen.
Op de één of andere manier hebben docenten altijd opmerkelijke gezichtstrekken dan wel lichaamsomtrekken. Ideaal om een karikatuur van te tekenen. Of begin een wedstrijd: wie kan de vervelendste docent het beste natekenen?

4. Smsen.
Smsen is één van die noodzakelijke dingen. Die laatste roddel naar je beste vriendin, een liefdesverklaring naar je vriend of de vraag aan je moeder waar dat ene shirt nou ligt. Je hebt een abonnement en daar moet je ten volste benut van maken, toch? En wanneer kan dat nou beter dan tijdens een saai college?

5. Laptop meenemen.
Een laptop tijdens college is handig. Het maakt niet uit of je pen leeg is, je hoeft je aantekeningen later niet meer over te typen en het helpt tegen de verveling. Je kan spelletjes spelen, facebooken, twitteren of mijn blog bezoeken natuurlijk ;).

6. Je haar vlechten.
Altijd maar los haar of in een staart. Bijna net zo saai als het college. Doe iets anders en ga je haar vlechten! Is je haar te kort? Kijk dan die ene jongen met het lange haar even lief aan. Mag vast.

7. Irritante vragen stellen aan de docent.
‘Ik begrijp het niet. Kunt u het uitleggen? Ik begrijp het nog steeds niet.’ ‘Maar wáárom zit dat dan zo?’ ‘Mag ik even naar de wc?’ ‘Waar heeft u die broek gekocht?’ ‘Bent u getrouwd?’ ‘Mag ik uw telefoonnummer en handtekening?’ Leef je uit.

8. Een briljante uitvinding doen.
De briljantste uitvindingen worden gedaan op onbewaakte momenten. In bed, tijdens de afwas. Misschien heeft Einstein zijn revaliteitstheorie wel bedacht toen hij op de wc zat. Dus grijp deze kans en bedenk iets briljants of los een wereldprobleem op. Het is één stap richting de Nobelprijs!

9. Ouderwets boter, kaas en eieren doen met je buurman/buurvrouw.
Of kamertje verhuren. Maar dat zijn natuurlijk de traditionele spelletjes. Verzin iets anders. Doe Lingo (kun je alvast oefenen voor de uitzending) of neem de Monopoly-doos mee. Scrabbelen kan natuurlijk ook.

10. Slapen.
Het leven van een student is zo makkelijk nog niet. College volgen, artikelen doornemen, boeken lezen (in mijn geval), borrelen, feesten. Dit zorgt voor constante vermoeidheid. Als je de kans krijgt om daar iets aan te doen, dan moet je die grijpen ook. Dit is vooral handig voor degene die aan insomnia lijdt, want sommige colleges zijn zo saai dat je er spontaan van in slaap valt.

Eigenlijk mag ik deze tips helemaal niet geven. Dus doe maar net alsof je ze niet gelezen hebt. Want natuurlijk let ik zelf ook altijd heel goed op tijdens college. Ik doe actief mee en zit nooit op Facebook en smsen doe ik al helemaal niet! Dus alsjeblieft, volg mijn goede voorbeeld. Ik ben een brave student (hoor ik daar iemand kuchen?). Echt waar.