Posts tagged ‘lief’

november 1st, 2014

Noem je me nou dik?

IMG_20141101_220745

Als je weet dat je over een week een kat krijgt (wat je al jaaaaaaaren wil), dan kan ik een week héél lang duren. Ein-de-lijk konden we de poes ophalen: Dikkie (ja, eerst heette ze Tonka, maar wij noemen haar liever Dikkie, al noem ik haar vooral lieverd, lieffie, schatje, gekkie, eigenlijk zoals ik Jeroen ook altijd noem).

Ik heb zelfs nachtmerries gehad. Dat ze bij ons kwam en helemaal agressief werd, ons niet lief vond. Onbegrijpelijk uiteraard, want wie vindt mij nou niet lief? Maar toch. Je weet maar nooit.

In de auto miauwde ze af en toe klagelijk, maar ze hield er eigenlijk vrij snel mee op als ik ‘Rustig maar, lieverd, we zijn bijna thuis.’ riep met een hoog stemmetje. Eenmaal binnen in het huis kroop ze meteen onder de kachel, maar tot mijn verbazing, toen ik wat water voor haar neerzette, begon ze een hele wandeling in het huis. Alles werd besnuffeld en voorzien van haar geur, inclusief ikzelf.

Op dit moment ligt ze in de tvkast eigenwijs te zijn. Geen zin in snoepjes, geen zin in speeltjes. Maar dat geeft niet, Dikkie. We gaan heel goed voor je zorgen.

Tags:
juni 13th, 2013

De kattenfluisteraars van Oegstgeest en Leiden

‘POESSIEEEEEEEEE!’
Jeetje, wie maakt er toch zo’n lawaai in Oegstgeest?
‘Poessie, kom eens hier! Kom maar, poessie.’
Jeetje, ook nog op zo’n hoog, kinderachtig toontje.
‘Wie is er een lief poesje? Ja, jij bent een lief poesje.’
Het is Laura de kattenfluisteraar met haar vriend.

Als ik een kat zie, ben ik als een kind zo blij. Ik ren niet op ze af als een kleine kleuter (mijn vriendje wel, waardoor ze alleen maar wegrennen), maar ga op mijn hurken zitten en beweeg mijn duim tegen mijn wijsvinger, terwijl ik een soort klikkend geluid maak. Niet dat het helpt, maar ik denk van wel.
‘Awwwwwww.’ zeg ik tegen mijn vriend.
‘Awwwwwww.’ zegt hij terug.
‘Wat een lieve kat!’ kirren we in koor.

We zijn allebei van mening dat een vriendin van ons die in hetzelfde gebouw als ik woont een kat moet nemen. Een blauwe Britse korthaar. Ja, zij en niet ik, want ik ga mooi die troep niet opruimen. Bovendien woont zij alleen en ik niet. Mijn vriend en ik vinden het allebei een goed idee, maar zij helaas nog niet. Maar dat komt wel goed.

In de tussentijd lopen we gewoon wel ‘Awwwwww, lief poessie!’ roepend op straat.

(voor de rest zijn we overigens heel normaal)

december 5th, 2012

Zo’n bui: ik vind iedereen zo ontzettend lief

Ik weet niet of ik de enige ben, maar soms heb ik zo’n bui. Een ik vind iedereen zo ontzettend lief-bui. Toegegeven, ik heb vaker een ik vind iedereen zo ontzettend stom-bui, maar laten we hier vooral een leuk blogje van maken. Ik zal vertellen hoe je hem (de eerste bui dus) kunt herkennen.

Dit zijn de symptomen:
– Iedereen willen knuffelen.
– Een raar gevoel in je buik (ook wel blijheid geheten).
– Een constante glimlach op je gezicht.
– Tegen iedereen willen zeggen hoe lief je ze vindt (ja, ook tegen de postbode, ook al weet je niet eens hoe die eruit ziet, maar zooooo ontzettend lief dat hij elke dag de post bezorgt).
– Schrik niet als je hart harder gaat kloppen, dat hoort er allemaal gewoon bij!

Zoals je ziet, heeft de ik vind iedereen lief-bui veel overeenkomsten met die ene rare ziekte, verliefdheid heet het geloof ik, maar pas op: het is niet hetzelfde! In dit geval vind je ie-de-reen lief, niet alleen die ene leuke jongen of dat lieve meisje.

Misschien word je er een beetje bang van, maar dat is nergens voor nodig. Net zo plotseling als het gekomen is, gaat deze bui voorbij. En dan is alles weer normaal. Totdat de volgende bui om het hoekje verschijnt…

Tags:
juli 15th, 2012

Laura’s liefdesletteren: mijn eigen toekomst

Ik wil vaker fictie schrijven en daarom heb ik dit onderdeel in het leven geroepen. Verhaaltjes over – je raadt het al – liefde. Omdat liefde fijn is. En stom. En raar. En bijzonder. Allemaal tegelijk.

***

Ze zaten op een bankje in het park. Zij kneep haar ogen dicht tegen de zon. Hij zat verscholen achter de krant van vandaag.
‘Zullen we zo een bakkie doen?’ vroeg ze.
De krant ritselde en ik hoorde zijn zwaar stemgeluid.
‘Nel, ik heb de krant nog niet uit. Dat zie je toch?’
Zij knikte. Ja ja, dat was ook zo. Terwijl hij het economisch nieuws las, bekeek zij haar handen. De rimpels vormden een weg van de ene vinger naar de andere en lieten daarbij een spoor van pigmentvlekken na. Ze schudde haar hoofd alsof ze niet kon geloven dat dit toch echt haar handen waren.
‘Anna komt morgenmiddag langs.’
Hij humde van ‘Ja, ja.’ Zij glimlachte en dacht aan de kleinkinderen.
‘Niet vergeten gebak te halen voor bij de koffie.’
Hij deed zijn krant even omlaag, zodat ik zijn grijze haren kon zien. Of wat er nog van over was.
‘He nee, Nel. Je verwent die kinderen teveel.’
Er verscheen een ondeugend lachje op haar gezicht.
‘Maar dat vind ik juist zo leuk.’
Een twinkeling in zijn ogen.
‘Dat weet ik toch.’
Hij pakte haar hand en drukte er een kus op. Ze giechelde als een jong meisje. Hij las de krant uit en daarna stonden ze op. Gearmd schuifelden ze stapje voor stapje het park uit, om gebak te halen. Ik keek ze na en hoopte dat ik net mijn eigen toekomst had gezien.