Mijn gedachten tijdens het fietsen van Oegstgeest naar Leiden

Oh god nee, het regent toch niet he? Zal ik mijn tussenjas of mijn winterjas aantrekken? Het is volgens mij best koud. Ja, maar als ik dan weer ga fietsen, krijg ik het superwarm. Ja maaaaaar, het regent. Helemaal niet, dat was schijn! Nou oké, dan doe ik mijn leren jasje wel aan.
Oké, welk liedje zal ik luisteren? Nah, Candy van Robbie Williams heb ik al te vaak gehoord. Hmm, even kijk-, kut, donder bijna van de trap af. Voor je kijken, Laura. Oké, ik doe dat liedje wel.
Aaaaaah, het is zo koud, ik ga dood en dan zeggen ze: ‘Oh god nee, waaraan is Laura overleden?’ ‘Ja, aan de kou, ze kon het niet meer aan.’ Lekker is dat. Alsnog beter dan door een föhn, dat wel. Of een ingeslikte pen.
Zal ik mijn handschoenen aan doen? Nee, dan moet ik ze heeeeeeelemaal zoeken in mijn tas en shit, ik moet echt weg nu, maar ja, dan heb ik wel hele koude handen en dat is echt niet leuk en kut, moet echt weg. Oooh, waarom werkt dat slot niet mee?
Goed, ik zit op de fiets. Ein-de-lijk. Oh god, dat was al bijna mijn eerste ongeluk voor vandaag. Waarom letten mensen nooit op? Ah mooi, het stoplicht staat op groen, kom op Laura, gebruik die beentjes van je, even hard fietsen en dan is het… weer rood. Fijn. Net nu ik al aan de late kant ben. Ja nee, laat de mensen aan de overkant maar eerst voorgaan. En de mensen van links en rechts ook. Heb alle tijd. Echt helemaal niets te doen. Nee, geef ons maar geen groen, is nergens voor nodig. GROEN YES! Even die slome mevrouw inhalen. Nou nou mevrouwtje, hoef je me niet zo boos aan te kijken, U BENT DEGENE DIE ZO FUCKING SLOOM GAAT. Waag het niet om me straks in te halen.
Waarom staat er hier altijd zoveel wind? Argh, mijn haar zat net goed. HALLOOOOO, IK HEB VOORRANG. Oké, misschien niet, maar toch. Was bijna dood geweest hoor, stomme auto.
Serieus, waarom gaan die stomme middelbare scholiertjes altijd breeduit naast elkaar fietsen en dan supersloom, ik zweer dat ze dat expres doen. TRING TRING. Zo, die ben ik voorbij. Woooow pas op, ontwijk de regenplas! Oh, die blaadjes zijn echt wel mooi eigenlijk. Al die kleuren…
Aaaaaah bijna tegen die meneer opgebotst. Niet zo boos kijken, meneertje, ziet u die blaadjes dan niet? Oh, u heeft haast. Ja, anders ik wel! Wacht, over een klein stukje komt er een klok. Wat? Ik heb nog een kwartier? Hoe kan dat nou? Ik dacht dat ik te laat zou komen. Oké, dan doe ik wel lekker rustig aan. Bah, dit is echt een stom nummer. Mijn handen bevriezen.
Ik moet echt een brommer kopen. Maar ik heb geen geld voor een brommer. Het is slecht voor het milieu, Laura. En fietsen is goed voor je. Gezond enzo. Hoe denk je anders nog chocoladekruidnoten te kunnen eten? Het is maar een kwartiertje. Ja, maaaaaar het waait zo hard en ik vind de route nu al saai en – niet zeuren. Je bent er bijna.
He he, ik ben er. Nu nog kijken of ik mijn fiets ergens kan plaatsen in het rek. Er is hier ook nooit plaats. Oh. Toch wel.

Voor de rest ben ik dol op fietsen en ook heel vrolijk tijdens het uitvoeren van deze bezigheid hoor!

(ik heb besloten om voortaan op vrijdagnacht en dinsdagnacht geen blogjes meer te plaatsen, dus niet schrikken!)

‘Wat moeten ze wel niet van me denken?’

Er is een eigenaardig fenomeen waar we allemaal last van hebben: we zijn enorm egocentrisch. Dat is ook logisch: jij bent toch de persoon met wie je je hele leven opgescheept zit, waarom zou je niet zo vaak aan jezelf denken? Maar wat we niet beseffen is dat dus ie-de-reen egocentrisch is (ja, zelfs moeder Theresa was dat).

Je loopt op straat in je lievelingsshirt, kijkt omlaag en ziet: een enorme vlek. Het ziet er werkelijk niet uit. Maar je kan niet meer terug naar huis, je moet echt naar je afspraak en oh mijn god, wat moet iedereen wel niet denken. De hele dag kijk je ofwel angstig om je heen (‘Nu denkt iedereen dat ik een smeerkees ben die zijn kleding niet wast en dat ik onverzorgd ben en en en.’) of beschaamd naar de grond.
Maar tot je verbazing zegt niemand er wat van. Je collega’s, vrienden, familie, niemand valt het op. Hoe kan dat nou?

Het is winter. De fietspaden lijken wel ijsbanen. Terwijl je het schoolplein zo voorzichtig mogelijk oprijdt, knijp je hard in je stuur (alsof dat helpt), maar je voelt je banden slippen en voor je het weet, lig je op de grond met een lachsalvo van heel het schoolplein galmend in je oren. Echt gênant. En de jongen/het meisje dat jij leuk vindt, lacht nog het hardst van iedereen. Dagenlang negeer je hem/haar, totdat je eindelijk weer de moed hebt om wat te zeggen.
‘Stom he, dat ik viel? Deed best wel pijn, maar zag er vast grappig uit haha.’
Je crush (stom woord, maar bij gebrek aan een ander woord) kijkt je raar aan.
‘Eh waar heb je het in hemelsnaam over?’
Huh, hoe kan dat nou?

Nou, simpel. Niet iedereen is zoveel met jou bezig als jijzelf. Iedereen denkt aan zichzelf en hoe zij op anderen overkomen, terwijl anderen dus ook zo denken (die zin klopt niet helemaal, maar jullie snappen wat ik bedoel). Het moraal van dit verhaal? Maak je niet zo druk om wat anderen over je denken. De kans is groter dat ze helemaal niet aan je denken.

(en dat klinkt misschien ook negatief, maar jullie snappen wat ik bedoel)

Mijn gedachten als ik op de bus wacht

 

Hmm, is de bus er al? Nee, oké, goed. Waarom gaat het nou altijd regenen als ik mijn paraplu nét niet bij me heb? Ik hoop dat er niemand op het bankje zit. Shit. Wel dus. Ja hallo, ik heb net mijn haar gewassen, waarom gaat het nou regenen? Stop met regenen, regen!

Wanneer komt die bus? Het is kouuuuuud. Waar is mijn ovchipkaart, dan pak ik die alvast. Oh nee, dat meen je niet… K u t. Ja shit, dan moet ik weer terug naar huis en dan mis ik de bus en de metro en de trein en dan kom ik te laat en dan moet ik als een debiel naar college sprinten en dan kijkt iedereen me raar aan en dan krijg ik het veel te warm en- oh, daar is mijn ovchipkaart.

Oh shit, nee, waarom komt *persoondieikkenmaarnietaardigvind* nou? Moet ik ‘Hoi!’ zeggen? Ik zeg alleen ‘Hoi!’ als hij/zij het ook zegt. Oké, kijk naar de grond. Oh gelukkig, hij/zij gaat aan de andere kant staan.

Serieus, wanneer komt die bus nou? Straks mis ik mijn trein. Busje komt zo, busje komt zo. Hoe ging dat liedje ook alweer verder?

He bah, er gaat iemand roken. Ga dat lekker ergens anders doen ofzo. Straks stink ik naar de rook en mijn haar ook en mijn haar is al verpest door de regen en argh.

BUUUUHUUUS, waar blijf je nou? Kom op, ik heb het koud.

Oh, daar komt hij.  He he. Eindelijk.

Conclusie: ik ben niet op mijn vrolijkst wanneer ik op de bus aan het wachten ben.

Hebben jullie wel diepzinnige gedachten als jullie aan het wachten zijn?

Drie veelvoorkomende gedachten bij een meisje

Als een jongen in het hoofd van een meisje kon kijken, zou hij zich kapot schrikken. Dit zijn namelijk het soort gedachten die rondspoken in het hoofd van een meisje:

1. Wat moet ik aan doen? Oh nee, ik heb helemaal geen kleding in mijn kast! Dit shirt draag ik al zo vaak. Deze broek maakt me dik. Dit jurkje is uit. Wat moet ik aan doen? Wacht, ik weet het al. Ik doe gewoon dat rokje aan met dit topje. Ja. Even aantrekken. Zo, ik ga maar naar beneden. Nee wacht, nog even in de spiegel kijken. Oh nee, het ziet er niet uit. Ik kan dit echt niet aantrekken. Wat moet ik aan doen? Jaaa, ik doe mijn nieuwe T-shirt aan! Nee wacht, dat is veel te koud.
*eenhalfuurlater*
Shit, ik ben te laat. Ik trek dit wel aan.

2. Zou hij me leuk vinden? Hij kijkt wel soms naar me. En hij heeft een keer mijn boek aan me gegeven toen ik het liet vallen. Ja, zeker weten. Hij vindt me leuk. Kan niet anders. Of… Hij kijkt ook best veel naar mijn beste vriendin. Zij is ook veel knapper. Alle jongens vinden haar leuk. Waarom vindt niemand mij eens een keer leuk? Zij krijgt ook alle jongens. Maar ik weet niet. Gisteren keek hij wel twee keer naar me. Misschien vindt hij me toch leuk… Nee, nee, dat kan niet. Waarom zou hij me leuk vinden? Of toch wel…

3. Oh nee. Ik begin echt een buikje te krijgen. En moet je mijn armen zien! Ik heb al zoveel pukkels en dan komt er nog één bij. Ik haat mijn haar, het zit echt stom. Ik zou willen dat ik er net zo uit zag als dat ene meisje. Zij heeft echt een mooi figuur. Moet je mijn lichaam dan zien. Net een propje. Ik zou willen dat ik lange wimpers had. Waarom ben ik niet vijf kilo lichter? Ik wil langer zijn.

Natuurlijk hebben we ook hele diepzinnige gedachten, maar ik denk dat elk meisje wel eens zo denkt. Misschien is het maar beter ook dat jongens het niet weten…

Nobody knows what you know

Laatst was ik bij de Poetry International Festival in Rotterdam. Ik heb daar twee masterclasses gevolgd, waaronder één van Robert Hass. Hij was jarenlang de poet laureate (dichter des vaderlands) van de Verenigde Staten én heeft de Pulitzer Prize gewonnen. Het was een inspirerende masterclass, waaruit ik verschillende inzichten heb kunnen halen. Over één daarvan wil ik het nu gaan hebben.

Meneer Hass, een vrolijke, oude man met een rode neus, zei op een gegeven moment: ‘Nobody knows what you know, unless you write it down.’
Dus niemand weet wat jij weet (of denkt of ziet), tenzij je het vertelt. Natuurlijk, er valt veel te raden. Door non verbale communicatie bijvoorbeeld. Maar hoe weet je eigenlijk zeker of datgene wat jij denkt (voorbeeld: je denkt dat je beste vriend(in) verdrietig is) ook echt zo is? Misschien is die vriend of vriendin wel diep van binnen kwaad, ook al staat het gezicht droevig. En die ene klasgenoot, die altijd zo vrolijk is: dat zou ook een masker kunnen zijn. Dat weet je niet. Je kunt raden, je kunt gokken, maar totdat diegene zegt: ‘Ik ben verdrietig.’, weet je het niet honderd procent zeker.

En dat is lastig. Want soms durf je het niet te vertellen en wil je eigenlijk dat mensen het gewoon aan je kunnen zien dat je ergens mee zit. Maar de waarheid is vaak: ze zien het niet. Dus als je hulp nodig hebt, moet je er gewoon om vragen.
En aan de andere kant is het ook moeilijk, bijvoorbeeld als je met iemand aan het daten (sorry, ik vind het eigenlijk een verschrikkelijk woord, maar ik weet er geen ander woord voor) bent. Vindt hij/zij me leuk of is het alleen vriendschappelijk?
‘Ja, maar als iemand je kust, dan vindt diegene je toch leuk?’ zal je misschien zeggen. Nee, ben ik niet met je eens. Sowieso heb je mensen die met jan en alleman zoenen en het kan ook pure lust zijn, in plaats van liefde. Dus dan moeten woorden van de ander je verlossen van de twijfels.

Je hebt ook mensen, je kent ze vast wel (waarschijnlijk ben jij ook zo af en toe), die honderd procent zeker weten dat iemand zus en zo in elkaar zit.
‘Ja, dat meisje is zo zeker van zichzelf, moet je die arrogante blik zien.’
Maar zoals ik al zei, is dat alleen non verbale communicatie. En om zekerheid te hebben, moet er ook verbale communicatie zijn. Natuurlijk is het de vraag of taal als medium überhaupt niet tekort schiet, maar dat is weer een ander verhaal.

Lastig zijn ze toch. Mensen.

Wanneer heb jij iemand verkeerd ingeschat of begreep iemand jou niet?